Mogelijke behandeling depressie door diepe hersenstimulatie

Getty Images

Wetenschappers van het Maastricht UMC+ hebben een beïnvloedbaar hersengebied ontdekt dat een belangrijke rol speelt bij humeur en stemming. Eerste experimenten wijzen uit dat stimulatie van deze plek in het brein een mogelijke remedie is tegen depressie.

Behandeling van depressie bestaat onder meer uit medicatie, elektroshocktherapie en/of psychotherapie. Bij één op de vijf patiënten hebben deze behandelingen echter geen meetbaar effect en drie op de vijf reageert niet voldoende om symptomen te laten verdwijnen. Wetenschappers zijn daarom voortdurend op zoek naar nieuwe behandeltechnieken die wel werken tegen depressie.

Stemming beïnvloeden

Deep brain stimulation (diepe hersenstimulatie) is een innovatieve techniek, waarbij lokale gebieden in de hersenen worden gestimuleerd met behulp van elektrische prikkels. "Tot op heden is deze methode slechts beperkt succesvol gebleken bij depressie", zegt Yasin Temel. De Maastrichtse neurochirurg is gespecialiseerd in diepe hersenstimulatie en past deze methode onder andere effectief toe bij patiënten met de ziekte van Parkinson.

Temel: "Om deep brain stimulation effectief toe te kunnen passen bij depressie, moeten we eerst weten waar zich in de hersenen het gebied bevindt dat stemming optimaal kan beïnvloeden. Dat stukje brein lijken we nu gevonden te hebben."

Gelukshormoon

Het hersengebied waar het over gaat, heet de ventromediale prefrontale cortex. Deze specifieke plek in het brein is bij alle zoogdieren aanwezig en is onder andere betrokken bij het nemen van beslissingen en bij emotionele reacties. Stimulatie van dit gebied blijkt een positief effect te hebben op het humeur. Zo worden onder andere de hersencellen beïnvloedt die het 'gelukshormoon' serotonine produceren.

"Met name voor mensen bij wie alternatieve therapieën niet werken om de symptomen van een zware depressie te verlichten, zou deep brain stimulation in de toekomst een mogelijke uitkomst kunnen bieden", aldus Temel.

De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in Translational Psychiatry.

Bron 
  • Maastricht UMC+