Winter in hartje Ardennen

Getty Images

Dichtbij en toch heel anders: de Belgische Ardennen. Ferry Mingelen geniet er van de rust, stilte en zuivere lucht.

Een Vlaamse gaai, de wachter van het bos, vliegt schreeuwend tussen de boomtoppen weg wanneer ik het pad insla. Daarna is het doodstil. Er hangt een speciale sfeer tussen de donkere, bemoste stammen – alsof de dieren hun adem inhouden en mij vanachter bomen en struiken begluren. Het is al laat in de middag, een ijle avondnevel hangt over de Ardense hellingen. Voorzichtig loop ik verder, zonder lawaai te maken. Dan opeens: luid gekraak, brekende takken. Ik blijf stokstijf stilstaan.

Een diesel met turbo

Nog geen tien meter verderop breken drie everzwijnen met fors geweld door het lage struikgewas. Een fors mannetje, gevolgd door twee wat kleinere zeugen. Ik moet ze tijdens hun maaltijd hebben opgeschrikt. Mijn hart bonst in mijn keel. Je wil niet door een volwassen zwijn worden aangevallen. Gelukkig hebben zwijnen slecht zicht. Ze merken me niet op, maar verdwijnen met grote snelheid aan de overkant van het pad tussen de donkere sparren.

Everzwijnen zijn niet erg zeldzaam, zeker niet in de Ardennen, maar ze blijven indrukwekkend met hun zwarte gedrongen lijf, borstelige vacht, forse spitse snuit met de krullende slagtanden en vooral de woeste kracht waarmee ze zich door het struikgewas boren – een diesel met turbo. Normaal zie je ze nooit van zo dichtbij. Maar het is hartje winter en er zijn geen wandelaars, behalve ik dus.

everzwijn

'As cold as a Belgian night'

Mist, regen, sneeuw, strenge vorst: het kan allemaal, hartje winter in de Ardennen. De Belgische heuvels zijn de eerste echte hindernis voor de wolkenvelden rucht. Niet voor niets gebruikte Hitler de codenaam ‘Herbstnebel’ voor zijn Ardennen-offensief in de winter van 1944-’45. Troepen raakten de weg kwijt, vliegtuigen konden niet opstijgen en de temperaturen daalden tot ver onder het vriespunt. ‘As cold as a Belgian night’ werd een bekende uitdrukking onder Amerikaanse militairen.

Voordeel van de winter is dat er weinig mensen zijn. Warme kleding en een regenpak doen de rest. Dus vertrek ik op een grauwe februaridag voor een klein weekje wandelen langs de GR 14, een 215 kilometer lange wandelroute van Malmedy in België naar het stadje Sedan in Noord-Frankrijk. Ik ga zo’n 100 km van de route lopen: van Tenneville naar Bouillon, diep in de zuidelijke Ardennen.

Ansichtkaart

Het plezier begint al met de reis ernaartoe, in de trein vanaf station Hollands Spoor in Den Haag: koffie, krantje, croissantje. De trein rijdt zowaar op tijd en via Brussel Centraal ben ik binnen drie uur op station Luik-Guillemins. Dat station is op zich al een belevenis. Ik stap uit in een soort ruimteschip: een lichte, hoge, honderden meters lange constructie van staal, glas en wit beton. De bouw liep drie jaar en miljoenen euro’s uit – je vraagt je af waar ze het van betalen – maar Luik heeft wel waar voor haar geld. Vanuit de open zijkanten ligt de stad erbij als op een ansichtkaart.

Wildwestfilm

Met een boemeltrein reis ik door naar Marche-en-Famenne, langs snelstromende beken, hoge grijze rotsen en kleine Ardense dorpen, met stationnetjes waar je zo een wildwestfilm kunt draaien. Marche, waar ik zal overnachten voordat ik aan mijn tocht begin, is een vriendelijk stadje met een beladen verleden. Don Juan (niet de rokkenjager, maar de Spaanse landvoogd van de Nederlanden) sloot hier in 1577 met de Staten-Generaal van Holland het Eeuwig Edict, dat tot het vertrek van de Spaanse troepen moest leiden. Eeuwig bleek, zoals vaak in de politiek, relatief, want nog geen vijf maanden later ging de oorlog weer door.

ardennenwinter

'Uw hotel zei dat het goed was'

Een taxi brengt me de volgende ochtend naar mijn startpunt Tenneville, waar de GR 14 de snelweg A4 kruist. Geen zin om eerst een uur langs de snelweg te lopen. Na ruim een kwartier zijn we er. “70 euro”, zegt de taxichauffeur. Dat is even slikken. “Ik moest van ver komen, uw hotel zei dat het goed was.”

Ik weet het, er zijn weinig taxi’s in deze streek, en op een plek langs de snelweg heb je weinig te kiezen. Snel vergeet ik mijn ergernis. Door berijpte velden met weidse uitzichten klim ik omhoog. De GR 14 loopt hier dicht bij de Barrière de Champlon, met 539 meter een van de hoogste heuveltoppen in deze streek. Het vriest licht, de hemel is bleekblauw, de sneeuw schittert in de ochtendzon en knarst onder mijn schoenen. Hoezo slecht weer?!

Verlaten paden en donkere bossen

Wat een heerlijk begin van mijn vijfdaagse tocht door het hart van de Ardennen, in de middeleeuwen nog deel van immense wouden die zich uitstrekten van Parijs tot aan de Rijn, waar Europese bizons, bruine beren en wolven rondtrokken. Door ontbossing zijn die wouden grotendeels verdwenen. Herbebossing met sparren en beuken volgde, maar de houtproductie is nog steeds een belangrijke activiteit.

Logisch, maar de gevolgen zijn af en toe wel om te huilen. Kale hellingen, een slagveld van gevelde bomen, omvergetrokken stronken, afgeknapte takken, de aarde omgewoeld alsof een heftige strijd heeft plaatsgevonden.

Gelukkig is er van de wouden in dit deel van de Ardennen nog wel veel overgebleven. Urenlang loop ik over verlaten paden door donkere bossen, langs snelstromende beekjes. Het water staat hoog, er is veel sneeuw gevallen. Soms ga ik haast onderuit, de stroompjes die het pad kruisen zijn in spiegelgladde ijsbanen veranderd. Bosjes zwarte elzen en esdoorns staan tot hun knieën in het water, zware ijsklonten vastgekoekt aan de onderste takken.

'Er gaat over een uur wel een bus'

De schrale winterzon staat laag boven het water. Ineens zie ik een zwarte vogel langsscheren met een opvallend witte borst. Verderop landt hij op een steen in de beek. ’t Is niet waar: eindelijk de vogel waar ik al zo lang naar uitkijk! Een waterspreeuw! In ons land zie je hem zelden.

Na een lange vermoeiende dag wandelen kom ik in de namidddag aan in Saint-Hubert. Mijn hotel in de Rue des Ardennes lonkt. Maar niemand in het centrum kent het adres. Vreemd. “Mais non! Dat is in Poix, een deelgemeente vijf kilometer van hier! Er gaat over een uur wel een bus”, zegt de mevrouw van de VVV meelevend.

Zo sta ik moe en koud te wachten in een verlaten bushokje, waar ogenschijnlijk al jaren geen mens meer is ingestapt. Moet ik dan toch nog dat hele eind gaan lopen? Ik baal, maar ten onrechte, want precies volgens schema, om 17.17 uur, arriveert de bus, die met mij als enige passagier naar Poix rijdt. 

winter

Sukkel

Als je verkeerd loopt in de Ardennen heb je een probleem, want openbaar vervoer is er weinig. Met alle bordjes en tekens op de bomen moet je wel een sukkel zijn om te verdwalen – maar zo’n sukkel ben ik dus. Ik ben al uren op weg naar het dorpje Our, gelegen aan het gelijknamige riviertje.

Het is bekend om zijn middeleeuwse pelgrimskerk met een opvallende getrapte torenspits. Die spits heb ik al een tijdje in het zicht, als tot me doordringt dat het een heel andere kerktoren is. Vertwijfeld kijk ik op mijn kaart. En dan zie ik het: in het vorige dorp, Lesse, heb ik de verkeerde rivierarm gevolgd. Wat nu? Twee uur teruglopen naar Lesse, en dan alsnog twee uur over het goede pad?

Het is al laat in de middag en Waalse dorpen zijn rond dit tijdstip vrijwel uitgestorven. Ik zie slechts één man op straat. In mijn beste Frans knoop ik een gesprek aan. Laat het nou net een landgenoot zijn (“Goeiedag meneer Mingelen”) die mij heel behulpzaam met zijn auto weer op het rechte pad brengt…

Nederlanders

In Smuid, een prachtig dorp van niks met 180 inwoners, ontmoet ik tot mijn verbazing nog meer Nederlanders: de familie Schut, sinds 1997 eigenaar van de 17de-eeuwse Hostellerie des Tilleuls. Dochter Naomie deed de hotelschool en werkte in het vijfsterren Amstel Hotel in Amsterdam.

“Toch mis ik de stad en het Amstel Hotel helemaal niet”, zegt ze. “Daar moest alles volgens het boekje. Hier is niet zo’n stress. De mensen hebben de tijd, je maakt een babbeltje en voor je het weet ben je een uur verder. Hier wil ik wel oud worden.”

kasteel

Godfired van Bouillion

Langs dorpen als Mogimont en Sensenruth gaat de tocht verder naar Bouillon. Het is nu echt Ardens weer: de mist hangt laag, ik kan geen 25 meter vooruit zien. In het Forêt de ­Menuchenet duiken door de mistflarden heen de ruïnes op van een eeuwenoude versterking met aarden borstweringen en afgebrokkelde muren.

Het is het Château-Le-Duc, waar voorvaderen van Godfried van Bouillon in de 9de eeuw hun toevlucht zochten voor de invallende Noormannen. Een verlaten oord met een naargeestige sfeer.

In een lus van de rivier Semois kijk ik later uit op het levendige stadje Bouillon en de échte burcht van Godfried van Bouillon, de leider van de eerste kruistocht naar Jeruzalem. Een burcht zoals een burcht moet zijn: hoog gelegen boven de rivier, met torens, kantelen, ijzeren hekwerken en steile muren.

Mijn hotel ligt ditmaal wél bij het centrum, en heeft zelfs een speciaal programma voor vermoeide wandelaars: Chinese voetreflexmassage. Helaas heeft díe medewerker net een vrije avond.

Tips van Ferry

  • “Stevige hoge wandelschoenen zijn vereist. De route is in de winter af en toe lastig te belopen door ijsvorming op de paden. Ook ligt er zware modder als gevolg van regen, gesmolten sneeuw en bosbouw.”
  • “Voor deze paden zijn wandelstokken wel erg handig. Ik heb er steeds met twee gelopen.”
  • “De route is over het algemeen goed aangegeven met rood-wit-markering.”
  • “Hoogteverschillen zijn beperkt: je stijgt en daalt tussen de 200 en 500 meter.”
  • “Het weer in de winter varieert. Het kan vriezen of dooien. De temperaturen zijn overeenkomstig.”
  • “Adressen om onderweg te overnachten staan in de gids GR 14: Sentier de l’Ardenne. Soms liggen hotels een beetje buiten de route. Bestel een taxi wel ruim van tevoren, want die zijn er niet veel in deze regio.”
Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine