Hoe groener, hoe beter

Getty Images

Met een paar groenblijvers en struiken die in de winter bloeien, heb je ook de komende maanden een tuin om van te genieten. Vogels en andere dieren zullen er blij mee zijn.

Bomen en struiken die het hele jaar door groen blijven, ­worden geassocieerd met onsterfelijkheid. Het is niet voor niets dat we een groenblijvende kerstboom ons huis binnen halen in plaats van een bladverliezend ­beukenboompje. In iedere tuin zou je een aantal groenblijvers moeten planten, ­omdat het belangrijk is dat een tuin in de winter niet volledig instort maar dat er een minimum aan vorm behouden blijft. Groenblijvers zijn er genoeg, om te beginnen bijna alle coniferen. Taxus, of het nu een haag is of een vrijstaande boom, geeft de wintertuin cachet. Het mooie van taxus is ook dat je de boom zonder bezwaar een kopje kleiner kunt maken als hij te groot wordt; geen conifeer die je zo drastisch kunt snoeien als de taxus.

Handiger is het misschien coniferen te planten die geen snoei nodig hebben omdat ze zó langzaam groeien dat ze nooit te groot worden. Dwergconiferen – zo heten die langzame groeiers – hebben vaak onuitspreekbaar ingewikkelde ­namen. Wat te denken van ­Chamaecyparis obtusa ‘Nana ­Gracilis’, een kleine naaldboom die met het ouder worden een steeds interessantere vorm aanneemt. Na verloop van tijd heb je een levend beeldhouwwerk in groen. Ook ­onder de jeneverbessen heb je karakter­volle variëteiten. Veel coniferen doen het trouwens goed op arme zandgrond; nergens zie je zoveel coniferen als in tuinen op de Veluwe.

Knoppen in de winter

Maar in de tuinwereld tref je ook uitgesproken coniferenhaters. Voor hen zijn er voldoende andere mogelijkheden. De heidefamilie bijvoorbeeld. Die telt nogal wat evergreens, waaronder de rododendron, de ­pieris en de kalmia. Rododendrons heb je in alle soorten en maten, van kruipers van nog geen 10 cm hoog tot metershoge reuzen. Het zijn er te veel om op te noemen, maar als ik één rododendron zou moeten kiezen, dan zou dat Rhododendron yakushimanum zijn, met mooi gegroefd blad dat van onderen bedekt is met een ­kaneelkleurige viltlaag. De bloemen zijn roze in knop en wit als ze ­opengaan, net als appelbloesem. Deze rododendron, die door zijn fanclub liefkozend ‘yak’ wordt ­genoemd, wordt zo’n anderhalve meter hoog. Het aardige van zijn familieleden ­kalmia en pieris is dat hun bloemknoppen de hele winter zichtbaar zijn. Zelfs op de donkerste dagen zijn ze vol belofte. Pieris bloeit met witte klokjes aan opstaande trossen; kalmia (een struikje dat ook wel berglaurier wordt genoemd) bloeit vroeg in het jaar met roze schermen. Rododendron, pieris, kalmia en alle andere planten uit de heidefamilie kunnen niet tegen kalk en moeten in zure grond staan. Plant ze niet aan in Zuid-Limburg en ook niet op kalkrijke zeeklei.

Getty Images

Overweldigend zoet

Echte winterbloeiers zijn er niet veel, maar toch zijn er wel een paar voorhanden. De meest flamboyante is de camellia. Dertig jaar geleden was dat nog een exclusieve kuipplant die in een serre of kas moest overwinteren. Totdat men ontdekte dat de camellia winterhard is. Nu vind je deze struik op iedere markt en zelfs in de supermarkt; geen struik die zo snel van exclusief naar ordinair is gekelderd. De camellia zelf mag dan winterhard zijn, de bloemen zijn dat niet: één nachtvorst tijdens de bloei en het hele spektakel is bedorven. Vooral de witte variëteiten kunnen er zielig uitzien als de bloemen door een nachtvorst bruin zijn geworden. Wat dat betreft kun je beter een rode camellia planten, dan valt dat bruin minder op. Nog een winterbloeier: winter­jasmijn. Hij begint vaak al in de herfst en bloeit met zwavelgele bloemen. Als het gaat vriezen, houdt de bloei op, maar bij dooi gaat hij gewoon weer verder. Sarcococca is een groenblijvend heestertje dat in de wintermaanden een overweldigende zoete geur ­verspreidt. De bloemen stellen niet veel voor. Je ruikt de Sarcococca eerder dan dat je hem ziet. Sarcococca confusa is de meest winterharde soort. Het is geen harde groeier: na tien jaar is een struikje ongeveer een meter hoog. Sarcococca houdt van schaduw.

Getty Images

Roze trossen op kaal hout

Ook de viburnum is een betrouwbare winterbloeier. Viburnum tinus bloeit vaak al in december. De geur van deze struik valt tegen. ‘Zweetvoeten’ is een adequate omschrijving. Ook het blad is niet echt sprankelend. Het lijkt alsof er altijd een stoflaag op ligt. Wat dat betreft is Viburnum farreri een vrolijker keuze. Deze struik bloeit tegen het einde van de winter met roze bloemtrossen aan het kale hout. De geur is fris en zoet.

Romke van de Kaa over zijn tuinervaringen

Winterprei
In de herfst ziet mijn moestuin er vaak nog goed gevuld uit. Groenten zijn in het ­najaar mooi om te zien. De peterselie is nog niet bevroren en ook de selderij staat er opgewekt bij. Winterpostelein groeit keurig in rijtjes en de boerenkool kan nog flink uitgroeien nu hij niet meer door de rupsen van het koolwitje wordt belaagd. Sla en andijvie kunnen best een nachtvorstje verdragen en zelfs rucola kun je meestal nog tot Kerstmis plukken. Helaas willen de meest decoratieve ­kolen – zoals groene kool en savooiekool – bij mij niet groeien: de grond is te zuur. Maar boeren­kool en rodekool zijn ook mooi om naar te kijken, en die doen het iets beter. En ­natuurlijk kun je op de markt altijd nog ­speciale sierkolen kopen die je kunt opeten als je erop uitgekeken raakt. Mijn favoriete wintergroente is prei. Niet alleen omdat je er lekkere gerechten mee kunt maken, maar ook omdat de staalblauwe planten in de winter stevig overeind ­blijven staan. Zelfs in de siertuin zouden ze geen gek figuur slaan. Alleen jammer dat ze ­tweejarig zijn, zodat je ze steeds opnieuw moet zaaien. Mijn lievelingsgerecht met prei komt uit een Italiaans kookboek en heet sformato di porri, een soort puddinkje van prei met room, Parmezaanse kaas en ei. Calorierijk en heerlijk. Maar of de duvel ermee speelt: bij ons thuis komen we altijd op het idee om dit gerecht te maken als de vorst diep in de grond zit. Dus als u zich afvraagt wat die man met een gieter doet in de winter: daarin zit gloeiendheet water om de grond te ontdooien en zijn prei uit de grond te kunnen krijgen.

Getty Images

Groene vraag: Elke maand beantwoordt Romke de tuinvraag van een Pluslezer.

Ons tuincentrum verkoopt geen chemische onkruid­bestrijders meer. Wat nu?
Chemische onkruidbestrijders zijn straks ­alleen nog op de zwarte markt te krijgen. Dat vraagt om een andere aanpak.Een ­makkelijke ­manier om onkruid te bestrijden is branden. Met een soort vlammenwerper schroei je het onkruid weg. Dit werkt goed voor eenjarige planten, maar vaste ­onkruiden zoals paardenstaart, winde en ­zevenblad komen steeds ­terug. Er bestaan ook biologisch afbreekbare onkruidbestrijders­, meestal op basis van vetzuren die de plantencellen aantasten. De werking van deze middelen is redelijk, maar echt lastige onkruiden bieden toch behoorlijk wat weerstand. Afdekken met zware landbouwfolie, dekzeil of oude tapijten kan ook, maar mooi is anders. Bovendien moet je het dek soms wel een jaar laten liggen. Je kunt de zaak in de tussentijd wel maskeren met een laag cacao­doppen of gecomposteerde boomschors. Een mulch­laag van schors houdt sowieso aardig wat onkruid tegen. Kortom: in de toekomst gaan we waarschijnlijk terug naar aloude ambachten zoals ­wieden en schoffelen. Maar misschien ­kiezen we dan toch liever voor grote tegels op het terras dan voor de voegenkrabber.