Borstzelfonderzoek

Regelmatig borstzelfonderzoek is belangrijk om borstkanker vroegtijdig te ontdekken.

Veel te vaak wordt borstkanker pas ontdekt nadat de ziekte zich naar andere lichaamsdelen heeft verspreid. Regelmatig borstzelfonderzoek is een belangrijk middel om de ziekte vroegtijdig te ontdekken.

De borsten van een vrouw bestaan voornamelijk uit vetweefsel en borstklieren. De borstklieren voeren vocht af in de melkgangen, die een verbinding vormen tussen de klieren en de tepel. Tijdens zwangerschap zwellen de borstklieren, zodat productie van melk kan plaatsvinden. De borstklieren zijn ook de plek waar borstkanker meestal begint.

U moet elke maand op een vaste dag borstzelfonderzoek doen, direct na uw menstruatie. De eerste stap is visuele inspectie: ga met uw handen op de heupen voor een spiegel staan. Kijk naar uw borsten en let daarbij vooral op huidveranderingen (roodheid, zwelling, rimpeltjes) en veranderingen van de tepel (kerfjes, schilfertjes, vochtafscheiding). Houd dan uw handen boven uw hoofd en controleer nogmaals op veranderingen in het uiterlijk of de vorm van uw borsten.

Voor de volgende twee onderzoekstappen zijn er drie gangbare methoden. Ze zijn alle drie effectief, maar u kunt ze alle drie uitproberen om te kijken welke voor jou het gemakkelijkst is. Welke methode u ook kiest, het doel is de hele borststreek te bevoelen (palperen), rechtop staand/zittend en achterover liggend, om te ontdekken of er sinds de vorige maand iets is veranderd. De borst moet bij het palperen zacht en glad aanvoelen als u erop drukt, net als een extra stevig bedkussen.

De zogenaamde lijnmethode voor het palperen van de borst is met de zachte onderkant van uw drie middelste vingers verticaal over de borstzone te strijken, vanaf de okselstreek naar beneden, tot onder de borst. Schuif uw hand een stukje opzij en strijk langzaam weer naar boven. Herhaal deze handelingen totdat de borst- en okselzone helemaal is onderzocht.

Bij de zogenaamde cirkelmethode strijkt u in een cirkelbeweging met de drie middelste vingers, beginnend bij de buitenrand van de borst en langzaam in cirkels naar de tepel toe werkend. Vergeet niet ook de okselzone en het bovenste deel van de borstkas te controleren.

De laatste palpatiemethode is het bevoelen van de borst in wigvormige delen. Strijk met de drie middelste vingers vanaf de buitenrand van de borst naar de tepel. Ga terug naar de buitenrand en controleer het volgende wigsegment van de borst. Herhaal deze handeling totdat de hele borst is gepalpeerd. Vergeet ook hier de oksel en de bovenborst niet.

Als u veranderingen constateert of een knobbeltje ontdekt dat aanvoelt als een klein hard steentje, moet u zo gauw mogelijk contact met de huisarts opnemen. Onthoud dat borstzelfonderzoek moet worden gecombineerd met klinisch borstonderzoek door een arts, en ook met röntgenonderzoek van de borst als uw dokter dat adviseert.

Auteur