Wat u zou moeten weten over osteoporose

In gesprek met professor Willem Lems

Getty Images

Een op de drie vrouwen boven de 55 jaar krijgt osteoporose (botontkalking). Van de mannen krijgt één op de acht de aandoening. Osteoporose wordt ook wel een sluipende ziekte genoemd. Heel veel mensen weten niet dat ze het hebben. Hoe kunt u het herkennen? Wij vroegen het professor Willem Lems.

Hoe weet u dat u osteoporose heeft?

"Een dokter wil niet overbehandelen, maar wil osteoporose ook zeker niet missen.  Het is een sluipende ziekte.  Daarom hebben we vorig jaar vanuit het CBO (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg) een lijstje gemaakt waarmee dokters, maar ook mensen zelf, kunnen bepalen of er sprake is van een verhoogd risico op osteoporose. Dat lijstje is echt super simpel."[ITEMADVERTORIAL]

Risicofactor Risicoscore
Gewicht 1
Leeftijd > 60  jaar    1
Leeftijd > 70 jaar (score van 60 niet meetellen) 1
Eerdere fractuur na 50e levensjaar 2
Heupfractuur bij een ouder    1
Verminderde mobiliteit    1
Reumatoïde artritis 1
Meer dan 1 keer vallen laatste jaar 1
Bepaalde aandoening of situatie (secundaire osteoporose) 1
Gebruik van glucocortioïden (is prednison >3 maanden; 7,5 mg/dag) 4

"Het verhoogde risico geldt vooral voor mensen boven de 60 jaar. Als zij een of twee punten van het lijstje hebben is er vaak niets aan de hand, maar bij vier of vijf punten is het verstandig om naar de dokter te gaan. Ik raad ze dan aan om het lijstje mee te nemen en te vragen om een botdichtheidsmeting (DXA)."

Er zijn geen lichamelijke aanwijzingen voor osteoporose?

"Osteoporose komt natuurlijk ook vaak boven tafel als iemand iets breekt. Stel je bent een vrouw van 55, je valt voorover en je breekt je pols. Dan vindt vaak geen botdichtheidsmeting plaats, terwijl dit wel zou moeten. Gelukkig wordt het wel steeds beter. Ik vind dat iedereen boven de 50 jaar met een botbreuk een DXA-scan verdient.

Ook als mensen flink korter worden – 5 centimeter of meer – dan is de kans groot dat er sprake is van osteoporose."

Wanneer krijgt u de diagnose?

"Er zijn twee groepen patiënten bij wie we de diagnose osteoporose stellen. Dat zijn allereerst de mensen bij wij we een lage botdichtheid vinden, een T-score van -2,5 of kleiner uit de botdichtheidsmeting. De tweede groep – en dat is nog vrij nieuw – zijn mensen met een wervelinzakking.

Daarvoor is nieuwe apparatuur ontwikkeld. Vaak kan de wervelhoogte met hetzelfde apparaat als de botdichtheid worden bepaald.  Als we een inzakking vinden, spreken we ook van osteoporose. Deze meting staat ook wel bekend als Vertebral Fracture Assesment (VFA).  Nog niet alle ziekenhuizen beschikken over de apparatuur.

Een wervelinzakking kan samengaan met een lage botdichtheid, maar hoeft niet. Patiënten met ernstige osteoporose – vooral vanuit een wervelinzakking – kunnen een flink stuk korter worden. Soms wel 5 tot 15 centimeter. En dat kan, als je bijvoorbeeld iets uit een keukenkastje wilt pakken, heel vervelend zijn."

Wat gebeurt er na zo’n meting?

"Als u de diagnose osteoporose krijgt, starten we direct met behandelen. De standaardbehandeling voor osteoporose bestaat uit een geneesmiddel en een calcium- en vitamine D-supplement en duurt vijf jaar. De effectiviteit van osteoporosegeneesmiddelen is namelijk vooral voor een periode van vijf jaar onderzocht. De werkzaamheid na vijf jaar is minder bewezen.

Het is best moeilijk om vijf jaar lang medicijnen te slikken. De meeste patiënten ervaren weinig bijwerkingen, maar toch blijkt uit veel onderzoek dat de helft van de patiënten na een jaar gestopt is. En als u medicijnen niet neemt, dan werken ze ook niet."

Hoe houdt u patiënten dan gemotiveerd?

“Dat is een groot probleem. Daarom besteden we nu veel meer aandacht aan ‘follow-up’. De osteoporoseverpleegkundige kan daarbij een rol spelen. In veel ziekenhuizen zijn verpleegkundigen die extra tijd voor de patiënt hebben. Bij de huisarts vindt u ze ook, maar dan heet het praktijkverpleegkundige.

Een andere manier om patiënten te motiveren is om na twee jaar de botmeting te herhalen. Dan kunnen patiënten zien of de hoeveelheid bot toeneemt. Maar dat is lastig, want in twee jaar bouwt u eigenlijk niet zo veel bot op. Daarbij is er ook nog altijd de variatie van de meting. Dus hierover bestaat veel discussie.

De derde manier – zoals wij het hier in de VU doen – ziet u in steeds meer ziekenhuizen: we meten de mate van botafbraak in het bloed. Dankzij deze methode kunt u al na drie maanden zien of iemand zijn medicijnen slikt. Mijn eigen ervaring als dokter is daar heel positief over. Als u aan mensen kunt laten zien wat het effect is van de medicijnen is, blijven ze gemotiveerd. Dit is nog niet goed wetenschappelijk bewezen, maar ik heb echt het idee dat het helpt!"

Zijn patiënten na die vijf jaar genezen?

"Na vijf jaar doen we weer een botmeting. Als de botdichtheid dan boven de -2,5 (T-score) is, dan stoppen we met de geneesmiddelen. U moet dan wel calcium en vitamine D blijven slikken. Het is echter niet zo dat u genezen bent.

De behandeling richt zich op het voorkomen van botbreuken. Na vijf jaar behandeling is het risico daarop veel lager, vandaar dat de behandeling dan meestal (tijdelijk) wordt stop gezet. Patiënten krijgen dan vaak het advies om na drie of vier jaar weer eens terug te komen voor een botmeting. Sommigen zijn dan direct weer aan de beurt voor behandeling, terwijl anderen pas na zes of twaalf jaar weer geneesmiddelen moeten slikken.

Wanneer na vijf jaar uit de botmeting blijkt dat de osteoporose nog steeds ernstig is, gaan we nog een tijdje door met behandelen."

Professor Willem Lems is reumatoloog in het  VU medisch centrum en in Reade, beide in Amsterdam. Zijn belangrijkste onderzoekslijn is osteoporose bij reumatische ziekten. Daarnaast is hij een van de oprichters van en werkzaam bij de osteoporosepoli/fractuurpoli in het VUmc. Ook was Lems voorzitter van de werkgroep die in 2011 de CBO-richtlijn voor osteoporose herzag.