'Het succes van onze relatie? Harmonie. Juist bij stress'

Getty Images

Na een goede en succesvolle relatie van 27 jaar weet journalist Wim Spijkers zeker wat daarvoor de succesfactoren zijn.

Eigenlijk had ik me er al bij neergelegd. Het vinden van De Ware is tenslotte niet ­iedereen gegeven. Maar op een mooie Hemelvaartsdag, 27 jaar geleden, gebeurde het alsnog. Een klein wonder in hartje Rotterdam. Met krulletters staat het in mijn geheugen gegrift hoe ze daar, achter de bar van een populaire nachtdisco, professioneel haar ­studentenbaantje uitoefende.

Die ondeugende glimlach. De ­toverogen. Ze had op de valreep haar weekenddienst geruild. Het kon dus haast geen toeval zijn dat ik, 36-jarige Amsterdammer in den vreemde, juist op deze christelijke feestdag het dans-paleis onder de Willemsbrug betrad.

Er was direct sprake van chemie – ik wist niet dat ik het nog in me had. Verliefd en met haar telefoonnummer op een bierviltje keerde ik huiswaarts. Drie maanden later volgde onze Portugese ‘probeervakantie’ en in de nieuwe zomer woonden we samen in mijn hoofdstedelijke stulp.

Voor de volledigheid is het goed om te weten dat zij dertien jaar jonger is. Wat her en der een paar wenkbrauwen deed fronsen, maar daar bleef het bij. Het betekende wel dat mijn vlam in de beginfase van onze verkering eerst even moest afstuderen aan de kunstacademie – ze zou pas na twee, drie weken enigszins aandacht voor me hebben. En er was het besef dat ik al fulltime aan het werk was toen zij nog in groep 7 zat.

In de dagelijkse omgang viel van een leeftijdskloof nauwelijks iets te merken. Vrienden en bekenden vonden ons een prima setje. Met samenwonen hadden we allebei al ervaring, ik iets meer dan zij, en van fouten uit het verleden kon je alleen maar leren. De fysieke aantrekkingskracht was groot, onze gesprekken vielen nooit stil. Ik kreeg geen moment het gevoel dat we aan een onmogelijke relatie waren begonnen. Integendeel. Het leek warempel echte liefde. Maar het feit dat we sinds 28 mei 1992 een stel zijn, wil niet zeggen dat ik weet hoe je dat doet: een lange relatie onderhouden. Laat staan dat er een geheim te verklappen valt. Op verzoek van Plus waag ik desondanks een poging.

De cruciale test? ­Stress-situaties!

Waaruit bestaat het geheim van een zevenentwintig-en-een-half jaar durende relatie? Het is de goden verzoeken om daar – als zogenaamde ervaringsdeskundige – even wat slimme spreuken op los te laten. Je weet tenslotte nooit hoe het loopt. Waarom huwelijken kapseizen of juist onwankelbaar intact blijven wordt voortdurend wetenschappelijk onderzocht. Zowel psychologen als sociologen en neurologen buigen zich sinds de jaren vijftig over het hoe en waarom van het fenomeen partnerkeuze.

Lange tijd werd ‘tegenpolen trekken elkaar aan’ als hét succes-recept gepresenteerd. Uiteenlopende karakters zouden elkaar aanvullen en de boel avontuurlijk houden. Twee Amerikaanse professoren hebben al die honderden studies geanalyseerd om te ontdekken wat mijn vrouw en ik al lang wisten: hoe meer geliefden op elkaar lijken, des te kleiner is de kans dat ze zullen scheiden.

En inderdaad, wij denken over veel zaken vrijwel hetzelfde. Maakt niet uit of het de aanschaf van een nieuwe keukentafel, minderen met vlees eten of de verkering van onze puberzoon betreft. Er is slechts één smetje op die eensgezindheid: mijn vrouw heeft een abominabel slechte muziek-smaak. Ze zal het zelf als eerste toegeven. We zijn echter lang en breed de leeftijd gepasseerd dat zo’n makke de romantiek in de weg staat. Onze liefde spreekt voor zich, zolang we het niet vanzelfsprekend vinden.

Sowieso vallen onze conversaties zelden stil. Een pittige discussie voeren, af en toe ontploffen of een uurtje ruzie maken past ook in dat plaatje. Maar altijd afzoenen voor het slapengaan; dat is een ongeschreven huisregel. We leven volgens het harmoniemodel. Dat anderen om het minste of geringste willen scheiden, moeten ze lekker zelf weten. Het succes van een relatie, is mijn overtuiging, hangt af van de manier waarop je getweeën stress-situaties verwerkt.

Steun elkaar. Altijd

Lange tijd noemden we het onze Bill en Hillary-benadering, naar het voormalige presidentskoppel van de VS. In de eerste jaren van onze relatie kreeg mijn energievretende baan voorrang en zat zij ’s avonds – heel rolbevestigend – met de inderhaast gekookte maaltijd te wachten. Zij werkte ook, maar voelde zich niettemin verplicht om ons oudste zoontje van de crèche te plukken en eten te geven. Ik arriveerde vaak net op tijd om hem in bed te stoppen.

Toen mijn vrouw hoogzwanger was van nummer twee, zegde ik mijn net nieuwe baan op. Plompverloren. Omdat ik het niet meer trok. En toch heeft ze me die onbezonnen daad nooit echt kwalijk genomen. Haar carrière is sindsdien skyhigh gegaan, terwijl ik me als ‘kleine ­onverstandige’ met kantoor aan huis vestigde. Onze zonen werden door mij naar crèche, school of voetbaltraining vervoerd. En ik zorg nog steeds dat mijn lief direct aan tafel kan als haar drukke dag erop zit.

Hillary en Bill zijn in die wisseling van de wacht niet helemaal geslaagd, maar bij ons werkt het best aardig.

Goeie seks en intimiteit

Seks. Daar kan ik kort over zijn: zonder goeie seks waren we nooit aan elkaar blijven plakken. Het is echter de vraag wat je precies onder goeie seks verstaat. Misschien zijn wij – vergeleken met andere volhouders – al die jaren juist heel conservatief van bil gegaan. Hoe dan ook, inmiddels hebben we daar wat vaker vrede mee. De Kamasutra kennen we nu wel – aan ingewikkeldheden zoals De Brug, De Orchidee en De Grote Kruiwagen zijn we zelfs nimmer toegekomen.

Het is een cliché, maar naarmate de jaren verstrijken wordt intimiteit – elkaar aanraken, laten we het desnoods knuffelen noemen – minstens zo belangrijk als rillend van begeerte in de kroonluchters hangen. Het is eigenlijk een ideale levensfase: niets moet, laat het maar gewoon gebeuren.

Eeuwige huishoudelijke taken

Mijn vrouw appte laatst de nep­oproep: ‘2-daagse Cursus voor ­Pubers’. Met ‘Dag 1: Hoe ledig en vul ik de vaatwasser: stappenplan en diavoorstelling’. Direct gevolgd door de onderdelen ‘Toiletrollen: groeien ze zelf weer aan?’ en ‘Verschillen tussen de wasmand en de vloer’. ­Herkenbaar en hilarisch. Maar het zijn wél drie van de speerpunten in onze op dit vlak volledig mislukte opvoeding.

Het inruimen van de vaatwasser had ik dusdanig geperfectioneerd dat niemand anders het nog aandurfde. De twee overige, willekeurig gekozen cursusonderdelen zorgden tot voor kort – inmiddels zijn beide zonen uitgevlogen – voor de nodige spanningen. Ze staken ­amper een vinger uit.

In mijn hoedanigheid van kleine onverstandige met kantoor aan huis kluste ik doordeweeks bij als boodschappenman annex keukenprins. De taken die de jongeheren ten langen leste wel uitvoerden – tochtje naar de glasbak-zus, tafeldekken en afruimen-zo – kwamen na hun vertrek evenzeer op mijn bordje terecht.

Ter compensatie gaat mijn lieve ­carrièrevrouw, toch al niet zo’n stilzitster, in het weekend extra los. Moeilijke kookboeken komen tevoorschijn, markten en speciaalzaken worden afgestroopt om minstens twee dagen lang topgerechten op tafel te kunnen zetten. Tussendoor kruipt ze snel even achter haar naaimachine of geeft de lieverd de laatst vrijgekomen jongenskamer een nieuw likje verf. En jawel, we komen ook nog onder de mensen. Ik heb, kortom, geen reden meer tot klagen.

Vertrouw elkaar

Mijn vrouw en ik hebben beiden een lange geschiedenis in de tijdschriftenbranche. Op het moment dat we elkaar leerden kennen, was ik chef bij een weekblad. Vrij snel daarna ging zij aan de slag als styliste en moderedactrice, met alle fotoshoots in Zuid-Afrika of Miami die dat met zich meebrengt. Ook toen de jongens heel klein waren.

Bovendien moest ze beroepshalve naar alle modeshows in Parijs en Milaan. Terwijl ik thuis luiers verschoonde en flesjes gaf, ging zij na afloop met collega’s uit eten en op stap. Naar een discotheek in Le Marais of het feestje van een hippe Italiaanse designer, waar uiteraard ook veel hippe Italianen rondliepen. Of ik niet jaloers was, werd me herhaaldelijk gevraagd. Welnee, zei ik, want in de mode zijn bijna alle mannen gay.

En: voor overspel hoef je niet per se naar een vreemde stad, laat staan het buitenland te gaan. Inmiddels is de modewereld ietwat op de achtergrond geraakt, maar die overtuiging blijven we koesteren. Ze gaat nog steeds geregeld voor haar werk op reis. We zijn het gewend. Nooit jaloezie gekend, altijd vertrouwen gehad. En het weerzien blijft verrukkelijk.

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine