Actievoeren tegen de gemeente

Hoe kun je als ­onervaren actievoerder winnen van de gemeente? Na het onverwachte succes van ‘haar’ ­actiegroep legt Lenny Langerveld deze vraag voor aan Erik van Venetië (52), lobby-adviseur bij Berenschot Communicatie.

Wat deden we goed, wat deden we fout?

Het verbaasde mij dat onze actiegroep vanaf het allereerste begin een serieuze gesprekspartner was van de gemeente. Ik dacht altijd dat je een formele status nodig had, dat je een vereniging of stichting moest zijn.
“Dat hoeft niet. Het gaat er vooral om dat je serieus bent en gedegen overkomt. Wat je heel vaak ziet, is dat iedereen in het begin heel opgewonden is en ‘actie, actie’ roept. Na een paar weken verslapt de aandacht en valt zo’n groep vaak uit elkaar. Je moet dus ook een lange adem hebben.”

Maar voor de wethouder en gemeenteraad ben je toch alleen maar lastig? Zij hebben hun plannen al klaar en daar komt zo’n groepje bewoners stennis trappen.
“Dat is natuurlijk óók waar, maar nieuwe argumenten kunnen ze niet negeren. Als burgers een goed verhaal hebben, zijn overheden daar over het algemeen wel in geïnteresseerd.”

Onze actiegroep werd onderdeel van het ‘spel’. We hebben veel werk verzet: bewoners ondervraagd, de wijk in kaart gebracht, een haalbaarheids­onderzoek gemaakt.
“Je neemt de gemeente werk uit handen, dat is een fantastische succesformule. Ambtenaren ­hebben het altijd druk. Dus als ze klussen kunnen uitbesteden aan een goedwillende actiegroep die dat ook nog eens op een degelijke manier doet en met feiten en cijfers over de brug komt, dan is dat heel welkom. Hetzelfde geldt voor andere overheden. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is bijvoorbeeld óók blij als de Fietsersbond onderzoek doet naar fietspaden. Ze weten op het ministerie echt niet welke fietspaden schots en scheef liggen, daar hebben ze die belangen­organisaties voor.”

Dat is toch ook een ­risico?
Wij deden ons werk degelijk, maar we wilden maar één ding: bewijzen dat de plannen anders moesten. Objectief was het niet.
“Goede bestuurders prikken daar doorheen. Zij kunnen gekleurde informatie prima onderscheiden van objectieve informatie.”

Ik vond dat lobbyen vooral hard werken.
“Tja, modern lobbyen doe je er niet zomaar even bij. Je moet inspreken bij raadsvergaderingen, stukken plaatsen in de krant, zelf onderzoek doen… Het is een langdurig proces waar je met z’n allen veel werk in moet stoppen.”

Wij stuurden ook af en toe mailtjes naar de gemeenteraadsleden, via de griffie van de gemeente. Is dat goed?
“Als je het daar maar niet bij laat.”

Maar we kenden helemaal niemand. Ik kan toch niet zomaar bellen en zeggen: ‘Hallo, ik ben Lenny Langerveld, ik kom eens even bij u op de koffie.’
“Natuurlijk kan dat wél. Gemeenteraadsleden zijn volksvertegen­woordigers. Ze staan op de website van de gemeente. Als het goed is, kun je ze bellen. Sterker nog: je moét ze bellen. Als je in de gemeente iets wilt veranderen of tegenhouden, bel je een raadslid of de wethouder. Ik vind het heel gek dat mensen dat niet doen. Jullie zijn daar te schuchter in geweest..”

De ambtenaren hebben we wel een beetje over het hoofd gezien, denk ik achteraf. Zoals de ­projectleider. Die hadden we natuurlijk óók moeten bezoeken of uitnodigen.
“Ambtenaren zijn misschien wel het allerbelangrijkst. Wethouders en raadsleden komen en gaan, maar ambtenaren zijn de constante factor. Als de betrokken ambtenaar niet aan jouw kant staat, heb je een groot probleem, want hij is wel degene die de wethouder ­adviseert en de beslissingen voorbereidt. Zonder die steun moet je veel meer op de politieke lijn gaan zitten en het spel via de raadsleden spelen. Jullie hebben meteen die tweede lijn gekozen.”

Met onze verzoeken om informatie op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur (wob) hebben we de ambtenaren tegen ons in het harnas gejaagd. Was dat wel zo handig?
“Dat is het eeuwige dilemma: ga je met de ‘beslisser’ aan tafel zitten en in alle redelijkheid praten of ga je de strijd aan? Radicalen die zich vastketenen aan hekken zijn leuk voor de media, maar verpesten de relatie met de beslisser. Mijn conclusie is dat je ’t allebei moet doen: stille diplomatie én ludieke acties. Je schaakt bijna altijd op twee borden.”

Is lobbyen tegen iets wat al ­‘bestaat’ moeilijker dan zelf een onderwerp op de agenda ­plaatsen?
“Ja. Lobbyen is beïnvloeden. Als de standpunten al zijn ingenomen, is het moeilijker om daaraan te tornen. Wie zelf een onderwerp ‘uitvindt’, kan zich als lobbyist dat onderwerp toe-eigenen. Jíj vindt er de woorden voor en jíj bepaalt hoe het behandeld wordt. Die eerste klap is een daalder waard.”

Onze actiegroep stond geregeld in de plaatselijke krant. Hoe ­belangrijk is dat?
“Voor een actiegroep is het eigenlijk altijd goed om in de krant te komen; je onderstreept er je bestaan mee. Maar er zit misschien toch een addertje onder het gras. Je moet je altijd afvragen wat het effect is van media-aandacht. Je kunt er slapende honden mee wakker maken, want je tegenstanders lezen die krant ook en worden er misschien door opgepord. Politici komen graag in de publiciteit en daar kun je wel weer je voordeel mee doen. Als je de wethouder uitnodigt en er komt een foto van hem in de krant, is dat goed voor zijn pr.”

Maar moet je dan rekening houden met wat politici willen?
“Ja, dat is een ander essentieel punt van lobbyen: kijk niet alleen naar je eigen belang, maar ook naar het belang van de ander.
Ga niet eindeloos tamboereren op je eigen gelijk, want dan haken politici af – dan ben je een zeurend kind en daar zijn ze niet van ­gediend.
Denk met ze mee: ‘Jullie willen a, wij willen b, maar als we het nou zo doen, dan krijgen we allebei c.’ Kom met ideeën, eigen onderzoeken, alternatieven, ga het gesprek aan, denk mee en blijf niet alleen maar stampvoeten en halsstarrig ‘nee’ roepen.”

Wij hadden een bondgenoot: de oppositiepartijen. Hadden we meer bond­genoten moeten zoeken?
“Bondgenoten zijn cruciaal. In je eentje begin je niets. Als je de instellingen in de buurt of andere actiegroepen achter je hebt, krijg je een volume waar de politiek niet omheen kan. Iedereen heeft zo z’n eigen contacten op het gemeentehuis en daar had je van kunnen profiteren. Je moet echt niet te snel denken dat men niet met je zal willen praten. Wordt de deur dichtgeslagen? Nou, dan klop je toch ergens anders aan?”

Zijn actiegroepen in opkomst?
“Lobbygroepen van gewone burgers waren er altijd al, maar het worden er wel meer. Bij bijna alle omstreden projecten waar het over bewoners gaat, staat een actiegroep klaar. Dat kan razendsnel gaan. Jullie waren zelf ook binnen een week operationeel. Fascinerend vind ik dat.”
Auteur