Welkom in Iran? Een reisverslag

Van het oude, hoogontwikkelde Perzië via de pro-westerse sjahs naar het islamitische Iran van de ayatollahs. Dertig jaar na de revolutie van 1979 smachten veel Iraniërs naar vrijheid, getuige de protesten afgelopen zomer. Hoe is het leven van alledag in Iran? Twee persoonlijke verslagen.


Een arts met stropdas, een ambulancebroeder met een zware dokterstas, een zuster in chador met een geborduurde Rode Halve Maan op haar hoofddoek, een wat afwezige tolk en een zorgelijk kijkende reisgenoot – ze staan allemaal in een kringetje rond mijn hotelbed in de Zuid-Iraanse stad Yazd. En allemaal kijken ze naar mij, want ik ben er niet best aan toe. Gevloerd door een bord kipkebab in een eettentje dat er toch zo authentiek uitzag, lig ik hier al drie dagen met hoge koorts, hoofdpijn, spierpijn, buikpijn, buikloop en badend in het zweet.

Doodziek in den vreemde: iedere reiziger overkomt het vroeg of laat. Maar áls het dan moet, dan graag in een beschaafd land met een goede medische stand – Zwitserland of Duitsland bijvoorbeeld. ­Liever niet in het meest geïsoleerde land van het Midden-Oosten; ziek in Iran, nee, liever niet. Wat ik niet weet, is dat er in de regio geen beter land is om ziek te worden dan Iran, dankzij artsen die goeddeels zijn opgeleid in Europa – Zwitserland of Duitsland bijvoorbeeld – en dat er in Iran geen betere plek is om ziek te worden dan Yazd, dankzij de nabijheid van een prestigieus universitair medisch centrum.

Dokter Ahmad legt zijn hand op mijn buik en zijn stethoscoop op mijn borst en stelt de diagnose: voedselvergiftiging. Wat volgt is een infuus in mijn arm, een prik in mijn bil en een zak vol pillen.

’s Avonds komt de arts met complete medische equipe nogmaals langs met meer spuiten en pillen. Opnieuw breekt het zweet me uit, nu omdat ik, dankzij internationale sancties, cash zal moeten afrekenen. Twee huisbezoeken van een uur, voorrijkosten, infuus, injecties, medicijnen: dat zou thuis in de duizenden euro’s lopen. De arts maakt een paar Perzische grappen en grollen en schrijft de rekening uit: een half miljoen rial. Voor ruim dertig euro ben ik er een dag later weer bovenop. Ziek in Iran: ik kan het warm aanbevelen.

Windvangers in de woestijn

Een verblijf van drie dagen hadden we gepland in Yazd en na mijn ziekbed zouden we eigenlijk subiet moeten doorreizen naar Qeshm, een zonovergoten eiland in de Golf. Niks daarvan, want deze stad is een Perzisch pronkstuk. Een goudgeel labyrinth van smalle kronkelsteegjes, lemen huizen en badgir, ofwel windvangers: hoge torens met verticale sleuven in de top, waardoor een frisse bries de huizen binnenblaast. Knappe jongens die Perziërs; minstens een millennium voordat wij in het Westen met airconditioning op de proppen kwamen, hadden zij hun natuurlijke – en milieuvriendelijke – ventilatiesysteem al uitgevonden.

Missing media-item.

Vroeg of laat belandt iedere toerist in de twee leukste hotels van Yazd. Is het niet om uit te zieken of gewoon te logeren, dan wel om smakelijk te eten op het dakterras van het Orient Hotel, met een prachtig uitzicht op de honingkleurige huizen en windtorens van de oude stad en op de keramieken koepel en minaretten van de Jameh-moskee. Onderuitgezakt op een Perzisch tapijtje wisselen we ’s avonds op de patio van het Silk Road Hotel bij een dadelmilkshake Iraanse ervaringen uit met andere reizigers.

Dwalen en verdwalen

Het stoffige woestijnlandschap rond Yazd, vol spookdorpen, pelgrimsplaatsen en karavanserais, is formidabel en dus een must, maar ook de stad zelf is minstens een dag of twee van onze tijd waard. Naar verluidt is Yazd de oudste nog bestaande stad op aarde, en een van de hoogtepunten van eenieders reis naar Iran – terwijl er toch nauwelijks bezienswaardigheden zijn. Vooruit, de 12de-eeuwse Jameh-moskee is spectaculair, met kunstige mozaïeken en imposante minaretten, de hoogste van het land zelfs, en de bazaar is een gezellig chaotische janboel, maar dat is het wel. In de smalle steegjes dwalen we langs kleine winkeltjes met piepkuikens, houten kruidenstampers en handbewerkte tinnen theeserviezen, in het Watermuseum leren we alles over het vernuftige tunnelsysteem onder de stad, en we ontdekken leuke restaurants op onvermoede plekken en charmante hotels in stokoude woestijnpaleizen. Dat is de grote aantrekkingskracht van Yazd: doelloos dwalen. En het wordt er alleen maar beter op zodra we vérdwalen.

‘Welcome to Iran!’

Slenterend door de sprookjesachtige steegjes van het oude Yazd lijkt het abominabele imago van de Islamitische Republiek Iran, dat van vrome moellahs en vuilspuitende ayatollahs, mijlenver weg. Toch werden vorig jaar in dit land tenminste 346 mensen geëxecuteerd, meestal door ophanging, soms door publieke steniging. Ongetrouwde mannen en vrouwen die samen op een privéfeestje betrapt worden door de geheime politie kunnen rekenen op zweepslagen. Vrijheid van meningsuiting bestaat niet. Verkiezingen zijn er wel, zoals afgelopen juni, maar van echte democratie is geen sprake. Maar het Iraanse volk blijkt hartverwarmend vriendelijk en gastvrij. We kunnen geen drie stappen zetten zonder aangesproken te worden. “Hello mister, where you from?” “What you think of Iran?” “Welcome to Iran! You like?” Regelmatig reikt de kennis van de Engelse taal niet verder dan zo’n ingestudeerde openingszin en zijn de spontane straatgesprekjes zo voorbij, maar het is evident: we zijn in Iran van harte welkom.

De halve wereld in één stad

Iran is bijna vijftig keer zo groot als Nederland en ontvangt jaarlijks vijfhonderdduizend buitenlandse toeristen. Ter vergelijking: buurland Turkije zo’n ­dertig miljoen. Kinderspel dus, waarvan Irans imago­probleem ongetwijfeld de belangrijkste ­oorzaak is. Aan het aanbod ligt het niet: het oude Perzië was ’s werelds eerste supermacht en kan bogen op drieduizend jaar geschiedenis. De schatten van het Perzische Rijk zijn uitgestald in uitgestorven musea, met het openbaar vervoer kom je bijna overal, en hotels zijn er in alle prijsklassen. Nee, op de toeristische infrastructuur van Iran valt weinig aan te merken.

Toch is er maar één stad die met een beetje goede wil toeristisch kan worden genoemd. ‘Isfahan is de halve wereld,’ zo luidt de gevleugelde spreuk, doelend op de grote dosis pracht en praal in deze voormalige hoofdstad van Perzië en handelspost van de VOC, die toentertijd groter was dan Londen en kosmopolitischer dan Parijs. Heb je Isfahan gezien, dan heb je de halve wereld in je zak. Isfahan is het pronk­juweel van Iran en het pronkjuweel van Isfahan is het Imamplein, een stadsplein als uit een sprookjesboek, afgebeeld op het bankbiljet van twintigduizend rial én genoteerd op de Werelderfgoedlijst.

Missing media-item.

Gemetselde meetkunde

Met goed zoeken vinden we het smalle trappetje dat leidt naar theehuis Qeysarieh. We ploffen neer op een van de houten krukjes, bestellen een zilveren potje thee met een schaaltje Perzische zoetigheid en genieten van het mooiste uitzicht op het grootste plein in de islamitische wereld. Lage gebouwen in zachtgele baksteen rondom, met onder de oosterse bogen winkeltjes vol vliegende tapijten en toverlantaarns; rechts het koninklijke Ali Qapu-paleis met een reusachtige houten veranda die ooit werd gebruikt door de sjah om brood en spelen gade te slaan, en links de Sjeik Lotfollah-moskee met een glinsterende façade en koepel vol handbeschilderde keramieken tegeltjes in de lokale kleuren azuurblauw, oosters geel, smaragdgroen en kobaltblauw. Klein maar fijn.

Dé blikvanger, recht tegenover ons, is de grote Imammoskee, uiteraard uitgelijnd op Mekka en daardoor halfhaaks op het verder kaarsrechte en symmetrische 16de-eeuwse plein. Een rijkelijk gedecoreerd meesterwerk met vier bemozaïekte minaretten en halfopen gebedsruimten rond een grote binnenplaats. Geen millimeter muur of plafond is er ongemoeid gelaten: overal handgeschilderde glazuurtegeltjes en mozaïeken in bloemmotieven, geometrische patronen en gekalligrafeerde ­religieuze teksten. Het allermooist zijn de muqarnas of ‘stalactietengewelven’ in de puntboogvormige ­nissen; vooral die in het voorportaal is een sterk staaltje gemetselde meetkunde.

Het contrast tussen Teheran en Isfahan, de nieuwe en oude hoofdstad, is groot. Teheran is chaotisch, rumoerig, vervuild en gestrest; Isfahan proper, groen, stil en ontspannen. ’s Ochtends kuieren we van paleizen via musea naar moskeeën om daarna lekker lang te lunchen, te luieren in een van de vele parken en uitgebreid thee te drinken, ’s middags slenteren we langs de kabbelende rivier en blazen we uit op een terrasje in de Armeense wijk Jolfa. Daar is de 17de-eeuwse Vank-kathedraal een verplicht nummer – jawel, een christelijke kerk in ’s werelds enige islamitische republiek. Het weelderige interieur vol bladgoud en fleurige fresco’s die het leven en lijden van Christus en de hemel en de hel verbeelden, is oogstrelend.

Picknickbanken en trapbootjes

Onder president Khatami werd Iran vanaf 1997 heel voorzichtig hervormd. Maar sinds zijn aantreden in 2005 heeft de ultraconservatieve Ahmadinejad, tot tevredenheid van ayatollah Khamenei, die hervormingen rigoureus teruggedraaid. De islamitische modepolitie trad weer als vanouds op tegen vrouwen die zich niet kleden volgens de hijab, de straf op de consumptie van alcohol werd verdubbeld, de segregatie van mannen en vrouwen nam verder toe en alles wat volgens de sharia ook maar iets te frivool was, werd pardoes verboden. Iran is teruggeslingerd in de tijd.

Ook in Isfahan is dat te merken. Al drie eeuwen lang slentert men hier op zonnige vrije middagen langs de Zayandeh-rivier, van de eeuwenoude bakstenen ­Si-o-Seh-brug met 33 bogen via de Chubi-brug naar de kortere, maar nog oudere en nog mooiere klei­stenen Shahrestan-brug. Om na zonsondergang neer te zijgen op de picknickbanken van de terrassen op elk van de drie bruggen, en tot diep in de avond bij thee en waterpijp te socializen en te flirten.

Onschuldig vertier – en toch zijn twee van de drie theehuizen inmiddels gesloten en hoe lang het ­laatste nog overleeft, is de vraag. Dat de trapbootjes hier nog wél mogen ronddobberen, lijkt een klein islamitisch wonder.

Met dank aan Iran Silk Road (www.Iransilkroad.nl).

 

 

Auteur