Bij hartfalen raakt het hart langzaam overbelast, vaak zonder dat de patiënt het merkt. Hoe ontstaat hartfalen en wat is eraan te doen?
Hartfalen is een aandoening waarbij het hart het bloed niet meer goed rondpompt. De weefsels krijgen dan te weinig zuurstof en de afvalstoffen worden niet snel genoeg afgevoerd. Alle organen gaan minder functioneren. Iemand met hartfalen voelt zich moe, slap en beroerd en is tot weinig in staat. [ITEMADVERTORIAL]
Door een slechte pompfunctie van het hart kunnen ook vochtophopingen (oedeem) ontstaan, bijvoorbeeld rond de enkels. Kortademigheid ‘s nachts, een tijdje nadat je bent gaan liggen, is ook typisch voor hartfalen. Dat komt doordat het vocht dat overdag naar de benen is gezakt terugstroomt en onder meer in de longen terechtkomt. Dat mensen met hartfalen er ‘s nachts zo vaak uit moeten om te plassen, komt door ditzelfde mechanisme.
Een falende circulatie
Eigenlijk is het probleem dat de hele circulatie faalt. Hartfalen kan ook komen door andere problemen met de circulatie, bijvoorbeeld bij ernstige bloedarmoede. De pomp doet het dan nog wel, maar het bloed bevat te weinig rode bloedcellen om de zuurstof te vervoeren.
Wat de oorzaak ook is van het tekortschieten van de circulatie, uiteindelijk raakt het hart overbelast. Het zal namelijk proberen het zuurstofarme bloed sneller rond te pompen, maar ondertussen krijgt het zelf ook te weinig zuurstof. Hart en vaten zijn één systeem, dat bij hartfalen slecht functioneert.
Acuut of chronisch
Hartfalen kan acuut of chronisch zijn. Acuut hartfalen ontstaat bij een ernstig hartinfarct of een hartritmestoornis en is een noodgeval. De patiënt heeft veel vocht in de longen en is tot stikkens toe benauwd door zuurstofgebrek.
Chronisch hartfalen geeft in principe dezelfde verschijnselen maar dan ontstaan ze heel geleidelijk. Chronisch hartfalen kan wel plotseling vergeren.
Chronisch hartfalen komt vaak voor, vooral bij ouderen. Ongeveer 12 procent van de 75-plussers heeft er last van.[PAGEBREAK]
Soepelheid gaat verloren
Veruit de meeste mensen met hartfalen hebben een probleem met het hart zelf. Het kan zijn beschadigd door een hartinfarct, waardoor spierweefsel verloren is gegaan. Of door jarenlange hoge bloeddruk, waardoor de kwaliteit van het hartspierweefsel is aangetast. De hartspier raakt dan als het ware doorschoten met bindweefsel.
Hierdoor gaat niet alleen de pompkracht verloren, maar ook de soepelheid. Het hart kan tijdens de diastole (de vullingsfase) minder goed vollopen en dus ook minder uitpompen.
Soms is het gewoon 'slijtage'
Minder voorkomende beschadigingen aan het hart zijn het gevolg van oud worden. Omdat hartfalen zo’n sluipend proces is, hebben veel mensen het vaak zonder dat ze het merken. Ze voelen zich niet zo fit meer, maar denken ‘het hoort bij de oude dag’.
Meestal niet te repareren
Een beschadigd hart is meestal niet te repareren, tenzij het om de kleppen gaat. Maar de verschijnselen van hartfalen zijn goed te bestrijden: met medicijnen, en door verstandig met hartfalen te leren leven.
Omdat mensen bijna nooit op jonge leeftijd een slecht hart krijgen, heeft ons lichaam geen strategie ontwikkeld om hier handig mee om te gaan. Het lichaam reageert zelfs uitgesproken dom op een zwak hart. Het doet alsof er iets aan de hand is wat bij jonge individuen wél kan voorkomen, namelijk een grote bloeding. Onze voorouders liepen dat risico natuurlijk regelmatig in gevechten met elkaar of met dieren waarvoor ze een lekker hapje vormden.[PAGEBREAK]
Te weinig zuurstofrijk bloed
Als het stelsel van bloedvaten voor een deel is leeggelopen, schiet ook de circulatie te kort: de weefsels krijgen te weinig zuurstofrijk bloed, omdat er te weinig bloed in de vaten zit. Het lichaam maakt dan stresshormonen aan die zorgen dat de vaten zich vernauwen, de nieren vocht vasthouden en het hart wordt opgejaagd: allemaal om genoeg druk in het systeem te houden om de hersenen en het hart van voldoende zuurstof te voorzien.
Dat werkt wel na een bloeding, maar bij een zwak hart pakt het averechts uit. Als de vaten zich vernauwen, stijgt de druk waar het toch al zwakke hart tegenin moet pompen. Het vocht dat wordt vastgehouden, komt in de weefsels terecht; daar hindert het de afgifte van zuurstof aan de cellen.
Auto met versleten motor
Ook komt het in de longen, waardoor de ademhaling moeilijker gaat (de luchtwegen worden nauwer door zwelling) en de zuurstof minder gemakkelijk in het bloed kan komen. Doordat het ademhalen meer energie kost, is er ook weer meer zuurstof nodig.
En wat het hart zelf betreft: het is of iemand keihard op het gaspedaal trapt van een auto met een versleten motor. Het slijt nog harder en er kan van alles kapotgaan. Het kan bijvoorbeeld een hartritmestoornis veroorzaken.
Sowieso geldt: als het hart snel gaat kloppen, pompt het minder effectief. Het hart kan beter langzaam kloppen en tussendoor goed ontspannen, dan verplaatst het meer bloed. Bovendien krijgen de kransslagaderen van het hart juist vers bloed als de hartspier zich ontspant [PAGEBREAK]
Geneesmiddelen en behandeling
Gelukkig kan de huisarts of de cardioloog met een paar handig gekozen geneesmiddelen veel van die averechtse reacties tegengaan. Er zijn plaspillen om het vocht af te drijven, bètablokontstekingen van de hartspier of de hartkleppen. Het hart kan ook slecht functioneren door een ritmestoornis, zoals boezemfibrilleren. Het hartfalen is dan (deels) op te heffen door de ritmestoornis te behandelen.
Ook wie niet eerder problemen heeft gehad met zijn hart, kan op latere leeftijd last krijgen van hartfalen. Dat is dan gewoon ‘slijtage’. De kans erop (of de klachten erdoor) kun je verminderen door niet te roken, veel te bewegen, en je bloeddruk, je lichaamsgewicht en je cholesterol laag te houden.
Maar hartfalen hoort ook wel een beetje bij kers om de werking van de stresshormonen tegen te gaan en ACE-remmers en A-II-antagonisten om de vaatvernauwing op te heffen. Bovendien is er soms een behandeling mogelijk, zoals bij een ritmestoornis of bij een klepgebrek.
Maar iemand met hartfalen moet vooral verstandig leren leven. Begrijpen hoe het werkt en waar de klachten vandaan komen. Je moet weten wat je wel en niet mag eten en drinken (en wanneer), hoeveel je moet en mag bewegen enzovoorts.
Je moet jezelf ook regelmatig wegen en weten dat een snelle gewichtstoename (twee kilo in een paar dagen) erop wijst dat je vocht vasthoudt en je een extra plaspil moet nemen. Al dit soort dingen leer je het best in de speciale hartfalenpoliklinieken die veel ziekenhuizen tegenwoordig hebben.