De Bijlmerramp: ‘Overal was rook en vuur’

Rob
Plus Magazine

De schok was groot toen een vrachtvliegtuig van EL Al in 1992 neerstortte op een flat in de Bijlmer. Een terugblik met drie betrokkenen.

In de Bijlmermeer waren de ­bewoners wel gewend aan het geronk van ­stijgende en dalende vliegtuigen. Maar die ­zondagavond 4 oktober 1992 klonk het geluid dreigender dan gewoonlijk. En wel heel intens.

Vanuit hun flats aan de rand van de wijk konden ­bewoners een vliegtuig zien naderen dat veel te laag vloog. Het zwenkte af naar rechts, de ruiten begonnen te ­trillen. Toen klonk een enorme klap en steeg een gigantische rookwolk op.

Een vrachtvliegtuig van de ­Israëlische vliegmaatschappij El Al, dat om 18.22 uur was opgestegen van Schiphol, was neergestort. De Boeing 747 crashte om 18.35 uur in de Bijlmer, precies op de plek waar de flats Groeneveen en Kruitberg met elkaar verbonden waren. Een gedeelte van de flats stortte in; de kerosine zette de rampplek ­onmiddellijk in lichterlaaie. Mensen sprongen in ­paniek van balkons.

De toen 55-­jarige Surinaamse ­Willem Symor, beter bekend als Pa Sem, wist samen met een groepje kinderen de brandende gemeenschappelijke ruimte te ontvluchten van de getroffen flat Groeneveen. Buiten bleek dat de 10-­jarige ­Reinaldo was achter­gebleven. Met gevaar voor eigen leven dook Pa Sem de vuurzee weer in om hem te ­redden; dit lukte, maar Pa Sem liep zware brand­wonden op. 

Meteen na de crash werd gevreesd voor honderden ­slachtoffers. ­Ambulances uit de wijde omgeving trokken naar de Bijlmer, maar er waren veel minder gewonden dan verwacht: slechts enkele ­tientallen. In de dagen na de ramp werd in het smeulende puin gezocht naar overlevenden en slacht­offers.

Betrouwbare schattingen maken van het aantal doden bleek lastig. Niet alleen door de hitte van de vuurzee, maar ook omdat veel flats bewoond werden door illegaal in Nederland verblijvende mensen.

Uiteindelijk kwam het dodental op ten minste 43 mensen, onder wie de drie bemannings­leden en de enige passagier van het vliegtuig. Vooral de Ghanese gemeenschap werd zwaar getroffen. Nederland leefde intens mee.

De grote vraag die iedereen bezighield: hoe heeft dit ­kunnen gebeuren? Wat ging er mis? En waarom koos de gezagvoerder voor een noodlanding op de Buiten­veldertbaan van ­Schiphol, waardoor een extra ronde moest worden ­gemaakt over ­Amsterdam? Had deze ramp voor­komen kunnen worden?

Een reconstructie van het ongeluk bracht aan het licht dat de Boeing boven het Gooimeer een motor verloor van de rechtervleugel. Oorzaak: haarscheurtjes in een bout waarmee de motor bevestigd was. De afgebroken motor nam een deel van de vleugel mee en raakte de buitenste ­motor, die ook afbrak. Daarop gaf de gezagvoerder een mayday-nood­oproep door en meldde hij terug te willen keren naar Schiphol.

De bemanning heeft waarschijnlijk niet beseft hoe zwaar de rechtervleugel was beschadigd­ en dat beide motoren waren ­afgebroken. Toen de piloot snelheid minderde en daalde om de nood­landing te gaan inzetten, verloor het toestel draagvermogen, werd het vrijwel onbestuurbaar en crashte het – slechts 13 minuten nadat het was opgestegen.

Het feit dat de voice­recorder nooit is gevonden en dat er lange­ tijd onduidelijkheid was over de lading van het El Al-toestel voedde speculaties. Zo ­waren er geruchten over mannen in witte pakken en een giftige ­lading. Er volgden een onderzoek en een ­parlementaire enquête. De onrust en argwaan werden daarmee niet bij iedereen weggenomen. De Bijlmerramp blijft een drama en ­mysterie ineen.

Rob van der Veen (65) was in 1992 agent in de Amsterdamse binnenstad. Hij is nu woord­voerder bij de politie Amsterdam.

Er was zoveel rook en vuur. Ik zag pas goed wat er aan de hand was toen een helikopter over de getroffen flats vloog. De roterende bladen deden de rook uiteen waaien en ­ineens was daar dat gapende gat ­zichtbaar. Dat beeld staat nog altijd in mijn geheugen gegrift. Ik stond daar op die verschroeide aarde naar dat gat te staren. Om me heen verwrongen stukken metaal en, heel surrealistisch, honderden parfumflesjes uit de vracht.

Ik denk er sowieso nog vaak aan ­terug. Elke keer als ik een 747 zie overvliegen, gaan mijn gedachten naar de Bijlmerramp. Die zondag kwam ik laat thuis van mijn dienst. Na een half uur kreeg ik een telefoontje. Of ik terug naar het bureau wilde ­komen. Er was een vliegtuig neer­gestort in een flatgebouw. Een 747. Mijn eerste gedachte was: dat zijn vele honderden doden.

Als een speer reden we met een bus vol agenten naar de Bijlmer. Maar toen we daar aankwamen, viel er gek genoeg niet heel veel te doen. We hoorden dat een Surinaamse meneer, Pa Sem, een jongen uit de vuurzee had gered en daarbij zelf ernstige brandwonden had opgelopen. Toen wij aankwamen, waren de flats al leeg. Wij konden alleen huilende en ontredderde mensen opvangen en een afzetting maken. Er waren ook weinig gewonden. Tientallen ambulances gingen onverrichter zake weg.

Op 9/11 kwam alles weer terug. Ik zag de beelden van het eerste vliegtuig dat het WTC in vloog en wist meteen: dit is geen ongeluk, dit is ­bewust gedaan. Een piloot zal ­alles doen om niet een gebouw in te vliegen. Bij de Bijlmerramp zonder twijfel ook. Door het gebruik van ­inferieure bouten is het ongelooflijk misgegaan.” 

Pim
Plus Magazine

Pim Boin (75) was in 1992 lid van de vrijwillige brandweer Driemond. Als een van de eerste hulpverleners was hij op de rampplek.

Die avond stond ik buiten met mijn buurman te praten. Hij hoorde op zijn politiescanner dat er boven Diemen een vliegtuigje in nood was. Op dat moment ging mijn pieper af en haastte ik me naar de kazerne. Niemand van ons besefte dat we naar een enorme ramp reden. Ik dacht nog steeds dat het om een vliegtuigje ging, tot we ineens die vuurzee zagen en dat enorme gat in de flat. We vielen allemaal stil. Ik kwam pas weer bij mijn positieven toen mensen gillend op ons af kwamen rennen, ­bedekt met brandwonden. Ineens kon ik weer handelen en ­begonnen we mensen te koelen met water uit de wagen.

Later ging ik met een collega naar de getroffen flats om te kijken of er nog mensen binnen waren. Het trap­portaal was helemaal ontzet; het was een stuk opgeschoven en zat vol ­kieren en scheuren. We zijn de galerijen­ van alle verdiepingen afgegaan.­ Dat was een hele klim met onze persluchtmaskers op. Op diverse plekken was er vuur. ­Iedereen was gevlucht. We troffen ­regel­matig de koppen koffie op tafel met de tv aan en overal brandde nog licht. Het was een enorme opluchting dat we niemand aantroffen.

Een dag later stond ik op de puin­hopen om alles met de hand te sorteren.­ Dat is voor mij een stukje verwerking geweest. Die nacht heb ik niemand kunnen helpen; door het sorteren heb ik voor mijn gevoel het karwei af kunnen maken.

Toch bleef de ramp in mijn hoofd rondspoken. Ik heb maandenlang niet kunnen slapen. Als ik dan toch bijna in slaap sukkelde, leek het alsof ik in een gat viel en schrok ik wakker. Daar werd ik zo ontzettend moe van dat ik ben doorverwezen naar een psycholoog. Binnen twee sessies had hij door dat ik last had van een diep jeugdtrauma. De schok van de Bijlmerramp heeft dat wakker geschud.”

Maria
Plus Magazine

Maria Herts (68) is bewoonster van de Bijlmer. Ze verloor haar nichtje ­Morena (18), die bij haar woonde.

Morena had die zaterdag een nieuwe schooltas en schoenen ­gekocht. Die had ze nodig voor haar opleiding tot verpleegkundige. Haar zoontje Gerson­ was anderhalf jaar oud en woonde bij mij, net als Morena zelf. Al vanaf haar geboorte hadden wij een speciale band; ik zag haar als mijn dochter.

Die bewuste zondagavond reed ze met haar vriend Corsön op de scooter naar de avondwinkel om melk voor hun zoontje te kopen. Ze zijn nooit meer thuisgekomen. Waarschijnlijk ­reden ze net langs de flat toen het toestel neerstortte. Ik was die avond met mijn zus onderweg naar het zieken­huis toen ik een vliegtuig met allemaal rook aan de achterkant voorbij zag vliegen. Hoe had ik ­kunnen ­weten dat het zou neerstorten? Nog wel op mijn eigen wijk?

Toen ik eenmaal thuis was, ben ik ­samen met mijn twee jonge kinderen naar de brandende flats gelopen. Er stonden veel mensen te kijken. De volgende ochtend bleek dat Morena en Corsön niet waren thuisgekomen. Ik ben alle vrienden en ­familie gaan bellen. Niemand wist waar ze waren. Ik kan niet beschrijven wat er toen door mij heenging. Pas vier dagen ­later kwam de recherche langs. Morena was gevonden. Of ik meekwam om haar te identificeren. Het zit me nog steeds dwars dat ik niet weet waar en wanneer ze precies is doodgegaan. Ik kan er nog steeds niet te lang over praten; dan wordt mijn tong zwaar en weet ik dat ik moet ophouden.

Ook het lichaam van Corsön is gevonden. Hun zoontje Gerson is na de ­begrafenis naar ­Aruba gegaan, daar kon hij veilig opgroeien tussen al zijn oma’s, tantes en ooms. Onvoorstelbaar wreed dat hij op 16-jarige leeftijd door een auto-­ongeluk om het leven kwam. Ze ­vormen samen een gezin in de hemel. Morena zou nu 48 jaar zijn. Ik fiets ­regelmatig naar de herdenkingsplek waar de ramp is gebeurd. Dan voel ik me dicht bij haar.”