Het kampnummer van mijn opa

Kanon uit WOII
Getty Images

De grootvader van Youp Zwolschen werd in de oorlog tewerkgesteld in een Duits concentratiekamp. Met het kampnummer van zijn opa in zijn rugzak liep hij vanuit Nederland naar dit kamp én naar Anna, die als jong meisje het leven van zijn opa redde.

Lieve schat, we gaan varen. Weten niet naar waar. Duizenden mannen, ook Schiedam, en wat we hier weten de gehele stad. Hou je taai, meid. Ik kom er wel en natuurlijk terug. Toon.’ Dit briefje gooide mijn opa Antoon Bink uit een loods in de Merwehaven in Rotterdam, waar hij samen met duizenden Rotterdammers door de Duitsers naartoe was gebracht. Het werd opgeraapt door iemand die het naar mijn oma bracht. Later gooide hij die kleine tekenen van leven uit de trein tussen Wezep en de Duitse grens. Vervolgens werd het stil. De onzekerheid over zijn lot moet verschrikkelijk zijn geweest. In die briefjes lees ik dat hij zich sterk wilde houden voor mijn oma, haar een hart onder de riem wilde steken. Ze had net ontdekt dat ze zwanger was en hij wilde haar het vertrouwen geven dat het goedkwam. Dat ze samen hun eerste kind, mijn moeder, groot zouden brengen. Een maand na de bevrijding keerde hij terug. Graatmager, ziek en zwaar getraumatiseerd. De bos krullen waarmee hij naar Duitsland vertrok, heeft hij nooit meer teruggekregen.”

Bijzondere band

“Dit oorlogsverhaal begint bij de razzia van ­Rotterdam op 10 en 11 november 1944, de grootste razzia die de Duitsers tijdens de Tweede ­Wereldoorlog in Nederland hielden. Zo’n 52.000 mannen tussen de 17 en 40 jaar werden weggevoerd, om in Duitsland als dwangarbeider tewerkgesteld te worden. Mijn opa was een van hen. Er was geen ontkomen aan. Er zijn genoeg verhalen van mannen die zich verstopten en werden verraden. Dat risico en dat je dan de kogel kon krijgen, wilde mijn opa niet lopen. Heel lang wist ik niet wat hem was overkomen. Ik was 7 toen hij overleed. Hij was mijn favoriete grootouder, op verjaardagen zat ik altijd naast hem. Ik weet niet goed waarom, we deden geen speciale dingen of zo. Er was iets onuitspreekbaars, een bijzondere band. Ik had geen idee van de trauma’s die hij in Duitsland had opgelopen, niemand in onze familie. Totdat ik op zoek ging naar het verhaal van mijn opa en naar wat hem is overkomen. Een bijzondere reis, die uiteindelijk resulteerde in een wandeltocht van 1120 kilometer van zijn huis in Rotterdam tot het concentratiekamp in Flossenbürg, waarin hij de laatste maanden van de oorlog zat.”

Op zoek naar zingeving

“Het zaadje voor deze tocht werd geplant in 2004, toen mijn vrouw en ik op vakantie waren in Noord-Spanje. Altijd voelde ik onrust: dat ik iets moest, dat er iets van me werd verwacht, maar ik wist niet wat. Wat ga ik doen en hoe gaat mijn ­leven ­eruitzien? Pas rond mijn 30ste, zo rond die ­vakantie in Spanje, begon dat op zijn plek te vallen. Na tig opleidingen die ik niet afmaakte, deed ik de pabo. Uiteindelijk voelde ik me in het onderwijs als een vis in het water, maar destijds twijfelde ik daar nog over. De behoefte om dingen op een rijtje te zetten groeide. We kwamen daar in Spanje drommen wandelaars tegen met rugzakken op, pelgrims op weg naar Santiago de Compostella. Ik wandelde veel en het idee van een wandeltocht maken, ­alleen zijn, vertragen en reflecteren, had ik nodig. Ik zocht naar mijn eigen bedevaartsoord, een plek die voor mij belangrijk was. Voor mijn geschiedenis, onze familiegeschiedenis: het Duitse kamp waar opa Toon had gezeten.”

Tegen de Tsjechische grens

“Op zoek naar aanknopingspunten hoe mijn route moest gaan lopen, ging ik in gesprek met mijn ­ouders. Mijn moeder gaf me de briefjes die mijn opa uit de loods in Rotterdam en de trein had gegooid, een brief van de familie die hem in Duitsland had opgevangen en een brief die hij zelf had geschreven aan mijn oma. Ook gaf ze me het kampnummer dat hij in het concentratiekamp op zijn borst had gedragen: een klein stukje stof dat zeventig jaar in een la bewaard was. Ze vertelde me dat hij in het concentratiekamp van Flossenbürg had gezeten. Ze dacht dat dit ergens in het Ruhr­gebied lag, maar het bleek tegen de Tsjechische grens te zijn. Oké, dat werd dus nog een hele wandeling. Ik had natuurlijk in één lijn van het huis waar mijn opa en oma in de oorlog woonden naar Flossenbürg kunnen lopen, maar dat wilde ik niet. Ik wilde in de voetsporen van mijn opa treden. Aan de hand van de verhalen van mijn ouders, de briefjes van opa zelf, documentatie in het NIOD (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, red.) en vooral ook het boek dat voormalig directeur van het NIOD Ben Sijes over de razzia van Rotterdam schreef, kon ik reconstrueren wat er was gebeurd en via welke plekken mijn opa in het kamp terecht was gekomen. In Rotterdam werd hij op een boot naar Amsterdam gezet. ­

Vervolgens staken ze het IJsselmeer over en reisden ze vooral per trein via Oldenzaal, Osnabrück, Berlijn en Dresden naar het Oost-Duitse Chemnitz. Hier werd hij in een fabriek voor wapens en munitie tewerkgesteld. Omdat hij werktekeningen had verduisterd, werd hij voor straf in het concentratiekamp in Flossenbürg gevangengezet. Vlak voor de bevrijding stonden de Amerikanen al bijna voor de poort, maar de Duitsers dwongen de duizenden gevangenen om naar omliggende kampen te lopen. In dunne kleding, zonder eten, vielen ze bij bosjes om. Omdat er zoveel doden vielen, is dit later bekend geworden als de ‘dodenmarsen’. Op een onbewaakt moment wist mijn opa te ontsnappen aan de scherpe blik van de SS. Nadat hij zich een nacht schuilhield in het bos, waagde hij de gok en zocht hulp bij een boerderij. Hij had geen keus: het vroor, er lag sneeuw en hij had niet meer te eten bij zich dan wat aardappelschillen. Een meisje, Anna, deed open. Haar familie verbrandde zijn kampkleding, gaf hem warme kleren en eten en verborg hem tot de bevrijding in de hooischuur. Dat zij dit hebben gedaan, is heel bijzonder. Ook voor hen was dit niet zonder risico, want de SS was dichtbij. Een zoon van het gezin was SS’er, de buren hadden nazi-sympathieën en toch besloten ze dit allemaal voor lief te nemen en mijn opa te redden. Na de bevrijding sterkte hij daar nog een paar weken aan en keerde vervolgens terug naar Rotterdam, waar hij op 31 mei 1945 aankwam en deze feiten deelde, maar nooit sprak over de diepe ellende die hij had meegemaakt.”

Ontmoeting met Anna

“Verspreid in etappes ben ik van 2014 tot vorig voorjaar naar Flossenbürg gelopen. Het zijn heel speciale jaren geweest, waarin ik onder meer Anna opspoorde en ontmoette. Inmiddels is ze hoogbejaard, maar ze zit nog vol herinneringen aan de maand waarin mijn opa bij hen onderdook. Het was heel bijzonder om haar zeventig jaar later te zoeken én vinden. Ook voor haar. ‘Het is alsof ik verloren familie terug heb gevonden’, zei ze. Zo voelt het voor mij ook, het is heel vertrouwd. Ook sprak ik overlevenden van Flossenbürg die over de gruwelijkheden vertelden waarover mijn opa nooit heeft kunnen praten. Dat was heftig en ongelooflijk emotioneel. Ik begon te begrijpen waar dat onbestemde gevoel dat ik mijn hele leven al had vandaan kwam. Er was iets in onze familie waar ik nooit de vinger op kon leggen. Ook een effect van de oorlog, denk ik. Dat het me niet lukte om mijn plek te vinden, heeft vermoedelijk ook met mijn opa’s oorlog te maken. Als je zoiets overleeft, dan moet je niet lullen maar poetsen. Ik moest een punt zetten achter mijn opa’s trauma, en dankzij de zoektocht heb ik dat kunnen doen. Tijdens de wandeltocht liet ik bij elke stap iets achter. Op een nacht droomde ik over mijn opa, ik zou zweren dat hij naast mijn bed stond en zei ‘Het is goed zo’. En zo voelde het ook, nog steeds. Het is goed.”

Bevrijding

“In de ochtend waarin ik vorig jaar april het laatste stuk naar Flossenbürg liep, haalde ik mijn opa’s kampnummer uit mijn rugzak. De hele tocht had ik het daarin bewaard, maar nu stopte ik het in mijn rechterbroekzak. Ik hield mijn hand in die zak, om toch het gevoel te hebben dat hij bij me was, dat we het samen deden. Mijn vrouw en zoons en mijn ouders stonden vlak voor het kamp, dat nu een gedenkplaats en museum is. Het was fijn om ze te zien, maar de emotie kwam echt toen ik de directeur zag. Ik wilde hem het stukje stof met het nummer van mijn opa geven, zodat het terugkwam op de plek waar opa het opgedrongen kreeg, waar het hoorde. We vielen elkaar in de armen en ik voelde een last van me af vallen. De last van mijn opa die ik altijd heb gevoeld en die nu een plek heeft gekregen. Letterlijk, want zijn kampnummer is terug in Flossenbürg, en figuurlijk: deze reis was een bevrijding.”

Van generatie naar generatie

Oorlogservaringen (en andere extreem traumatische ervaringen) worden vaak levenslang meegedragen. Vaak werken ze ook weer door op de kinderen en kleinkinderen van de generatie die de oorlog meemaakte. Dit heet ‘transgenerationele overdracht’: het onbedoeld doorgeven van verborgen, ­onuitgesproken trauma’s aan ­volgende generaties.

Meer lezen?

Meer weten over het concentratiekamp Flossenbürg? Er is een website waar ook het verhaal van Youps opa Antoon Bink te lezen is: www.gedenkstaette-flossenbuerg.de