Interview met Noraly Beyer: 'Het lot bepaalt meer dan je denkt'

Noraly Beyer
Plus Magazine

Oud-nieuwlezeres Noraly Beyer (77) van het NOS Journaal is vanaf deze maand columnist van Plus Magazine. Ze vertelt over haar jeugd, de kosmos en de onverwachte liefde voor Joost Prinsen. ‘‘Op een gegeven moment heeft het leven iets met je voor. Hoe kun je anders verklaren dat dingen gaan zoals ze gaan?’’

U leest een gratis artikel uit Plus Magazine.

Op Plusonline.nl bieden we iedereen de kans gratis kennis te maken met Plus Magazine. Hét maandblad bomvol informatie en inspiratie. Maar deze artikelen, dossiers en columns maken kost veel tijd en geld. Wilt u meer? Overweeg dan ook een abonnement op Plus Magazine.

Noraly Beyer (Curaçao, 1946) presenteerde van 1985 tot 2008 het NOS Journaal. Sindsdien is ze actief als ­debatleider en columnist. Ook maakt ze ­documentaires en speelt ze geregeld in ­theatervoorstellingen. Ze heeft twee ­kinderen, twee klein­kinderen en sinds twee jaar een latrelatie met tv-presentator Joost Prinsen.

Foto Paul Tolenaar, visagie & styling Ronald Huisinga.

‘Vroeger speelde mijn leven zich buiten af. Typisch voor de tropen. Voor mij en mijn vijf broers was dat het paradijs. We woonden op Curaçao vlak bij het strand, maar daar mochten we van mijn moeder niet alleen naartoe omdat we nog niet konden zwemmen. We moesten het dus altijd stiekem doen. Mijn moeder stuurde me wel naar de zee om zout water te halen, dat was goed tegen mijn eczeem. Je begrijpt dat ik dan alle tijd nam, daar op het strand.

Ik had een vrij onbezorgde jeugd tot het moment waarop mijn vader stierf. Dat was plotseling en veel te vroeg, hij was 44 jaar. Het was op een zondag­middag. Zoals gewoonlijk ging hij op de grond liggen, op de koele tegels, vlak bij de radio. Al luisterend viel hij dan in slaap. Als hij was uitgeslapen zou hij ons mee uit nemen. Dat was een vast ritueel, mijn moeder bleef op die middagen thuis. Die zondag stond hij niet op. Mijn moeder zei tegen mij: “Ga hem nou maar ­wakker ­maken.” Dus ik proberen, maar hij reageerde niet. Mijn moeder zei dat ik het nog een keer moest proberen. Toen hij weer niet reageerde, kwam ze kijken en moest ik onmiddellijk de dokter bellen.

We hadden geen telefoon, dus rende ik naar de buren. De dokter reageerde ­geïrriteerd. Ik mocht hem niet zomaar bellen, het was drie uur en hij zat te eten. Ik was een kind en liet het me zeggen.

Mijn moeder werd ziedend. Ik moest weer bellen en ben toen helemaal naar een telefooncel gerend, durfde niet nog eens bij de buren langs te gaan. Uiteindelijk is de dokter gekomen en heeft hij een ambulance gebeld. Mijn moeder kwam de volgende ochtend alleen terug. Ik zie haar nog binnenkomen: helemaal verslagen.

Als kind hebben wij die periode anders beleefd. Het huis liep elke dag vol met mensen. Mijn broers en ik vonden dat geweldig leuk, er kwamen ook kinderen mee, we speelden de hele tijd. Voor de begrafenis kregen we speciale kleding aangemeten, we waren ­allemaal in het wit.

Het was mijn moeders geluk dat ze altijd heeft gewerkt als lerares. Thuis had ze alles goed geregeld. We hadden een dienstvrouw, zoals dat heette, die voor ons en voor het eten zorgde. De scholen van mijn broers en mij zaten in hetzelfde complex als de school waar mijn moeder werkte. De meisjes en jongens waren gescheiden. Als de scholen rond twaalf uur uit waren, gingen we naar mijn moeders lokaal. Daar had ze eten voor ons in van die in doeken gewikkelde stapelpannetjes. Ik heb daar nog heel levendige herinneringen aan. Zaten we met z’n allen aan tafel in dat lege lokaal van haar. Daarna bleven we wachten tot onze vader ons kwam halen.

Na zijn dood heeft mijn moeder vrij snel de beslissing genomen om de oudste drie kinderen, onder wie ik, naar Nederland te sturen. Ik vond dat geweldig. Thuis zat ik met vijf jongens en nu kwam ik ineens op een kostschool met alleen maar meisjes. Wat ook fijn was, was dat er een vriendin mee ging.

De eerste twee jaar waren leuk, daarna niet meer. De discipline, de strengheid, de vele geboden en verboden: het begon me steeds meer tegen te staan. Er waren meer kinderen die er niet tegen konden en terug­gingen, ik heb het wel volbracht. Ook omdat ik voelde dat mijn moeder dat zo wilde.

Zij heeft ons met de beste bedoelingen naar ­Nederland gestuurd, maar dat neemt niet weg dat door haar ­beslissing een breuk binnen het gezin ontstond. Ik had geen thuis in Nederland. Tijdens vakanties ging ik naar kosthuizen of voogdijhuizen, mensen die hun huis en gezin openstelden voor kinderen zoals ik. Soms trof ik het, soms was het wat minder. Er was geen keuze en ik had ook niet het karakter om te gaan zitten treuren. In ieder geval was het de beste manier om een andere ­cultuur te leren kennen. Ik heb met ­Nederlanders ­gegeten en gewoond. Daaruit zijn vriendschappen voor het leven ontstaan.

Uiteindelijk ben ik in Den Haag terechtgekomen, waar ik de kweekschool heb gedaan. In die tijd leerde ik de vader van mijn kinderen kennen. Ik was niet van plan om jong moeder te worden, ik had net een beurs ­gekregen voor de kunstacademie in Den Haag. Daar was ik zo blij mee. Maar omdat ik zwanger was, ging het niet door. Ik kreeg mijn zoon en een klein jaar later zijn we naar Suriname gegaan. Vijf jaar later werd mijn dochter geboren.

Ik was inmiddels redacteur en nieuwslezer bij de STVS, de Surinaamse Televisie Stichting, en heb de sfeer in Suriname zien veranderen. Van onafhankelijkheid naar een staatsgreep en naar de moorden op vijftien tegenstanders van het regime in december 1982. De meeste slachtoffers kende ik. Het voelde als het einde van de wereld.

Ik wist dat ik niet meer zou kunnen functioneren bij de STVS. Ik moest weg, even mijn hoofd wassen van binnen. Mijn man en ik waren al ­enige tijd gescheiden en onze zoon zat net op kostschool in Nederland. De afspraak was dat onze zoon met Kerstmis thuis zou ­komen, of dat wij naar hem zouden gaan.

Gedwongen door de omstandigheden besloot ik tot het laatste. Met in mijn ene hand een koffer en in mijn ­andere hand mijn dochter ben ik op het vliegtuig gestapt. Verder liet ik alles ­achter. Het was geen vlucht, het was niet mijn bedoeling om niet meer terug te komen. Maar ik was nauwelijks in Nederland of de Wereldomroep belde en bood me een baan aan. Daar moest ik goed over nadenken. Als ik ja zei, zou ik voorlopig niet terug ­kunnen naar Suriname. Dan zou ik persona non grata zijn. De Wereldomroep was wat ­Radio Oranje was tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was streng verboden. Er werden stoorzenders op gezet. Als je wilde horen wat er in je eigen land gebeurde, moest je illegaal naar zenders als de Wereldomroep en de BBC luisteren. Precies om die reden besloot ik het aanbod aan te nemen. Zo kon ik toch de mensen in Suriname op de hoogte houden van wat er gaande was. De eerste acht jaar, tot het aantreden van een burgerregering, kon ik niet terug.

Nu ben ik nog vrij actief, maar het zijn allemaal dingen die komen en gaan. Los werk, allemaal in de sfeer van kunst en cultuur, zoals theater, schrijven en presenteren. Soms denk ik: ‘Nu houdt het op.’ Maar dan is dat toch niet zo; er komt steeds weer iets nieuws voorbij. Veertien jaar geleden stopte ik bij het NOS Journaal. Ik heb nooit de angst gehad om daarna ­achter de ­geraniums te belanden. Ik wist zeker dat ik me nooit zou vervelen, daar ben ik het type niet naar. Meteen daarna rolde ik in het theater en van het een kwam het ander.

Er zijn grote raakvlakken ­tussen de rol van acteur, journaallezer en mijn oude vak van docent. Je wilt iets overdragen. En waar je goed in bent, moet je ook willen benutten. Dat is een verplichting die ik mezelf opleg. Ik vind het ook fijn als anderen kijken en luisteren. Ik zoek het werk niet, het zoekt mij, en dat is natuurlijk heel vleiend, zo eerlijk ben ik wel.

De liefde heb ik ook niet gezocht, dat is me óók overkomen. Nooit verwacht, nooit gedacht en ook nooit op gehoopt. Ik was erg gehecht aan mijn vrije leven. De verliefdheid die ik voor Joost voel, is intenser dan vroegere verliefdheden. Je hebt elkaar ook zoveel meer te vertellen. Joost heeft een heel leven achter de rug en ik ook. Er is altijd wel wat te bepraten. Mijn ­mazzel is dat hij een goed prater is. We zien elkaar vaak. Hij wil graag vaste dagen en daar probeer ik me zo goed mogelijk aan te houden. Mijn kinderen vinden het geweldig voor me dat ik met hem ben, ook de kleinkinderen zijn gek op hem. Joost is erg goed met kinderen. Ik ben een geluksvogel dat ik dit op latere leeftijd mag meemaken.

Onze liefde voelt als een geschenk van het leven. Het lot of de kosmos is mij goed gezind. Joost gelooft daar niet zo in, ik wel. Het is niet dat ik dingen op hun beloop laat gaan, maar ik ben me ervan bewust dat je kunt draaien en keren zoveel je wilt – maar op een gegeven moment heeft het leven iets met je voor. Hoe kun je anders verklaren dat dingen gaan zoals ze gaan? Ik heb bijvoorbeeld altijd gezegd dat ik mijn kinderen nóóit naar kostschool zou sturen. Over mijn lijk! Maar wat gebeurt? Mijn zoon wilde graag naar Nederland. Hij wilde naar zijn grootmoeder en belandde in een kosthuis vlak bij haar. Wie had gedacht dat mijn ­dochter en ik hem snel zouden ­volgen? ­Natuurlijk heb je ­altijd een keuze, maar het lot ­bepaalt meer dan je denkt.”

Straks hoop ik dat ik actief kan blijven. Ik ben de dagen absoluut niet zat. Er zijn veel ­dingen die ik nog graag wil zien en doen. Mijn moeder is in de negentig geworden, ik hoop haar genen te ­hebben. Lange tijd had ik het idee om op latere leeftijd terug te keren naar de tropen. Suriname, ­Curaçao, Spanje, Portugal… Ergens waar het lekker warm is en je buiten kunt leven. Het is niet gebeurd omdat ik nog steeds niet zonder werk zit.

Nu met Joost zal het er helemaal niet meer van komen. Hij is wel met mij naar Suriname geweest, maar hij is geen tropenkind. Of we ooit zullen gaan samenwonen? Wat mij betreft hoeft het niet, maar ik sluit niets uit. Joost heeft een ander verleden, hij is bijna vijftig jaar getrouwd geweest. Voor hem is het een hele ommezwaai om na de dood van zijn vrouw alleen te zijn. Ik heb lange jaren alleen gewoond, voor mij zou het juist een hele ommezwaai zijn om bij iemand in te trekken.

Hoe dan ook, we genieten van elkaar en hebben zin in het leven. We kunnen ons allebei nog overal over verwonderen, dat is zo mooi. Op onze leeftijd genieten van wat het leven te bieden heeft en terug­kijken op een schat aan ervaringen en herinneringen: dat is een rijkdom waar ik dankbaar voor ben. Ik hoop dat gevoel tot mijn dood vast te kunnen houden.”

Reactie toevoegen

Comment

  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.