Er moeten meer 55-plussers aan het werk

Gisteren ontving minister Asscher van Sociale Zaken de resultaten van een onderzoek naar de Nederlandse arbeidsmarkt dat de OESO uitvoerde. In dit rapport stelt de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling van rijke industrielanden dat Nederland meer moet doen voor oudere werkenden en werkzoekenden.

Het gemiddelde

In Nederland werken volgens het OESO-rapport minder 65-plussers dan het OESO-gemiddelde, respectievelijk bijna 13 en 20 procent. Het aantal 55-plussers dat aan het werk is, is in Nederland wel hoger dan het OESO-gemiddelde; 60 procent tegen 54 procent. Wel is het aantal 55-plussers dat aan het werk is snel gestegen in Nederland, in 2002 werkte nog maar 43 procent van de mensen tussen de 55 en 64 jaar.

Niet tevreden

De OESO is echter nog niet tevreden en stelt een aantal maatregelen voor die de arbeidsparticipatie van 55-plussers kunnen verbeteren. Zo zou het loon van werknemers lager kunnen zijn als er minder hard gewerkt wordt. Moeten pensioen en werk gecombineerd kunnen worden en zouden de cao’s meer gericht moeten zijn op het behoud van de productiviteit van oudere werknemers  en minder op maatregelen die hen ontzien.

Een oproep

Minister Asscher vindt dat Nederland op de goede weg is. “Maar we moeten waakzaam blijven”. Bovendien vindt de minister dat een belangrijk deel van de aanbeveling van de OESO: een oproep aan sociale partners om in cao’s rekening te houden met toenemende participatie van ouderen en deze te faciliteren door flexibiliteit en maatwerk te bieden.

Het actieplan

Ontevreden is Asscher over de 67 miljoen die de komende twee jaar bedoeld is om oudere werkzoekende aan het werk te krijgen. Het geld (voor scholing) dat met het actieplan '55-plus Werkt', oudere werkzoekende aan een baan moet helpen, wordt nauwelijks gebruikt.  De minister wil snel resultaten zien van het actieplan anders zet hij de middelen in op een andere manier, want het doel is meer werkzoekende 55-plusser aan een baan helpen.