Mijn vader droomde van een beter leven in Canada

Getty Images

In 1968 vertrok Iris Tasseron als 5-jarig meisje met haar ouders op de boot naar Canada om een nieuw leven op te bouwen. Na twee jaar kwamen ze terug. Hoe is het de andere Nederlandse emigrantenkinderen aan boord vergaan? Iris ging terug naar Canada en zocht ze op.

Mijn vader had een droom. Hij wilde in Canada een nieuw leven opbouwen met zijn vrouw en twee dochters. Op 6 juli 1968 was het zover en zaten wij op de SS Maasdam. Op een foto van toen zie ik mijzelf in een rood jasje dicht tegen mijn vader aan zitten in de hut van het schip. Mijn zus en mijn vader en moeder lachen, maar ik kijk serieus. 5 jaar oud was ik.

Getty Images

Tickets van het spaargeld

De grootste emigratiegolf van Nederlanders naar Canada voltrok zich in de jaren 50. Het kabinet-Drees stimuleerde ­emigratie door het geven van een bij­drage aan de reis en wat zakgeld voor als je aankwam. Mijn ouders hebben hier geen gebruik van gemaakt. Met spaargeld kochten ze tickets voor de boot en konden we de eerste paar ­maanden onderdak betalen totdat mijn vader een baan zou vinden.

Getty Images

Het was eind jaren 60 en begin jaren 70 economisch een slechte tijd in Canada. De banen lagen niet voor het oprapen. Mijn vader Arnold was architect en werkte bij twee verschillende architectenbureaus in Ontario. Bij beide bureaus verloor hij zijn baan, omdat ze te weinig opdrachten hadden. Mijn ouders besloten terug te gaan naar Nederland, want daar was werk genoeg. Spijt hebben ze niet gehad van de emigratie. Mijn moeder Nammy denkt er nog steeds met plezier aan terug: “Het was een mooie tijd.”

‘Ik miste niets uit Nederland’ 

Maar hoe is het die andere emigranten op de boot vergaan? Met de passagierslijst van de boot die bij mijn moeder ligt en brieven uit Canada vertrek ik naar Toronto. Mijn eerste stop is bij Beppie en Connie Boudens, moeder en dochter. Beppie zat met haar man, die ondertussen overleden is, en haar vier kinderen bij ons op de boot. Connie was toen 6 jaar. Beppie is nu 86 jaar oud en heeft nooit spijt gehad van de overtocht: “Ik miste niets uit Nederland. Ik denk dat ik iemand ben die de dingen neemt zoals ze zijn en zoals ze komen.” Haar man Pieter heeft wel getwijfeld. Beppie: “Na een jaar zei hij: ‘Ik ga terug naar Nederland om te zien of ik het goeie besluit heb genomen.’ Hij bleef drie maanden weg. Toen hij ­terugkwam naar Canada zei hij: ‘Ik heb het juiste besluit genomen.’”

Makkelijk is het niet geweest. Pieter was bouwkundig ingenieur, maar in het oosten van Canada was geen werk. Ze vertrokken naar de staat Alberta, naar Edmonton. Daarna verhuisden ze nog meerdere keren voor werk. “Je moest elk dubbeltje omdraaien, maar dat was voor mij geen probleem. Dat was ik gewend.” Connie zou best een tijdje in Nederland kunnen wonen denkt ze, maar haar ­moeder Beppie wilde niet meer terug naar Nederland: “Nederlanders hebben heel veel kritiek. Als je iets doet krijg je er meteen commentaar op. Ik weet niet of ik dat nog zou willen.”

Lekkere donuts

Als ik terugrijd naar mijn tijdelijke woning in Toronto realiseer ik me dat het een hard leven moet zijn geweest. Beppie en haar man hebben een goede keuze gemaakt om naar Edmonton te gaan. De staat Alberta was nog jong en het was onontgonnen gebied. Daar lagen kansen om als bouwkundige werk te vinden. Ik vraag mij af waarom mijn ouders dat niet hebben gedaan. Mijn vader had daar als architect mogelijk ook werk kunnen vinden. Mijn moeder vertelde me dat ze moesten kiezen. Of toch naar het westen van Canada gaan of naar Nederland. ­

“Arnold belde met zijn vader, die ook architect was, en die zei dat er heel veel werk te vinden was in Nederland. Dus toen besloten we toch terug te gaan.” Ik geniet van Canada, het voelt zo vertrouwd. De donuts zijn hier lekkerder dan in Nederland, alleen kan ik nog niet de juiste relish vinden: een zurig sausje dat ik altijd op een hotdog kreeg. Ik woon het grootste deel van mijn leven in Nederland, maar mis nog steeds relish, zoals Nederlanders in Canada speculaas missen.

Zwarte beren in je achtertuin 

Mijn volgende bezoek is bij Terry ­Kurvers. Hij woont op Vancouver Island. Net als ik was hij vijf jaar oud toen hij met zijn ouders en twee broers emigreerde. Ook zij zaten bij ons op de boot. Het huis van Terry is prachtig en ligt tegen een National Park aan. Soms lopen de zwarte beren door zijn achtertuin. Zijn vader is overleden. Hij runt nu samen met zijn broers het aannemersbedrijf dat zijn ­vader heeft opgebouwd. Zodra ik binnenkom, trekt Terry een pak speculaas open en zet koffie. Ook al woont Terry bijna zijn hele leven in Canada, hij blijft Nederlander: “Ik ben een ‘Canutch’, Canadees en Nederlands. Je moet weten waar je vandaan komt en je Nederlandse cultuur behouden. Ik leer mijn kinderen dat ook.

Getty Images

Ik ben nu samen met mijn jongste zoon een cursus Nederlands aan het volgen via het internet.” Zijn vader wilde graag dat zijn kinderen Hollands zouden blijven. “We spraken thuis altijd Nederlands tijdens het eten. Mijn Canadese vrienden vonden dat prachtig, maar begrepen niets van wat we zeiden.” Terry is met regelmaat in Nederland ­geweest met zijn ouders om familie te bezoeken. Hij mist zijn familie en mist het drinken van een biertje buiten op straat. Hij was van plan om timmerman in Nederland te worden, maar toen kwam hij in Canada zijn huidige vrouw tegen en kreeg hij kinderen. Het is er nooit meer van gekomen. 

Weinig Hollandse herinneringen

Tussen de oude post uit Canada bij mijn moeder vond ik een brief van Nico Lambooy. Net als mijn vader was hij ­architect. Hij schreef mijn ouders om ons te feliciteren met de geboorte van mijn zusje en beschreef de situatie in ­Canada: “Nou geloof ik dat je de goede tijd uitgekozen hebt om terug te gaan, want de winter is een record koude winter geweest zeggen de doorgewinterde Canadezen en de werkloosheid is nog nooit zo rot geweest als nu.” Helaas kan ik Nico niet spreken, hij is ziek, maar zijn zoon Pieter ontvangt mij graag in zijn woning even buiten Edmonton. Het is een typisch Canadese buurt.

De huizen lijken op elkaar, hebben allemaal een oprit waar een pick-up of een SUV staat. Een jongen met een bolderkar loopt door de straten kranten te bezorgen. Als we binnenkomen bij Pieter zie ik weinig Hollandse herinneringen. Aan een muur hangen wel wat bordjes van Delfts blauw. Pieter vertelt dat die van zijn moeder zijn geweest. Na haar overlijden heeft hij ze een plekje gegeven. 

Waar is het breekijzer? 

Hij was 2 jaar oud toen hij samen met zijn ouders en twee zussen bij ons op het schip zat. Ook zijn ouders waren op zoek naar een beter leven in Canada. De eerste jaren was het sappelen. De vader van Pieter heeft heel even getwijfeld over de emigratie. “Toen de kist arriveerde met onze spullen uit Nederland, wilde mijn vader die openmaken met een breekijzer, maar die zat in de kist. Dus hij stond daar met die kist op de oprit voor het huis in Toronto. Toen vroeg hij zichzelf heel even af of hij er wel goed aan deed, omdat-ie het niet zo goed voorbereid had. Maar niet veel later vond hij werk en heeft hij nooit meer getwijfeld.” 

In het begin spraken ze Nederlands thuis, maar Pieter begon te stotteren doordat hij Nederlands en Engels door elkaar begon te spreken. Op dat moment besloten zijn ouders ook thuis Engels te spreken. Hollander voelt hij zich niet meer. “Ik voel de Nederlandse band nog wel, maar ik ben een Canadees en daar ben ik trots op.” 

Het voelde als thuis 

Niets dan goede herinneringen heb ik aan Canada. Mijn zus en ik, spelend met keiharde stuiterballen op de parkeerplaats. Sprinkhanen vangen op het veld achter onze flat in Welland. Toch ben ik pas in 2014 voor het eerst teruggegaan, met mijn zonen en man. Het voelde als thuis. Ik wilde het liefst langer blijven en emigreren. Maar ik weet dat ik dat ­voorlopig niet ga doen. In Nederland heb ik te veel om achter te laten.

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine