Brussel in spaghettistijl

Getty Images

Tussen 1890 en 1910 was een aantal architecten in Brussel op zoek naar een nieuwe stijl. In een explosie van creativiteit ontstond de art nouveau met z’n sierlijke en weelderige vormen. Honderd jaar later is Brussel nog steeds een zwierige stad.

Uitgerekend in de stad waar Karl Marx in 1847 zijn Communistisch Manifest had geschreven en hij de arbeiders opriep tot actie tegen het kapitalisme, vond eind negentiende eeuw een omwenteling van een geheel andere orde plaats. De ware revolutionairen in België waren uiteindelijk de architecten. Met het kapitaal van de rijken ontwikkelden zij de hoofdstad in ras tempo tot wat de Vlaamse architect Renaat Braam later zou bestempelen als “de mooiste stad van het lelijkste land ter wereld”.  

Gevelwedstrijden
Net als bij echte revoluties was de tijd er rijp voor. De bevolking groeide, de komst van de elektrische tram én de auto maakte de buitenwijken beter bereikbaar. Bovendien was de gegoede burgerij ontvankelijk voor nieuwe stromingen in kunsten en ambachten en verlangde ze naar een andere woonomgeving, passend bij haar status die ze graag wilde showen.

Gevelwedstrijden zetten architecten ertoe aan om de stad mooier te maken. Verleid door het grote geld en de unieke kansen tot stadsvernieuwing, braken zij met de stijlen uit het verleden en overtroefden ze elkaar in originaliteit en durf. ‘Kunst in de straat’, zo luidde hun motto. Geheel nieuwe wijken werden aangelegd. Langs statige lanen verrezen stijlvolle panden. In de revolutionaire ontwerpen verschenen open ruimtes, vloeiende lijnen en veel licht, en voor het eerst werden er industriële bouwmaterialen zoals gietijzer en glas toegepast.

Rijke versieringen in het smeed- en houtwerk, de mozaïeken en muurschilderingen en een nieuw meubeldesign zorgden voor een sfeer van comfort, gezelligheid en harmonie. Maar ook van verleiding en mysterie, wat beantwoordde aan de toenmalige belangstelling voor het exotische. Zo werden de huizen van de art nouveau – die men misschien beter de huizen van de nouveaux riches (nieuwe rijken) zou kunnen noemen – complete kunstwerken.

[ITEMADVERTORIAL]

Exotische vormen
Dat was precies wat architect Victor Horta (1861-1947) voor ogen had. Brussel heeft zijn mooiste gebouwen aan hem te danken en hij verwierf er internationale faam mee. Zijn eerste belangrijke bouwwerk – en het eerste art nouveau-huis ter wereld – was het herenhuis dat hij in 1893 ontwierp voor zijn vriend, professor Emile Tassel. Horta oogstte er meteen zo’n succes mee dat nieuwe opdrachtgevers bij hem in de rij stonden. Schitterende voorbeelden van zijn kunnen, zijn het Autriquehuis (voor zijn vriend Eugène Autrique), het Hotel van Eetvelde (voor de secretaris-generaal van Congo) en het Hotel Solvay (voor Armand Solvay, de oudste zoon van de beroemde uitvinder van de soda). Maar een van de mooiste en best bewaarde art nouveau-huizen van de Benelux ontwierp hij voor zichzelf. Inclusief prachtige wintertuin staat zijn woonhuis – tegenwoordig Hortamuseum – nu zelfs op de werelderfgoedlijst van Unesco.

Horta en andere art nouveau-adepten vonden dat de bewoners niet alleen een schitterende façade verdienden, maar zich ook binnen hun huizen prettig moesten voelen. In zijn ontwerpen stoeide Horta met niveauverschillen, bel-etages en trappenhuizen met kronkelende traphekken, glas-in-loodramen en glazen koepels. Op alle verdiepingen stroomde het licht naar binnen. Zo ontstond in de woningen een tot dan toe ongekend ruimtegevoel. Bloemen waren een geliefd motief en verschenen in de meest exotische vormen op bronzen luchters en tapijtdessins, serviesgoed, vazen en juwelen. Zelfs als er geen geld was om een huis volledig in de nieuwe stijl op te trekken, werden er kleine details in verwerkt: een deurklink, een voetschraper, een sgraffito-decoratie (sgraf­fito is een speciale schraaptechniek die toegepast werd op muren en aardewerk). De ambachten floreerden…

Getty Images


Perfectionist

Wie in een echte Horta wilde wonen, moest niet alleen over veel geld, maar vooral over geduld beschikken. Horta was namelijk niet alleen de beroemdste en duurste architect van België, maar ook de langzaamste en hij maakte het zichzelf, zijn medewerkers en opdrachtgevers niet makkelijk. Zelfs al werkte hij dagelijks zo’n twintig uur in zijn studio, vaak aan tientallen projecten tegelijk, tussen tekentafel en eindproduct konden wel tien jaren liggen. Horta was nu eenmaal een perfectionist en bemoeide zich met het kleinste detail. Zelfs scharnieren ontwierp hij bij voorkeur zelf en van elke ruimte, elk meubel en deurbeslag werden modellen gemaakt die steeds weer werden veranderd. Dan pas werden zij met de hand uit kostbare materialen vervaardigd. Toen Victor Horta aan het eind van zijn loopbaan door koning Leopold II in de adelstand verheven werd, liet hij een schildpad in zijn wapen zetten. Wat niet alleen verwees naar zijn werktempo, maar tevens naar zijn onverzettelijkheid.

Naast zijn prachtige burgerwoningen ontwierp Victor Horta ook winkels en gebouwen, die inmiddels in het collectieve geheugen van de Brusselaars verankerd zijn. Zoals het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal en het ­Paleis voor Schone Kunsten Bozar. Maar ook andere talentvolle architecten bedachten in hun art nouveau-­euforie schitterende huizen en gebouwen. Gustave Strauven (een leerling van Horta) ontwierp voor de schilder ­Georges de Saint-Cyr de flamboyante gevel van zijn slechts vier meter brede huis. Paul Saintenoy stond aan de basis van het volledig in glas en ijzer opgetrokken Muziekinstrumentenmuseum. Oorspronkelijk was het een filiaal van het Parijse warenhuis Old England; door de enorme glasramen konden de elegante dames van de burgerij hun stoffen kiezen bij daglicht. En Henri Jacobs liet de stad unieke scholen na, met ruime door glazen koepels overdekte speelplaatsen en aula’s, opengewerkte balustrades en gietijzeren galerijen.

Goed huwelijk
Toch kreeg men al snel genoeg van de kronkels en slingers van de zogenoemde ‘spaghettistijl’, die stilaan werd verdrongen door de strakke en eenvoudige geometrische vormgeving van de art deco. Sommige architecten combineerden eerst beide stijlen, wat vaak leidde tot een verrassend harmonisch geheel.

Misschien wel het meest opvallende voorbeeld van zo’n ‘goed huwelijk’ is het woonhuis/atelier van architect Paul Cauchie. De gevel is nog puur art nouveau met duidelijke Japanse accenten en lijkt door de sgraffiti, voorstellend de negen muzen, op een enorm affiche. Maar eenmaal binnen komen we in sobere art deco-sferen , opgesmukt door de artistieke decoraties van Pauls echtgenote Lina, die schilderes was. In de jaren ’70 van de vorige eeuw was het huis bestemd voor de sloop, maar het werd gered door het echtpaar Dessicy dat de restauratie als een levenswerk op zich nam en er nog steeds woont. Een rondleiding door de bevlogen huidige heer des huizes staat dan ook gelijk aan een boeiend college in art nouveau, art deco en moderne schilderkunst.

Brussel praktisch
• Het Autriquehuis: Haachtsesteenweg 266
• Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal: Zandstraat 20
• Paleis voor Schone Kunsten Bozar: Ravensteinstraat 23
• Muziekinstrumentenmuseum: Hofberg 2
• Hotel van Eetvelde: Palmerstonlaan 2/6
• Huis Saint-Cyr: Ambiorixplein 11
• Het Cauchiehuis: Frankenstraat 5
• Hotel Tassel: Paul-Emile Jansonstraat 6
• Hotel Solvay: Louizalaan 224
• Hortamuseum: Amerikaansestraat 25

Wandelen
De Art Nouveau wandelingen staan vermeld op een plattegrond van Brussel die hier verkrijgbaar is: www.belgie-toerisme.nl

Meer informatie
België Toerisme voor Wallonië & Brussel: informatie@belgie-toerisme.nl

Auteur