Wat doe ik met een erfenis in de belastingaangifte?

Getty Images

Mijn moeder is enige jaren geleden overleden. De erfenis ging naar mijn vader, maar mijn broer en ik kregen ons ‘kindsdeel’ van ieder 50.000 euro. Dat geld kregen we niet in handen, maar is een schuld op papier bij vader. Nu vul ik de aangifte in voor mijn vader en vraag ik me af of ik deze schulden aan mij en mijn broer ook mag aftrekken van zijn vermogen?

Nee, er lijkt hier sprake van een privéschuld, maar het valt onder de noemer ‘vordering’. Daarvoor hanteert de fiscus andere regels.
 
Van de site van de Belastingdienst:
Niet-opeisbare vorderingen uit een erfenis
Is 1 van uw ouders overleden? En waren zij getrouwd? Dan kunt u een niet-opeisbare vordering op de overgebleven ouder hebben gekregen. Of u hebt het bloot eigendom gekregen van een bezitting waarvan de overgebleven ouder het vruchtgebruik heeft. U hoeft deze bezittingen niet aan te geven in box 3. Als u een niet-opeisbare vordering hebt op de overgebleven ouder, dan heeft de overgebleven ouder een schuld aan u. De overgebleven ouder kan deze schuld niet aangeven in box 3. De overgebleven ouder houdt ook geen rekening met het bloot eigendom, maar moet de volle waarde van de bezitting aangeven.

Bij het invullen van de aangifte van uw vader, trekt u de kindsdelen van u en uw broer niet af van zijn vermogen. Dat is een fiscaal nadeel voor vader: hij betaalt belasting over zijn hele vermogen en mag de ‘schulden’ (die dus vorderingen zijn) niet aftrekken in Box 3.  

Andersom hoeven u en uw broer de vorderingen niet op te tellen bij het uw vermogen: dat is een fiscaal voordeel u en uw broer.

Waarschijnlijk is dit zo geregeld om ervoor te zorgen dat de Belastingdienst het vermogen op één plaats kan belasten. In dit geval bij uw vader die het vermogen ook bezit. Anders zou -in theorie- een situatie kunnen ontstaan waarin uw vader het vermogen opmaakt, terwijl de vorderingen van de kinderen blijven bestaan. Dan zouden de kinderen belasting moeten betalen over de waarde van een vordering die ze nooit in handen krijgen.
 

Auteur