Interview minister Conny Helder: 'Onvermijdelijk dat iedereen iets bijdraagt'

Conny Helder
Plus Magazine

Pluslezers willen het liefst het oude verzorgingshuis weer terug, zien dat er te weinig geschikte seniorenwoningen zijn en vragen zich af wie er voor hen gaat zorgen als dat echt nodig is. Plusredactrices Lenny Langerveld en Ilse Ariëns bespraken deze kwesties met Conny Helder (VVD), minister voor Langdurige Zorg en Sport. Uitgangspunt voor het gesprek waren de vragen van Pluslezers.

U leest een gratis artikel uit Plus Magazine.

Op Plusonline.nl bieden we iedereen de kans gratis kennis te maken met Plus Magazine. Hét maandblad bomvol informatie en inspiratie. Maar deze artikelen, dossiers en columns maken kost veel tijd en geld. Wilt u meer? Overweeg dan ook een abonnement op Plus Magazine.

Ton Loose (64), Veghel: “Is het niet verstandig om het ouderwetse verzorgingshuis terug te brengen?­ Dan heb je gecentraliseerde zorg waardoor er ­minder personeel nodig is. Het isolement waar veel ouderen mee kampen, kan eerder aangepakt worden.­ De kwaliteit van de zorg is beter gewaarborgd en er is minder mantelzorg nodig.”

Minister Helder: “Ik weet uit de mails die Plus ­Magazine heeft ontvangen, dat Pluslezers zich zorgen maken. En dat begrijp ik heel goed. Maar we kijken nu met een heel verliefde bril naar het oude verzorgings­huis. Terwijl je toch ook je leven en je spulletjes moest achterlaten en je zelfstandigheid inleverde. Er werd ouderen veel uit handen genomen. Maar ondertussen­ weten we dat ouderen beter af zijn als we niet te veel overnemen, zodat ze zelfstandig blijven en hun spierkracht behouden. Ik wil niet naar het oude verzorgings­huis terug, maar ik wil wel graag het goede daarvan behouden.”

Waar denkt u dan aan?

“Bijvoorbeeld aan dat mensen elkaar zagen en dat ze actief bleven. Wat vroeger zorg in het verzorgingshuis was, wil ik nu meer bij mensen thuis organiseren. ­Ouderen moeten in de toekomst kunnen doorgaan met hun leven. Liefst zo zelfstandig mogelijk met hun eigen keuzes, hun eigen regie. Want we weten dat ­iedereen daardoor langer fit en gezond blijft. En als je dan toch begint te wankelen, dan gaan we de zorg thuis aanvullen.­ Met wijkverpleging of met hulp­middelen zoals een slimme medicijndoos of wat er ook nodig is. Als we mensen thuis ondersteunen, hoeven ze ­misschien helemaal niet naar het verpleeghuis toe. Maar dan moet er wel goede dagbesteding in de buurt zijn en aandacht, want je wilt niet dat mensen in hun eigen huis zitten te verkommeren.”

Conny Helder
Getty Images

Toch is het risico op verkommeren en eenzaam­heid best groot.

“Natuurlijk moeten we daar oog voor hebben. Maar weet je, we hebben geen keuze. Er zijn straks meer ouderen dan mensen die voor hen kunnen zorgen. ­Vergelijk het met het klimaat. Als de zeespiegel straks gaat stijgen, moeten we ons daar ook aan aanpassen. En dan kunnen we wel mopperend tot onze knieën in de branding gaan staan, maar dat heeft geen zin. En vergeet niet: de 130.000 verpleeghuisplekken zoals we die nu hebben, die blijven. Wat we hebben, dat houden­ we. Maar ik zie ook wel dat er iets mist. Daarom hamer­ ik zo op het bouwen van seniorenwoningen en dan vooral de zogenaamde ‘geclusterde’ woonvormen, waarin ouderen dicht bij elkaar wonen. Waar ik ook naar kijk, is of we voldoende tijdelijke opvangplekken hebben: logeerplekken en revalidatiemogelijkheden.”

Janna (60): “Ik ken veel 80-plussers met een grote eengezinswoning die graag in een kleine woning of appartement zouden willen wonen. Maar er is ­nergens een leuk gelijkvloers huisje of appartement te krijgen.”

Minister Helder: “Dat is precies de reden dat ­minister De Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke­ ­Ordening en ik de komende tien jaar zo’n 290.000 woningen voor ouderen willen bouwen. Samen met woningcorporaties en gemeenten. Deel van het plan is dat we een flink aantal geclusterde ­woningen neerzetten,­ bijvoorbeeld in de vorm van hofjes of ­appartementsgebouwen. Plekken waar je elkaar tegen­komt in de gezamenlijke binnentuin of in een ­ontmoetingsruimte. Minimaal de helft van deze 290.000 woningen willen we bouwen voor mensen met een kleinere portemonnee.”

Dat betekent dat mensen bereid moeten zijn om te verhuizen.

“Ja, dat klopt. Maar wel naar een huis dat je zelf uitkiest en waar je samen met je partner kunt blijven wonen. Binnen die 290.000 woningen bouwen we er 40.000 die geschikt zijn om zwaardere zorg te ­leveren. Met een aangepaste badkamer, brede deuren, ingebouwde sensoren en noem maar op. Maar ja, ik hoef niemand uit te leggen dat we ook nog een stikstof­probleem hebben en dat er veel obstakels zijn.”

Als al die bouwplannen niet volledig gerea­li­­seerd­ worden, gaan dan al uw plannen de ­prullenbak in?

“Nee zeker niet; ik wed niet op één paard. Tegelijkertijd investeer ik ook in zorg in de wijk. Maar het maakt het niet makkelijker. Want het is beslist beter en fijner als mensen met een bepaalde zorgvraag enigszins geclusterd bij elkaar zitten, zoals Pluslezer Ton Loose terecht opmerkte.”

Loes Schrijver (61), Scheemda: “Zorgvilla’s, gerund door commerciële partijen, schieten als padden­stoelen uit de grond. Ze springen in het gat tussen thuis wonen en verpleeghuis. Een uitkomst, maar vooral voor mensen die het kunnen betalen. Wat vindt u hiervan?”

Minister Helder: “Ik heb daar gemengde gevoelens over. Het is echt beter voor ouderen om meer zelf te doen en minder in de watten te worden gelegd. Als je zelfstandig wilt blijven, is het belangrijk dat je op de been blijft, je hoofd bezighoudt en uitgedaagd wordt. Ook op een andere manier sta ik er dubbel in. Deze zorgvilla’s hebben meer geld te besteden en kunnen daarom extra personeel inzetten. Maar ja, die zorgmedewerkers hebben we maar één keer. Ik vind het belangrijk dat er wat te kiezen is en ik ben blij met deze kleinschalige initiatieven die voorzien in een ­behoefte. Maar personeel is schaars en we moeten ook voor mensen met een kleine portemonnee voldoende handen­ aan het bed hebben.”

Maria van Velzen (82), Groningen: “Minister Helder moet niet denken dat kinderen meer en vaker voor hun ouders kunnen zorgen. Kinderen wonen vaak niet meer in de buurt; ze werken en kunnen niet ­zomaar vrij vragen om voor hun ouders te zorgen.”

Minister Helder: “Ik heb zelf met een fulltimebaan een gezin grootgebracht met tegelijkertijd zorg voor ouders en schoonouders, dus ik snap die drukte ontzettend goed. Maar het is onvermijdelijk dat iedereen iets bijdraagt. Als niemand voor de eigen ouders zorgt, ­zouden we aan iedereen met kinderen moeten vragen dat er één kind in de zorg gaat. Want zoveel mensen hebben we binnenkort nodig. Eén op de zes mensen die werken, werkt in de zorg. Dat is best veel en we moeten niet willen dat het er nog meer worden. Dus de vraag is nu vooral: wat kunnen we doen om mantelzorgers te ondersteunen? Daar is Maarten van Ooijen, staats­secretaris van Volksgezondheid, ­Welzijn en Sport, ­volop mee bezig. Hij kijkt bijvoorbeeld hoe mantel­zorgers steun bij elkaar kunnen vinden via lotgenoten­contact. Of hoe mantelzorgers en zorg­professionals beter kunnen samenwerken en hoe technologie en tijdelijke opvangplekken het leven van mantelzorgers kunnen verlichten.”

Laura de Wit (75), Zaandam: “Hoe wil de minister het voor elkaar krijgen dat ouderen zo veel kennis krijgen van de computer dat zij een digitale versie van thuiszorg aankunnen? En welke ondersteuning krijgen zij bij deze digitalisering?”

Minister Helder: “Digitalisering klinkt groots en meeslepend, maar er zijn slimme en eenvoudige ­oplossingen die we nu al hebben. Als je ’s nachts uit bed komt en je zoekt in het donker je rollator, dan val je. Maar als we zorgen dat je een lamp met een bewegings­melder hebt, val je niet. Ook kun je heel simpel een sensor op de koelkast zetten, waardoor je zoon of dochter honderd kilometer­ verderop ziet dat de koelkast de hele dag niet is opengegaan. En met een slimme medicijndoos met alarm word je gewaarschuwd als je medicijnen moet innemen.­ En indien nodig kijkt de verpleging op ­afstand mee.”

Johan Kramer (62), Amsterdam: “Nu alles zoveel duurder is geworden, kiezen veel zorgmedewerkers ervoor zzp’er te worden of een ander beroep te kiezen. Er is – vooral bij jongeren – geen motivatie meer om in loondienst te blijven. Hoe denkt u deze ontwikkeling te stoppen?”

Minister Helder: “Het eerste wat zorgmedewerkers­ mij altijd zeggen is: ‘Weet dat we ook heel veel plezier in ons werk hebben.’ Veel zorgmedewerkers vinden­ hun vak nog altijd het mooiste beroep dat er is. ­Tegelijkertijd hebben ze het, net als andere werkenden, ontzettend druk. Ook privé. Er wordt aan alle kanten aan ze getrokken. Wat ik heel concreet doe, is allereerst zorgmedewerkers meer zeggenschap geven. Zelf meepraten over je rooster en hoe er op de afdeling wordt gewerkt. Voldoende afwisseling regelen, want als zorgmedewerkers zzp’er worden, doen ze dat vaak omdat ze meer variatie zoeken. Het tweede is het aanpakken van de bureaucratie. Minder regels. Laat duidelijk zijn dat ik de salarissen niet bepaal. Ik bied wel extra loonruimte aan om de markt te kunnen volgen, maar het zijn de zorgaanbieders zelf die met de bonden het salaris bepalen.” 

Auteur