Van Florence naar Assisi

In de voetsporen van de heilige Sint Franciscus

Getty Images

Het is een soms helse tocht, met onvergetelijke diepte- en hoogtepunten. Paul Vreuls loopt met vriend Maarten in veertien dagen 240 kilometer van Florence naar Assisi, in de voetsporen van Sint Franciscus.

Het is laat in de middag als we over de Via San Francesco het stadje Assisi binnen strompelen. Het nazomerlicht zet de gevel links van ons in een gouden gloed. Moe zijn we. Maar voldaan. Als we even later ook nog een hotel vinden en a room with a view krijgen, kan onze dag niet meer stuk.

Daar beneden, aan de voet van de Monte Subasio, ontvouwt zich de vallei van de Tescio. Erachter schemeren de ronde toppen van de Trasimeense heuvels. En midden in de vallei, nog net even aangetipt door de laatste zonnestralen, licht de koepel op van de Basilica di Santa Maria degli Angeli.

“Daar gaan we morgen naartoe”, zeg ik tegen Maarten, maar die ligt al op bed. Dertien zware dagetappes in vijftien dagen laten hun sporen na. En hun herinneringen.

 

Getty Images


Tussen Pietralunga en Gubbio. Een landschap zoals ook Franciscus het zal hebben gezien.

Zo zal ik nooit vergeten dat we in de Galleria degli Uffizi in Florence keken naar De geboorte van Venus. We voelden als het ware hoe de wind opstak. En dat door een paar blaadjes die Botticelli met superieur gemak over het schilderij had uitgestrooid. Ik herinner me ook hoe aan de voet van het klooster La Verna (waar Sint Franciscus zijn stigmata ontving) de bodem van het beukenbos oplichtte; zo onwaarschijnlijk roodkoper dat wij onze pas inhielden en zwegen.

Hoe we na een dag buffelen het middeleeuwse Sansepolcro bereikten en mochten aanschuiven in Ristorante Fiorentino van de famiglia Uccellini. En ook hoe we tijdens de Sagra del Tartufo (het feest van de truffel) door de straten van Pietralunga slenterden en een onwaarschijnlijk roze wolk zagen die zich tegen de avondhemel had gevormd, met rechts de volle maan. Schitterend.

 

Getty Images


Daar ligt Pietralunga, waar we bij toeval belanden op het truffelfestijn.

Ging er dan niets mis, langs het Franciscuspad? Zeker wel. Zo meende Maarten aanvankelijk dat hij in navolging van de heilige onderweg niet hoefde te eten en te drinken. Waardoor hij aan het einde van de eerste wandeldag nauwelijks meer aanspreekbaar was.

Ook worstelden we regelmatig met de aanwijzingen uit het wandelgidsje van Kees Roodenburg. Eén keer kwam het daarbij zelfs tot een hilarische confrontatie met de plaatselijke bevolking. “De Tiber? Die kant op”, wijzen twee locals. Maar nee, “die kant op!”, volhardt Maarten. Ik zie hem nog heftig ­gesticulerend op het kruispunt staan. Die is behoorlijk van het padje, zie je de omstanders denken.

In Sansepolcro zat ík er even doorheen. “Een bloedblaar”, zei ik terwijl ik naar mijn voet wees, wat me op een vernietigende blik van Maarten kwam te staan. Er waren ook nog een geschaafde knie en een bloeduitstorting, en op een goed moment verdween Maarten bijna in de afgrond. Maar iedere dag kwam uiteindelijk alles op zijn pootjes terecht, hadden we iedere avond een maaltijd, en iedere nacht een bed.

 

Getty Images


Niet alleen de heilige Franciscus kan in Assisi op verering rekenen, ook Padre Pio heeft er een standbeeld. Let op de stigmata.

We zijn onze tocht begonnen bij de Basilica di Sante Croce in Florence. Het enorme, helwitte gebouw staat op de plek waar Sint Franciscus volgens de overlevering een kapel heeft gebouwd. Bijna iedereen die in de loop der eeuwen in Italië naam heeft gemaakt, ligt hier begraven, van ­Marconi tot Rossini en van Machiavelli tot Galilei. Van de heilige zelf rest niets anders dan het habijt dat hij destijds schijnt te hebben gedragen, en een deel van het koord dat het kledingstuk om zijn middel moest houden.

 

Getty Images


Het middeleeuwse Gubbio ligt prachtig tegen de flanken van het gebergte.

De eerste vier, vijf dagen zijn de zwaarste. Een enkele keer moeten we een hoogteverschil van zo’n duizend meter overbruggen, en soms doen we dat op handen en voeten, zo steil is het. Maar alles wordt goedgemaakt door de omstandigheden waarin we onze inspanningen verrichten. Het landschap is een aaneenschakeling van beboste heuvels en dalen, met hier en daar een dorp en wat in cultuur gebrachte gronden.

Het weer is fantastisch, de zon straalt en de herfsttemperatuur is zelfs voor Italië hoog, tegen de dertig graden. We lopen over eeuwenoude paden, nu eens door het bos, dan weer tegen de flank van een helling of over een hoogvlakte, met zicht op verre valleien en blauwe heuvelkammen daarachter. “Komt van de zuurstof in de lucht, die kleur”, zegt Maarten.

 

Getty Images


Het landschap van Umbrië doet nauwelijks onder voor dat van Toscane.

Vervelend zijn af en toe de rotspaden waarop net iets te grote keien liggen, waardoor je nooit lekker loopt en je voetzolen op den duur gaan branden. Hels zelfs wordt het die keer dat we rond het middaguur, met de brandende zon op zijn hoogste punt, over zo’n steenslagpad steil omhoog moeten. Het witte licht spat in mijn gezicht uiteen en ik krijg visioenen van Il vangelo secondo Matteo, een film van Pier Paolo Pasolini, waarin de hoofdpersoon ook in de zon loopt te ploeteren. Maar we halen het, en de beloning achteraf is altijd zoet.

Moegestreden bereiken we het lieflijke dorpje Consuma. En achter de hammen aan het plafond van Forno da Marcello ontdekken we een piepklein restaurantje. Eigenlijk is er geen plek meer, maar we krijgen toch een pizza toegeschoven. Terwijl we die eten worden we gadegeslagen door een tafel links met alleen vrouwen en een tafel rechts met alleen mannen. Aan de muur hangen foto’s van hoe het dorp er ooit uitzag, en van alle baby’s die er de laatste jaren zijn geboren.

 

Getty Images


Vanaf het plein voor de Santa Chiara, waar de heilige Clara (navolgster van Franciscus) ligt begraven, heb je zicht op Assisi.

Adembenemend, letterlijk en figuurlijk, is de klim vanuit Rimbocchi naar het klooster La Verna. Als we tegen vier uur ’s middags het dorp verlaten voor de laatste vijf kilometer, zegt een vrouw die voor haar huis zit te ­breien: “Tre ore.” Drie uur?! Dat kan niet waar zijn, denk ik. Maar het ís waar. Pas tegen zevenen strompelen we in het schemerduister door de kloosterpoort naar binnen. Maar we hébben het gezien, het hemelse licht onder de beuken, aan de voet van La Verna.

We zijn net op tijd voor het avondeten, zegt een non, en ook is er nog een plek in de slaapzaal. En even later zitten we achter de beste mine­strone die ik in jaren heb geproefd, gevolgd door bruschetta fegato én zure zult én koude bloemkool én kaas én vleeswaren én fruit én een glas rode landwijn.

 

Getty Images


Een monnik haast zich langs de gevel van de kolossale Santa Maria degli Angeli, de basiliek waarin zich de Portiuncula bevindt, de kapel waar Franciscus begreep wat zijn roeping was.

De volgende dag lopen we de basiliek binnen en ja hoor, kasten vol relikwieën. Er zijn mensen die daar om lachen, maar wat is het verschil tussen de nap van Franciscus en, ik noem maar wat, de pijp van Harry Mulisch die in het Letterkundig Museum wordt bewaard? Verder: grote altaarstukken, bestaande uit glimmend geglazuurde tegels in wit en blauw en geel en groen, die de maagd Maria verbeelden, met het kindje Jezus op de arm. Werkelijk beeldschoon.

Op weg naar de kapel waar Franciscus de stigmata ontving (de wondtekenen van Christus) passeren we een galerij met fresco’s uit het leven van de heilige. Daar zie ik de man perfect weergegeven: zittend, één vinger priemend naar een monnik die zijn teksten moet boekstaven.

Dat is ook het beeld dat Hélène Nothenius van Franciscus schetst in haar boek Een man uit het dal van Spoleto, waarin zij het leven van de heilige heeft gereconstrueerd. Streng was hij, ongelooflijk streng, vooral voor zichzelf. En dat nota bene in Umbrië, het groene hart van Italië, waar het leven goed is, de bodem rijk en de zon gul.

 

Getty Images


Fresco in een gang van La Verna. Franciscus dicteert de Regel van zijn Orde aan een van zijn volgelingen.

Na La Verna zoeken wij weer de rust op van het land. In de loop van die week verliezen we elk besef van dag en tijd. “Wat? Zijn we nu alweer twee uur aan het lopen?” We zien herten, zwijnen, salamanders en slangen en zwart-witte pennen van stekelvarkens die buiten Afrika alleen hier voorkomen.

Achteraf hebben we spijt dat we te weinig rustdagen hebben ingepland. La Verna leent zich ervoor, en ook Sansepolcro; lekker onderuit op een terras aan het Piazza Torre di Berta… Zo’n moment volgt pas als we in Gubbio zijn. O, wat een wonder van warmte en zon en cultuur. En toen moest Assisi nog komen!

Sint Franciscusroute

Route
Paul Vreuls liep 13 dagetappes uit Een franciscaanse voetreis van Kees Roodenbrug. Die voetreis gaat grotendeels over de gemarkeerde pelgrimsroute Via Francigena di Francesco, van Florence via Assisi (de geboorteplaats van Franciscus) naar Rome. Afstanden van 11 tot 29 kilometer per dag, 3 tot 9 uur wandelen, 75 tot 1200 meter stijgen en dalen. De tocht is alleen geschikt voor ervaren (berg)wandelaars met een goede conditie.

Wandelgids
In Een franciscaanse voetreis wordt het grotendeels gemarkeerde voetpad (563 km, 34 dagetappes) van Florence naar Rome beschreven. Daarbij worden waar mogelijk de paden en wegen gevolgd die Franciscus begin 13de eeuw heeft gelopen en plekken bezocht die in zijn leven een belangrijke rol hebben gespeeld. De gids bevat ook veel informatie over waar je kunt eten en overnachten. Het boek kost €26,50 en is te koop bij de boekhandel.

Ernaartoe
De beste maanden om te wandelen zijn mei, juni, september en oktober. Diverse reisorganisaties bieden meerdaagse wandelarrangementen aan:

Internet
www.pelgrimswegen.nl
www.plusonline.nl/umbrië

 

Getty Images


Lees meer over ‘het groene hart van Italië’ Umbrië op https://www.plusonline.nl/op-vakantie/umbrie-het-land-van-franciscus-van-assisi

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine