Helden van 2014

Getty Images

Deze drie toevallige passanten aarzelden geen moment toen ze het afgelopen jaar getuige waren van een ongeluk. Met gevaar voor eigen leven redden ze mensenlevens.

Getty Images
Gonneke Dubbeling-Ruijl (56) uit Voorschoten

Stond bij de marathon in Rotterdam hardlopers aan te moedigen. Opeens viel er een man vlak voor haar ogen neer.

Omdat ik zelf een marathonloper ben geweest, vind ik het leuk om anderen aan te moedigen tijdens een wedstrijd. Opeens zag ik een marathonloper neervallen. Bewegingloos bleef hij liggen. Omdat ik zo dichtbij was, sprong ik over het hek en rende naar hem toe. Ik hoorde zijn rochelende ademhaling en zag een hoofdwond die gestopt was met bloeden. Dit is niet goed, dacht ik.

Nog twee toeschouwers snelden toe om te helpen. Honderden mensen uit het publiek keken toe terwijl wij met z’n drieën de man reanimeerden. De een gaf een hartmassage, de ander telde steeds tot dertig en ik gaf na die dertig tellen mond-op-mondbeademing. Vier minuten verstreken. Verdorie! Hij moet nu wel gaan reageren, ging er door me heen. Het zal toch niet gebeuren dat zo’n sportieve man hier midden op de Coolsingel overlijdt.

Iemand van de EHBO kwam met een defibrillator. Na de eerste poging was zijn hart nog stééds niet op gang. Kom op, je moet verder, dacht ik. Nadat de defibrillator voor de tweede keer was toegepast, opende hij zijn ogen, kreeg kleur terug op zijn gezicht en reageerde op ons. Een intens kippenvelmoment om hem levend te zien worden.

’s Nachts droomde ik over de gebeurtenis, alle beelden zag ik haarscherp terug. Die maandagavond kreeg ik een telefoontje. ‘U weet niet wie ik ben, maar ik ben u dankbaar voor het redden van mijn leven’, zei Henk. ‘Ik heb het niet alleen gedaan’, bracht ik nog uit. Vervolgens huilden we allebei. Zijn ex-vrouw stuurde mij een mail. ‘Bedankt dat je het leven van de vader van mijn kinderen hebt gered’, schreef ze. Zo liefdevol.

Op een ochtend kwam Henk bij mij langs met een grote bos bloemen. En juist diezelfde ochtend kreeg hij het bericht dat hij opa was geworden. Mooi dat zijn leven nog verder kan gaan. ‘Jeetje, dat jullie zomaar over het hek zijn gestapt om mij te helpen’, zei hij. Ja, dat doe je gewoon in zo’n situatie. Reanimatie kan letterlijk het verschil uit­maken tussen leven of dood.”

Getty Images
Henni Koppelman (60) uit Schüttorf (Duitsland)

Reed over de snelweg naar huis toen hij een ernstig auto-ongeluk zag.

Het was half vijf ’s middags toen ik uit mijn werk over de snelweg naar huis reed. Totaal onverwachts kwam er van de andere weghelft een vrachtwagen op me af. Ik minderde vaart. Een personenauto die door de vrachtwagen werd geschept, kwam helemaal in elkaar gefrommeld tegen de vangrails tot stilstand. Ik parkeerde op de vluchtstrook en stapte uit. Daar komt niemand levend meer uit, dacht ik. Opeens hoorde ik geklop op de ruit. Er was nog ­iemand in leven! Juist op dat moment begon de auto te branden. Ik klom op de vangrails en begon uit alle macht aan het portier te trekken. De deur ging open, maar niet ver genoeg. Ik kwam kracht tekort om het alleen voor elkaar te krijgen. Opeens voelde ik handen naast me die mee begonnen te trekken. Twee andere mannen waren net als ik uitgestapt om te helpen. Samen lukte het ons om de automobilist te bevrijden.

Er zit nog iemand in’, was het eerste wat hij zei. Ook hem wilden we eruit trekken. Dat lukte niet omdat hij bleef hangen aan zijn broek. Omstanders probeerden het vuur te bedwingen met kleine brandblussers. Dat gaf ons extra tijd, maar het voorkwam niet dat de benen van de man inmiddels in brand stonden. Het vuur was zo heet dat we hem om beurten hooguit een halve minuut vast konden houden. Daarna wisselden we om adem te halen. Straks verbrandt deze man levend voor mijn ogen, dacht ik. Ik voelde de angst, maar ook de adrenaline die me moed gaf. Weer pakte ik hem onder de arm; de hitte van het vuur schroeide mijn voorhoofd. Eindelijk liet de broek van de man los en sleepten we hem uit de auto. Dat was zo’n enorme opluchting. Nu kon er niks meer met hem gebeuren. Met z’n drieën legden we hem in de berm. Ik zag dat zijn benen behoorlijk verbrand waren, verder was hij nauwelijks gewond.

Er waren veel omstanders aanwezig en de hulpdiensten waren onderweg. ‘Jullie redden het wel verder’, zei ik tegen de twee mannen. Ik stak mijn hand naar ze op en vertrok. Pas toen ik thuis was, merkte ik hoe zeer mijn voorhoofd deed. Het vel hing los doordat mijn huid verbrand was. Nog steeds rijd ik elke werkdag langs de bewuste plek en vraag me af hoe het met die twee mannen gaat. Later pas hoorde ik dat het een vader en zoon ­betrof. Het besef dat ik mijn eigen leven op het spel zette, had ik niet. Dat het onbekenden voor me waren, maakt niks uit. Als mij iets zou overkomen, dan hoop ik ook dat iemand me wil redden van de dood.”

Getty Images
Theo Driessen (56) uit Heelsum

Zag hoe de auto voor hem op het spoor belandde en hoe een trein er vervolgens op af denderde.

Ik had een heel drukke dag achter de rug. Zo druk dat ik een vergadering af had moeten zeggen. Weer een andere vergadering liep uit, toen mijn vrouw om half negen ’s avonds belde. Ze vroeg of ik Romée, onze dochter, van haar stageplek kon ophalen. Door een samenloop van omstandigheden reed ik dus die bewuste avond op een plek waar ik anders niet was geweest. Terwijl ik mijn ­accountant aan de telefoon had, zag ik hoe de auto voor ons aarzelend en traag over de weg reed. Bij de spoorwegovergang reed de automobiliste nog langzamer. Rij alsjeblieft door, dacht ik nog. Op de spoorwegovergang sloeg ze opeens rechtsaf en reed ze recht het spoor op. Haar auto kwam vast te zitten op de rails. Direct heb ik de knipperlichten van mijn eigen auto aangezet. ‘Bel 112’, zei ik tegen mijn dochter, terwijl ik de auto uit stapte.

Opeens begonnen de alarmbellen van de spoorwegovergang te rinkelen en zag ik hoe de slagbomen omlaag gingen. Tijd om na te denken was er niet. Ik liep op de auto af en ik zag een vrouw van rond de 80 jaar zitten. ‘Kom eruit, kom eruit!’, riep ik haar toe. Inmiddels zag ik de lampen van de trein al op de neus van de auto gerict. Mijn dochter stond aan de kant toe te kijken. ‘Papa kom terug!’, riep ze. Ik hoorde haar wel, en toch bracht het me niet aan het twijfelen. De vrouw had haar gordel nog om. Tijd om die eerst los te maken was er niet. Ik heb haar gewoon onder de gordel vandaan uit de auto getrokken. Zo, die is veilig, was het enige wat er door mijn hoofd ging.

De trein claxonneerde hard en raasde vervolgens recht over de auto heen. Ik stond langs het spoor met de vrouw in mijn armen en hoorde een harde klap van metaal op metaal. De vrouw was verward. ‘Mijn tasje ligt nog in de auto’, zei ze. Toen ze dat zei, wist ik dat het geen poging was geweest om zichzelf van het leven te beroven.

Zodra de hulpdiensten er waren, ben ik naar huis gegaan. Hoe het de vrouw verder is vergaan, weet ik niet. Ik heb er nooit meer wat over gehoord. Mijn dochter was redelijk rustig. Thuis hebben we er nog even met mijn vrouw over gesproken en wat gedronken, daarna zijn we gaan slapen. Ik sta nuchter in het leven. Als je iets voor je medemens kunt doen in een noodsituatie, dan doe ik dat. Ik ben blij dat het zo goed is afgelopen.

Soms moet je geluk hebben dat er iemand in de buurt is die je kan helpen als er wat is. Deze vrouw heeft heel veel geluk gehad.”

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine