Lenny blogt: Zo had ík het verpleeghuis nog nooit bekeken

Getty Images

Teun Toebes is 22 jaar en woont in het verpleeghuis, op een gesloten afdeling. Niet als verzorger, maar als medebewoner. Wat hij leerde van zijn huisgenoten met dementie, schreef hij op in een boek: VerpleegThuis.

Tien jaar lang kwam ik bijna wekelijks in het verpleeghuis waar mijn moeder woonde. Nóóit heb ik getwijfeld aan de wijze waarop ze haar leven leidde, daar in het verpleeghuis. Dat ze incontinent móest worden, omdat er niemand was om haar naar de wc te helpen. Dat ze verplicht naar muziek moest luisteren waar ze niet van hield (gelukkig was ze doof) en dat er bijna nooit werd gevraagd wie ze óóit was geweest. Dat ze de opgesloten was en bijna nooit meer buiten kwam. Integendeel: ik was ontzettend blij met de aandacht die ze er kreeg en de zorg die ze er mocht ontvangen. En zo is het nog steeds. Ik koester ze nog altijd in gedachten, al die vrouwen (en  die ene man) die het leven van mijn moeder zo aangenaam mogelijk wilden maken en zo liefdevol voor haar zorgden.

Maar dat is nu allemaal aan het kantelen en dat komt door Teun Toebes. Toebes besloot, als 21-jarige net afgestudeerde verpleegkundige, te gaan wonen op de gesloten afdeling van een verpleeghuis. Niet als verzorgende, maar als medebewoner. Als buurman van Ad, Tineke, Leny, Muriëlle en alle andere -  vooral dementerende - bewoners op de afdeling: “Om het leven in een verpleeghuis te ervaren en in de toekomst beter voor mensen met dementie te kunnen zorgen.” Hij deelt lief en leed en wordt de beste maatjes met zijn buurtjes. En hij beziet hun leven met de frisse blik van een twintiger. Hij vraagt zich dingen af, waar ik nooit bij heb stilgestaan. Waarom wordt er van een overleden bewoner geen afscheid genomen op de afdeling? Waarom moet een verpleeghuis eruit zien als een instelling met gangen die wit en steriel zijn? Waarom halen we het leven niet veel meer naar binnen? Kinderen, dieren, buren? Verpleeghuisbewoners willen leven zien en leven meemaken. Waarom is alles compleet ingericht op veiligheid, waardoor er geen sfeerverlichting mag zijn, eten aan strikte regels moet voldoen en echte, levende planten gevaarlijk worden gevonden? Toebes heeft wél een echt plant op zijn kamer en de buurvrouwen zijn opgetogen. Leven zien, het doet ze goed.

Toebes: “Uitsluitend denken in termen van veiligheid en risico verdringt mijns inziens het normale natuurlijke leven en vormt een ernstige belemmering voor de vrijheid van mensen met dementie, en uiteindelijk ook voor iedereen die met hen verbonden is, zoals familie en mantelzorgers.”

Toebes haalt de muur weg, die mij van demente bewoners scheidt. We zijn hetzelfde, zegt hij. “Net als jij en ik zijn zij verlangende wezens die heel gelukkig kunnen worden van een onverwacht moment. Een loopje naar de supermarkt, een lekker appeltje, een kopje thee.” Het leven in het verpleeghuis is te saai, teveel een eenheidsworst. En eigenlijk hebben misdadigers in de gevangenis het beter dan verpleeghuisbewoners, vindt Toebes. Voor hén is er namelijk een wettelijke plicht van minimaal één uur per dag luchten. Daar zou menig verpleeghuisbewoner een moord voor doen. Toebes hamert op het belang  van waardigheid. Er goed uit zien, ook al kom je niemand meer onder ogen. En natuurlijk het opgesloten zijn. De grootste drempel voor gezondheid en geluk, wat hem betreft. Ik moet hem er beschaamd gelijk in geven. Hoe vaak liepen bewoners van de afdeling niet monter met mij mee als ik vertrok? “Waar ga je naar toe?” “Naar huis.” “Oh, dat is ook toevallig, ik ook. Ik loop met je mee hoor.” En dan moest ik bijna vechten bij de deur. Want zij moesten achter blijven, terwijl ik naar buiten mocht. Mijn moeder deed twee succesvolle uitbraakpogingen. Eén keer wandelde ze opgetogen door het park, een andere keer wankelde ze op de bevroren vijver voor de deur.

Nog één leuk verhaal tot slot: In de zomer zet Toebes zijn caravan op het binnenterrein. Voor het eerst sinds lange tijd brengen zijn huisgenoten weer zomeravonden voor een caravan door. Met all-inclusieve wijn en een tropisch muziekje. Ik zie het voor me en ik weet zeker dat mijn moeder gráág voor die caravan had gezeten met een advocaatje met slagroom, ook toen ze dementerende was.

Wat moeten we hiermee? Toebes gooit een steen in een vijver. Gooit heilige huisjes omver. Hij is extreem. Te extreem, waarschijnlijk. Maar zijn jeugd is als Haarlemmerolie. De minister-president luistert naar hem, de Tweede Kamer leest zijn boek en in de media zingt zijn verhaal rond. Toebes zet ons aan het denken. En dat is bést knap voor zo’n jonge gast.

 

Auteur