De ziel en zaligheid van Griekenland

Trudy Kunz verwondert zich over de cultuur van onze zuidelijkste buren: Italië, Frankrijk en Griekenland. Deze week: Griekenland met extra zomerse recepten om het vakantiegevoel in huis te halen!

De bakker stapelde zijn broden, vers uit de oven, tegen zijn winkelraam. De ruit besloeg ervan en mijn maag begon prompt te knorren. “Er zijn twee soorten mensen”, zeggen de Grieken zelf: “De Grieken, en zij die Grieks zouden willen zijn.” Een staaltje van zelfoverschatting? Misschien, maar ik kan me er goed in vinden. Griek-zijn lijkt me in tal van opzichten geen straf.

Hoewel ze een potje maken van hun financiën en daarmee degenen ‘die Grieks zouden willen zijn’ met een lastig probleem opzadelen, beschikken ze over een jaloersmakend talent het leven te veraangenamen. Wie ooit na lange omzwervingen, gelijk Odysseus, voet aan land heeft gezet in welke uithoek van Griekenland ook, zal zich verkwikt hebben gevoeld zodra hij, afgegaan op het verre geluid van bouzouki-klanken, op een kleine taverna was gestuit waar een paar dorpelingen hun sirtaki (‘hoppa!’) of rebetika dansten onder aansporing van een paar luid klappende of zelfs puntgave etensborden tegen de grond smijtende omstanders. Als de bestofte vreemdeling dan ook nog gastvrij was onthaald op een paar glazen ouzo en wat hompen brood, wist hij het ineens weer zeker: geluk bestaat, al is het maar voor een nacht.
Missing media-item.
Natuurlijk: Athene is een ander verhaal en daar ga ik het dan ook niet over hebben. De Griekse hoofdstad is een must voor wie nu eindelijk wel eens met eigen ogen wil zien wat die veelgeroemde oude beschaving zoal inhield. Hetzelfde geldt voor trekpleisters als Olympia, Knossos, Epidauros en al die andere onmisbare hoogtepunten voor wie zijn of haar culturele honger wil stillen. Maar voor de sfeer, de ziel van het ware Griekenland, kun je het beste ver weg blijven van welk stadion, paleis of amfitheater ook.

Het ware Griekenland vind je op het platteland en op enkele zeldzame, nog niet door toeristen overspoelde eilandjes. Daar kom je ze tegen, de oude vrouwtjes met hun gelooide gezichten, in de ene hand een mand, in de andere een touw waaraan ze hun ezeltje leiden; de mannen-met-petten op hun gammele stoelen voor het kafeneion (koffiehuis), al dan niet samen triktrak spelend; de herders met hun kuddes, uitrustend in de te verwaarlozen schaduw van een o zo dorre boom; de loslopende honden met drie-en-een-halve poot of minder; de uitgemergelde katten met blinde of in het geheel geen ogen en al die andere, zwaar gehavende, ondervoede of anderszins toegetakelde scharminkels; en niet te vergeten de overal opduikende, in zwierig zwart gehulde popes of pappa’s: de plaatselijke, Grieks-orthodoxe priesters met hun dikke buik en lange, grijzende krullenbaard of, als ze nog jong zijn, rank en aantrekkelijk, een trouwring aan hun slanke vinger. Een beeld dat aan vergeelde fotoalbums doet denken.

Is de tijd dan volledig blijven stilstaan in deze volwaardig geachte Europese lidstaat? Nou nee, dat nu ook weer niet. Maar het land kent (gelukkig) nog altijd schaarsbevolkte gebieden waaraan de gemiddelde toerist tot nu toe voorbijging. Mede daardoor bleef het leven er relatief low profile en kunnen bovengeschetste taferelen er zelfs nu nog worden aangetroffen.
Missing media-item.
Wat maakt toch dat ik daar, als ik er zelf getuige van ben, altijd weer door ontroerd raak? Ik weet het niet. Ja, ik weet het wel. Het is omdat de meest simpele dingetjes er in mijn ogen een ongekende glans krijgen, vergelijkbaar met de bekoring die de wereld heeft voor een kind dat bezig is hem te ontdekken. Het is net of ik alles er voor het eerst zie, ruik, proef, hoor. Daarom is er ook geen land waarvan de indrukken zo scherp op mijn netvlies blijven staan als van Griekenland.

De tocht naar het orakel van Delphi bijvoorbeeld. Het was zo’n honderdvijftig kilometer rijden vanaf de plek waar wij logeerden. Dat betekende vroeg op. Ons dorp kwam net tot leven toen wij erdoorheen reden. De slager poetste zijn hakblok, de groenteman ontdeed zijn tomaten met een plumeau (!) van het nachtelijke stof, vrouwen-in-het-zwart liepen af en aan met manden vol zilverglinsterende sardientjes. De bakker stapelde zijn broden, vers uit de oven, tegen zijn winkelraam.
Missing media-item.
De ruit besloeg ervan en mijn maag begon prompt te knorren. Het was nog koel toen we een paar dorpen verderop stopten voor het ontbijt. Koffie en warme toast met yoghurt en honing – je ware ambrozijn. Daarna weer verder. Donkere cipressen links, rechts een steeds blauwer fonkelende Golf van Korinthe. Krekels kirden om het hardst tussen de lila bergen. Om de manier waarop de dorpen er ontwaken – daarom houd ik zoveel van Griekenland. Zelfs al weet ik dat vrouwen het er vaak beroerd hebben. Hun schoonfamilie bepaalt vrijwel alles, tot en met de namen van hun kinderen. En dan de dieren: geschopt en geslagen worden ze, alsof het dingen zijn. Echt afschuwelijk. En toch…

Misschien vergeef ik het ze wel (min of meer) vanwege Zorba de Griek. Ik was 16 toen ik die film zag. Die muziek, dat dansen, die zon! Fantastisch vond ik het. Al dat plezier, vermengd met een scheutje weemoed. Zo kon het dus ook: leven. Het hield niet op bij wat ik gewend was, alles was nog mogelijk. Hoppa!’

Grieks recept
Zin om in een griekse stemming te komen? Op PlusOnline hebben we een smakelijke recept voor een feta salade.

Auteur