Wat doen we met ons vakantiegeld... in crisistijd?

Het eind van de maand mei betekent voor miljoenen mensen meer geld in het laatje: vakantiegeld. Wat doen we met ons vakantiegeld... in crisistijd?

Deze allemansbonus lijkt folklore, maar toch is het fenomeen vakantiegeld nog niet zo oud: het stamt van net na de oorlog. Toen drong ook bij werkgevers het besef door dat het personeel productiever wordt na een korte pauze. Om er zeker van te zijn dat de ‘vakantietoeslag’ van destijds ook alleen aan de productieverhogende pauze werd besteed, keerden de werkgevers het bedrag in één keer uit tijdens de vakantieperiode. Want als het extraatje een onderdeel zou worden van het gewone maandelijkse salaris, dan zou dat geld waarschijnlijk ‘op de grote hoop’ belanden.

Dat klinkt betuttelend en dat is het natuurlijk ook. Er zijn ook al initiatieven geweest om een einde te maken aan de eenmalige vakantie-uitkering in mei. Bijvoorbeeld omdat de vakanties tegenwoordig vaak al in januari geboekt – en deels betaald – worden. Uit eigen onderzoek van Plus Magazine onder ruim duizend bezoekers van PlusOnline blijkt echter dat 80 procent van de ondervraagden de uitkering in mei prima vindt. Slechts 8 procent zou het geld liever maandelijks ontvangen. De rest, 12 procent, heeft geen uitgesproken voorkeur.

Vakantiegeld en de wet

Iedereen die een arbeidsovereenkomst heeft en in Nederland woont, heeft recht op vakantiegeld. Dit staat in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WMM). Ambtenaren vallen niet onder deze wet; voor hen is het vakantiegeld geregeld in de Ambtenarenwet. Ook mensen met een uitkering zoals de AOW en WW of een pensioen, ontvangen vakantiegeld. In de wet staat dat het geld uiterlijk in juni moet worden uitgekeerd, maar betaling in mei is inmiddels een soort traditie.

Volgens de WMM heeft iedereen minimaal recht op 8 procent van het normale loon. Bij dat loon horen ook provisie, prestatietoeslagen, gevarengeld en tegemoetkomingen in de hypotheek. Deze betalingen hebben immers direct betrekking op het dienstverband. Er hoeft geen vakantiegeld berekend te worden over bijzondere betalingen die niet direct betrekking hebben op het dienstverband. Denk aan: uitbetaling van overwerk, winstuitkeringen en onkostenvergoedingen.

Daarnaast geldt er nog een beperking: als het overeengekomen maandloon minimaal drie maal het minimumloon (3 x €1381,20 = €4143,60 bruto) bedraagt, is het mogelijk om schriftelijk af te spreken dat de werknemer minder vakantiegeld krijgt. In de praktijk wordt van deze regel nauwelijks gebruikgemaakt, maar het mág wel.

Er zijn ook bedrijven die meer dan 8 procent vakantiegeld uitbetalen. Soms koppelen werkgevers dit aan het ziekteverzuim. Werknemers die weinig ziek zijn krijgen dan 9 of 10 procent vakantiegeld. Het feit dat bijna iedere Nederlander deze maand 8 procent ontvangt, zorgt ervoor dat er in deze periode flinke bedragen worden uitgekeerd. Naar schatting gaat het in totaal om een slordige €20 miljard.

Fiscus profiteert

Het vakantiegeld is ook een leuk extraatje voor de overheid. Want van die €20 miljard gaat er, met dank aan belastingheffingen, direct zo’n €8 miljard naar de staatskas. Vakantiegeld wordt namelijk niet gezien als gewoon loon, maar als een ‘bijzondere beloning’.
Wie een salaris ontvangt, wordt belast middels de zogenaamde ‘witte’ tabel, wie een uitkering krijgt, middels de ‘groene’.
In sommige sectoren (onder meer de bouw) krijgen werknemers zogeheten vakantiebonnen. Die kunnen een fiscaal voordeel opleveren, want dankzij deze bonnen is in 2009 2,5 procent van het vakantiegeld niet belast. Volgend jaar vervalt dit voordeeltje.

Te zwaar belast

In de praktijk betekent het speciale tarief voor ‘bijzondere beloningen’ vaak dat we over het vakantiegeld evenveel belasting betalen als over het normale loon. Bovendien gaat de inhouding op de ‘grote hoop’ van de loonheffingen en is het een voorinhouding. Eventueel te veel ingehouden geld krijgt u terug als u aan het eind van het jaar aangifte doet. Desondanks blijkt uit onze enquête dat 76 procent van de ondervraagden vindt dat het vakantiegeld te zwaar wordt belast. Zo’n 60 procent van de ondervraagden houdt niet meer dan €1000 vakantiegeld over. 29 procent krijgt tussen de €1000 en €2000.
De huidige crisis lijkt overigens nauwelijks effect te hebben op de besteding van het vakantiegeld. Iets meer dan de helft van de ondervraagden (52 procent) gaat er gewoon van op vakantie. Vorig jaar deed 2 procent meer dat. Wat die mensen nu met het geld doen? Waarschijnlijk gaat het naar de spaarrekening, want het aantal spaarders is met 2 procent gestegen ten opzichte van vorig jaar. En er verdwijnt iets minder op de grote hoop dan een jaar geleden.

Voor werkenden zijn er manieren om ervoor te zorgen dat u minder belasting betaalt over het vakantiegeld. Grofweg kunt u kiezen uit de spaarloonregeling of levensloop. Het voordeel van beide regelingen is dat u over een deel van het geld geen belasting hoeft af te dragen. Het grootste nadeel is dat u niet direct over het geld kunt beschikken.

Kiezen voor spaarloon

Wie kiest voor spaarloon, mag per jaar maximaal €613 van het brutosalaris storten. Over het bedrag dat u spaart, betaalt u geen belasting en sociale premies. Dat betekent een fors fiscaal voordeel, waar geen gewone spaarrente tegenop kan.

Sparen kan maandelijks, maar u kunt er ook voor kiezen het bedrag in één keer te storten en daarvoor het vakantiegeld te gebruiken. Dat kan iets meer fiscaal voordeel opleveren dan maandelijks sparen. Het geld dat u spaart komt na vier jaar vrij.

In de tussentijd mag u het geld alleen opnemen voor de koop van een woning, aanvullingen op het pensioen, de start van een eigen bedrijf, stortingen in sommige beleggingsfondsen, studie en het opnemen van verlof.
Wilt u het geld binnen de vier jaar voor een ander doel gebruiken, dan moet u alsnog afrekenen met de fiscus. Wie meer wil weten over de spaarloonregeling, kan informeren bij de werkgever. Laat u goed informeren over wat er met uw geld gebeurt. Wordt er gespaard tegen een vast rendement, of belegd met de risico's van dien?
Wilt u meer geld uit handen van de fiscus houden, dan kunt u ook kiezen voor de levensloopregeling.
Ook dan spaart u door het opzij zetten van het brutosalaris. Daarmee bouwt u een tegoed op om later verlof op te nemen. Tijdens die verlofperiode ontvangt u ‘inkomen’ uit uw levenslooppot.

Deze constructie werkt natuurlijk alleen in overleg met uw werkgever. Want in overleg kunt u ook besluiten een volledig of gedeeltelijk inkomen te ontvangen. Het voordeel van deze maatregel is dat ook inlegt via het brutosalaris en daar kunt u dus ook uw zwaarbelaste vakantiegeld voor gebruiken. Een voordeel ten opzichte van het spaarloon, is dat u veel meer kunt inleggen, namelijk wel 12 procent van het brutosalaris.

Bent u geboren tussen 1950 en 1955, dan mag u zelfs een volledig jaarsalaris opzij zetten. Bovendien geldt per jaar een extra belastingkorting van €195. Ook bij de levensloop is het zaak om goed op te letten wat er met uw geld gebeurt en welke risico’s u daarmee loopt. Informeer bij uw werkgever en de financiële instelling waar u het geld stalt.

Nadelen 'levensloop'

Er kleven ook nadelen aan de levensloop. Ten eerste kunt u het geld alleen uitgeven aan verlof. Om dat op te nemen, bent u afhankelijk van de werkgever. Bovendien moet u op het moment dat u met verlof gaat en het geld uit de levenslooppot gehaald wordt, alsnog belasting betalen. De fiscus ziet dat geld als gewoon inkomen. Levensloop biedt dus uitstel van de fiscale last en is niet ‘belastingvrij’. Spaarloon is dat onder bepaalde voorwaarden wel.
Levensloop pakt alleen voordeliger uit als u ten tijde van het verlof in een lagere tariefgroep valt. Mocht u snel veel geld opzij willen zetten om eerder te stoppen met werken, of om lang met verlof te gaan, dan schiet dat met de levensloop meer op. En u zult moeten kiezen, want u mag niet tegelijkertijd gebruikmaken van de levensloop en spaarloon.
Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine