Tuinieren met Romke: de geveltuin

Oogsten naast de voordeur

Getty Images

Geveltuinen in de stad zijn tegenwoordig halve moestuintjes. Vol kruiden, groenten en zelfs leifruit. Lekker, maar hoe houden we Rakker en Minoes op afstand?

Ik heb weleens eerder geschreven over geveltuinen. Maar de ontwikkelingen gaan snel, op geveltuin­ge­bied. Wat je een paar jaar geleden schreef is nu gedateerd. Zelf ben ik natuurlijk helemaal gedateerd. Ik ben nog van de generatie die illegaal een tegel uit de stoep lichtte om daar een bruidssluier te planten. Soms belde de wijkagent aan, die je sommeerde die stoeptegel weer terug te leggen. Deed je het niet, dan kreeg je een fikse boete.

Nu kun je in sommige grote steden subsidie krijgen als je de stad met een geveltuintje verfraait, en in vinexwijken wordt het benedenhuis van een flatgebouw compleet met uitgebreide geveltuin opgeleverd. En de bruidssluier? Die is als stadsklimplant vrijwel uitgestorven en vervangen door de blauweregen.

Eigen geveloogst

Wat er vooral veranderd is in de laatste paar jaren, is de inhoud van de geveltuin. Dat heeft te maken met de onstuimige opkomst van de stadsboer. Een bewuste stadsbewoner neemt niet langer genoegen met stokrozen en blauweregen in zijn geveltuintje. De stadsboer verbouwt zijn eigen groenten. De grote-stadsagrariër doet dat op platte daken en braakliggende terreinen; de stadskeuterboer plant zijn geveltuintje vol basilicum, peterselie, kropsla en prei.

Gaat het pad van de voedselverbouwende geveltuinier louter over rozen? Je zou haast denken van wel. In alle glossy tijdschriften en in elke weekendbijlage van de krant kijkt de stadsboer je stralend aan. Hij plukt zijn bouquet garni in zijn eigen geveltuintje of oogst een paar mud heerlijke aardappelen in het omgespitte stadsplantsoen. Tuinieren in de stad is een hot item, vooral in de media, dus aan publiciteit geen gebrek. En alles is bazuingeschal, zonder één enkele wanklank.

Getty Images

 

Weg hond, weg kat

Dat wekt wantrouwen, want waarom hoor ik de stadsboer nooit over probleem nummer één: de katten- en hondenoverlast? Ik heb wel een vermoeden: de kans is groot dat de stadsboer zelf baasje is van zo’n beest dat je alle lust in tuinieren doet vergaan. Want laten we eerlijk zijn: wie lust er een kropje sla, als Boy of Rakker er zijn poot tegen heeft gelicht? En wie beleeft er plezier aan zijn gevelmoestuin als hij om de haverklap met zijn vingers in de kattendrek graait? Het verbouwen van groente in de stad heeft zeker toekomst, maar pas nadat we een blijvende oplossing hebben bedacht voor het katten- en hondenprobleem.

Zijn er oplossingen? Natuurlijk. De techniek is zo langzamerhand zo ver gevorderd dat we de kat de baas kunnen. Er zijn systemen waarbij er een ultrasoon geluid wordt verspreid zodra er een kat in de buurt komt. Voor onze oren is het geluid niet waarneembaar.

Misschien is het beter om een afweersysteem aan te leggen waarbij de kat door een lichtgevoelige cel wordt gedetecteerd, waarna er automatisch een serie sproeiers worden geactiveerd. Katten hebben een bloedhekel aan water, dat is bekend. Het kost wel wat, zo’n sproei- en spuitsysteem, maar het voorkomt een hoop onvrede. Op warme zomerdagen kun je er zelf ook lol aan beleven! Honden houd je op afstand door eucalyptusolie te sproeien.

blauwe regen
Getty Images

Blauw, wit of goud

Over eucalyptus gesproken: dat is nu een struik die zich prima leent voor de geveltuin. In het microklimaat van de stad voelt Eucalyptus gunnii zich wonderwel thuis. Eigenlijk is dit een boom, maar door streng te snoeien kun je hem klein houden. Vooral de variëteit ‘Azura’ wordt in tuincentra gekocht, waarbij ‘Azura’ slaat op de onwaarschijnlijk blauwe kleur van het blad. De eucalyptus blijft ’s winters groen, of liever gezegd: blauw.

Wie overigens uitgekeken is op al die blauwe bloemtrossen van de blauweregen zou ter afwisseling eens een witteregen kunnen planten, of desnoods een goudenregen want die kan ook mooi plat tegen een gevel worden gesnoeid. Leifruit is ook een optie, al bestaat het gevaar dat voorbijgangers een handje helpen met de oogst. Peer, zoals de conference, doet het goed tegen een zuidmuur en op het noorden zou je een morel kunnen planten. En als de vruchten worden gejat, kun je dan in ieder geval wel genieten van de bloesem.

Tips voor de stadstuin...

  • --Katten houden niet van ammonia. Wie eens in de maand een fles ammonia rond zijn tuin leegt, zal geen last meer hebben. Niet op de planten gieten uiteraard!
  • --De tomaat gedijt goed in het microklimaat van de stad én is goed in potten te kweken. Voor koud, nat weer is de tomatenhoes ontwikkeld: een plastic kapje dat de tomatenplant omsluit, met hetzelfde effect als een kas.

Getty Images

Wolfsmelk

In de stad woon ik niet, maar ik heb wel een gevel. Dus weet ik uit ervaring dat geveltuinen ongekende mogelijkheden bieden: hier overleven planten die op een andere plaats zouden doodvriezen. De stenen van de muur nemen overdag warmte op die ze ’s nachts weer uitstralen; de muur werkt als een kachel. De voet van een muur is niet alleen warm, maar ook droog. Vaak heeft een muur een regenschaduw, waardoor de grond droog blijft. En zelfs als er water valt, zuigen de stenen het grootste deel daarvan op.

Maar er zijn planten die juist graag in gortdroge grond groeien. Zo’n plant is Euphorbia characias, een reusachtige wolfsmelk die al in maart bloeit met grote, cilindervormige, groengele bloemen die mooi kleuren bij het blauwgrijze blad. Ook deze wolfsmelk is vorstgevoelig, maar aan de voet van een muur overleeft hij de strengste winters. Zo’n droogteminnaar is een uitkomst voor tuinen met slechte grond: hoe slechter de grond, hoe meer de plant het naar zijn zin heeft.

Maar terug naar eigen gevel: daartegen plant ik allerlei groens dat elders in de tuin ’s winters zou sneuvelen. Tegen de noordmuur van het huis staat in het grind die Euphorbia characias die zich zo sterk uitzaait dat ik al mijn vrienden en kennissen met jonge planten blij kan maken. Want het is zo’n plant die je – als je hem ziet – onmiddellijk wilt hebben. Het melksap van de plant kleeft, maar is verder ongevaarlijk. Behalve als het in je ogen belandt, zoals mij ooit gebeurde. Dan is de ellende niet te overzien. Bij mij liep het nog goed af, maar later las ik dat de Oude Grieken het sap van deze wolfsmelk gebruikten om hun vijanden blijvend blind te maken!

Bron 
  • Plus Magazine