Kijk, een overdaad aan lamsoor!

Wandelen tussen lentebloemen van Texel tot Zuid-Limburg

Getty Images

Wandelschrijver John Jansen van Galen ontdekt al wandelend lentebloemen als Engels gras en sneeuwklokje. “O nee, geen sneeuwklokje, het is een bosanemoon!”

Getty Images
Als volgens de kalender het voorjaar in aantocht is, kijken wij reikhalzend uit naar de eerste lenteboden langs ons wandelpad. Ze zijn soms nog teer, vaak ook schaars, maar ze houden de belofte in van zon en warmte. “Sneeuwklokjes!”, riep mijn verloofde verheugd toen we in het begin van april een traject van het Pieterpad liepen. We gingen door de Achterhoek, op Laren aan. En ineens klonk vanachter een struik een stem: “Nee, bosanemonen.” Het was een kille, regenachtige dag en de bloempjes hielden hun kelkjes gesloten; dat kon het misverstand verklaren. De stem was van een man die vlakbij in het witte koetshuis woonde.

Speurtocht naar hoopgevende bloempjes

Sedertdien kun je mijn verloofde om een boodschap sturen waar het kennis van de Nederlandse flora betreft. Zij is mijn betrouwbare gids op onze jaarlijkse speurtocht naar die hoopgevende bloempjes: de slanke sleutelbloem, het Engels gras en de eerste orchissen. Maar het lieflijk wit van het bosanemoontje kan ons bij de eerste aanblik nog elk jaar ontroeren. De landgoederen in de Achterhoek zijn er een goede vindplaats voor, maar ook de beboste hellingen in Limburg, bijvoorbeeld in het Savelsbos waar later in het jaar daslook bloeit en het uitbundig naar knoflook ruikt.

Een openbaring

De eerste slanke sleutelbloemen vonden we – toen nog een en nog een, en kijk daar eens, een heel veld! – tegen de rechteroever van het meanderende riviertje de Gulp, net buiten Slenaken. Fier staken ze hun gele toortsen omhoog. Een jaar later keerden we er, opnieuw rond Koninginnedag, terug in het volste vertrouwen de slanke sleutelbloem daar weer te zullen zien bloeien. Maar tegen de steile helling groeide nu alleen speenkruid, maagdenpalm en gras. Waren we te vroeg gekomen? Was het dat jaar later lente? Talrijke keutels in het gras gaven het antwoord: hier waren schapen geweid, die blijkbaar alles hadden weggegraasd, met slanke sleutelbloem en al. Slechts een paar honderd meter verder zagen we een andere, weelderige weide glooien, waar ze hun toevlucht gezocht hadden.

Idyllische dalen

En toen we vorig jaar weer eens vanuit Maastricht het Limburgse heuvelland in wilden lopen, volgden we voor de verandering de linkeroever van de Maas. Het was een openbaring: ons pad voerde door de idyllische dalen van de Jeker en de Geer, langs het majestueuze kasteel Neercanne en het machtige fort van Eben-Emael, over Belgisch grondgebied. We koersten oostwaarts om, over het Albertkanaal heen, het voetveer naar Eijsden te bereiken. En daar, op de zuidelijke flank van de Montagne Saint-Pierre (die wij Sint-Pietersberg noemen en die deels op Belgisch grondgebied staat) stonden ze, achter een verroest hekje in een verwaarloosd weitje: slanke sleutelbloemen bij de vleet. Het weekeinde was pas begonnen, maar ons doel was eigenlijk al bereikt.

Getty Images

Een roodachtig floers

Op naar het Engels gras! Op Texel klauteren we door rul zand tegen een duinpan op en zien links van ons ver weg de witte streep van de branding in de Noordzee. Rechts zien we de golvende duinenrij en daartussen het vlakke getijdenlandschap van natuurgebied De Slufter in allerlei schakeringen van groen, bruin, geel en rood, doorsneden met glinsterende stroken water. Het is bijna eb. Straks zullen de kreken tussen de zandbanken, die ‘prielen’ heten, weer volstromen als het vloed wordt. En zowaar zien we meteen Engels gras (in de taal van Texel: hoedenspelden, gouwe spelden of diekblomme). Het zijn stoere, hardroze bloemen omkranst door stugge blaadjes. Je moet als bloem namelijk weerbarstig zijn om je te handhaven op deze barre, door zee en wind beheerste vlakte. Er staan er vijf bij elkaar.

Velden vol Engels gras

Haast achteloos gaan we eraan voorbij, want we komen voor de velden vol Engels gras, die De Slufter in het late voorjaar overdekken met een roodachtig floers. We dwalen langs waterlopen, klimmen door het zand de duinen op en vinden zeekraal (of ‘soute kraal’, nog niet eetbaar) en lamsoor (sowieso oneetbaar) maar geen tapijten van Engels gras. De natuur laat zich niet dwingen: slaat ze die weelde een jaartje over? Na lang zoeken zien we aan weerszijden van een konijnenpaadje tussen twee hoge duinen toch nog een veldje van tientallen bloempjes dicht bijeen tussen wuivend helmgras. Het is niet overdadig, maar in beginsel wel waarvoor we zijn gekomen. En tevreden aanvaarden we de terugtocht, in het vaste voornemen een volgend jaar weer op zoek te gaan het weelderig bloeiend Engels gras!

Getty Images

Langs kruisbeelden

Maar het allermooist is het om, op de breuklijn van lente en zomer, de eerste orchis te ontdekken. Verwar ’m niet met de orchidee – die is gekweekt en die vind je bij de bloemist – een kokette en enigszins aanstellerige bloem. De orchis is wild, grillig van vorm, warm van tint en bepaald niet wijdverbreid. Je moet de vindplaatsen al haast kennen: de natte weiden naast het fietspad van Oosterend naar de Boschplaat op Terschelling bijvoorbeeld, het vochtige grasland van De Nederlanden bij De Koog op Texel, maar op dat eiland zie je ook gewoon in de berm van de Californiëweg de muggenorchis. Een vriendin dirigeerde ons ooit voor orchissen naar een heuvel bij het gehucht Stokhem, niet ver van Gulpen. Ze bleek niet goed in richtingaanwijzingen waardoor we, terwijl het begon te regenen, lang en vergeefs over de beboste hellingen speurden. We gaven de moed bijna op, toen we een dal doorkruisten en aan de overzij, achter een hekje, waarlijk een overdaad aan orchissen zagen!

Terug naar Stokhem

Het volgend voorjaar wisten we wat ons te doen stond: naar Stokhem! De plaats vonden we zonder mankeren terug, maar tot onze verbijstering stond het nu achter dat hekje vol bloeiende akelei, en was er geen orchis te zien. We verbeten onze teleurstelling en wandelden verder door holle wegen en langs kruisbeelden. Maar een dag later waren we op weg naar een spoorstation waar we de terugreis konden aanvaarden, en op een brede landweg van grind tussen Ulestraten en Voerendaal, van ons gescheiden door een hek, ontwaarden we toch nog een glooiing vol orchissen. Als je er niet meer op rekent, zijn ze nog mooier.

Hoe heet die bloem?

Om de naam van een wilde bloem te ontdekken, kun je een plantengids raadplegen. Bijvoorbeeld Plantenkijk/wandelgids van Nederland van Ton Denters, dat tweedehands volop te krijgen is. Maar er zijn nu ook apps die bloemen automatisch herkennen. Gebruikers zijn heel tevreden over PlantNet (Engelstalig), dat is ontworpen door vier gerenommeerde Franse onderzoeksinstellingen. Deze app herkent al zesduizend West-Europese planten, en dat aantal groeit dagelijks. Hij is kosteloos te downloaden in de App Store en Google Play.

Kijk ook eens op onze Wandelroutezoeker op https://www.plusonline.nl/wandelen

Bron 
  • Plus Magazine