Diep in het rood, wat nu?

Goede raad voor iedereen die in de schulden zit en daar nú iets aan wil doen.

Mocht u denken dat schulden zijn voorbehouden aan mensen met een minimuminkomen of een laag opleidingsniveau: de praktijk is anders. 41 procent van de mensen met problematische schulden heeft een middelbare opleiding, 38 procent verdient een modaal inkomen en 14 procent zelfs anderhalf keer modaal. Eén op de tien heeft twee auto’s of meer.
Zo’n 175.000 Nederlandse huishoudens kunnen hun schulden niet meer op eigen kracht oplossen. Soms is een lager inkomen de oorzaak, bijvoorbeeld na een scheiding of door het verlies van werk.

Lukt het dan niet op tijd de kosten en de uitgaven te verlagen, dan zijn rode ­cijfers haast onontkoombaar. Maar vaak is het inkomen niet eens de kern van het probleem, maar wel de manier van leven en de uitgaven die daarbij horen. Leningen zijn te makkelijk afgesloten, de (tweede) auto is te duur voor het inkomen, of de creditcard is te kwistig gebruikt.
Als het water al aan de lippen staat, is bezuinigen geen optie meer. De stapel incassobrieven is dan al te hoog, het loon gaat soms linea recta naar schuldeisers die loonbeslag hebben gelegd, en huisuitzetting dreigt. Op dat moment zit er niets anders meer op dan schuldsanering.

Herken de signalen
Schulden en schaamte gaan hand in hand. Wie op tijd ingrijpt, houdt zelf het initiatief en kan veel problemen voor zijn. De volgende signalen geven aan dat ingrijpen noodzakelijk is.
• De meest dreigende aanmaningen worden als eerste betaald; de andere belanden op de stapel voor de volgende maand (of in de prullenbak).
• De huisbaas dreigt met huis­uitzetting of het energiebedrijf dreigt met afsluiting.
• Kopen op afbetaling of met een creditcard is eerder regel dan uitzondering.
• Ook nadat het maandelijkse inkomen op de betaalrekening is gestort, blijft het saldo negatief.
• Het ene gat wordt met het andere gedicht: een nieuwe lening dient louter en alleen om een dwingende schuldeiser af te ­betalen.
Het ene signaal is ernstiger dan het andere, maar één signaal op zich is al voldoende reden om orde op zaken te stellen. Naarmate er meer signalen zijn, wordt het lastiger om zelf uit de problemen te komen.

Overzicht en inzicht

Een eerste vereiste is de problemen onder ogen te zien, post te openen en een overzicht te maken van alle schulden. Dat is een confronterende, maar moedige aanpak, die de deur opent naar een uitweg. Het resultaat is inzicht in het financiële gat dat moet worden gedicht.
De schuldenaar doet er goed aan om zo snel mogelijk alle schuld­eisers een brief te sturen, waarin hij zegt een regeling te willen treffen en vraagt om invorderingsmaatregelen voorlopig te staken. Hij blijft dan hopelijk even gevrijwaard van incassobureaus en loonbeslag en kan in alle rust een plan maken voor ­aflossing.

Een tweede vereiste is inzicht ­krijgen in de vaste maandelijkse inkomsten en uitgaven. Een eenvoudige begroting van uitgaven voor levensonderhoud, abonnementen, contributies en dergelijke is onmisbaar om vast te stellen hoeveel er beschikbaar is om schulden af te lossen. Schrap alle luxe er maar vast uit, zoals een dure kapper, verre vakanties en theatertickets. Misschien moet er ook wel een streep door de auto, een mobiel telefoonabonnement en de sportschool. Het is sowieso raadzaam goedkopere alternatieven te zoeken voor vervoer, bellen en bewegen.

Houd wel rekening met kosten die niet iedere maand terugkomen, maar waar een bedrag voor gereserveerd moet zijn, zoals belastingen, verzekeringspremies en de vervanging van apparaten.
Nu is de rekensom te maken wat er kan worden afgelost: inkomsten min uitgaven is afloscapaciteit. Is dat bedrag niet meer dan een paar tientjes – of erger nog: moet er geld bij? Dan is professionele hulp geboden. Is er wel een restant om schulden mee af te lossen? Dan is het raadzaam een reëel plan te maken voor een stapsgewijze aflossing van de schulden.

Aflossingsvoorstel
Een aflossingsplan verdeelt het beschikbare af te lossen bedrag naar rato over de schuldeisers. Een voorbeeld. Een echtpaar heeft een schuld van €5000: €3000 bij schuldeiser A, €1000 bij schuld­eiser B en €1000 bij schuldeiser C. De afloscapaciteit is €250 per maand. Het echtpaar zou per maand kunnen aflossen: €150 aan A, €50 aan B en €50 aan C. Op die manier zou de schuld in twintig maanden zijn afgelost. Voorwaarde is wel dat de schuldeisers akkoord gaan en dat vergt overtuigingskracht.

Stel een brief op met een voorstel en noem daarin de totale schuldenlast, het aantal schulden en het bedrag dat beschikbaar is voor aflossing. De aflossing moet in ieder geval hoger zijn dan het bedrag dat de schuldeiser in rekening brengt aan rente, anders neemt de schuld niet af. Hopelijk raakt de schuldeiser ­ervan overtuigd dat een snelle en volledige betaling van de schuld er echt niet in zit. Het aflossingsvoorstel zal de schuldeiser mogelijk terughoudend maken een incasso­bureau op de debiteur af te sturen en hoge kosten in rekening te brengen.

Kwijtschelding

Hoewel bedrijven niet makkelijk kwijtschelding verlenen, kan in sommige gevallen gedeeltelijke kwijtschelding toch een reëel voorstel zijn, zeker als een deel van de schuld in één keer kan worden afgelost. Dat is een mooie oplossing als familie of vrienden bijvoorbeeld willen bijspringen. De schuldenaar kan dan in alle rust, zonder dreigbrieven en deurwaarders, de schuld aflossen aan de goedgevige bekende.

Soms is er te weinig afloscapaciteit om aan alle schuldeisers een maandelijkse aflossing te doen. Dan kan het een oplossing te zijn om met de grootse schuldeisers af te spreken dat zij even wachten tot de kleinere schulden zijn afgelost. Lukt het niet om met alle schuldeisers tot overeenstemming te ­komen? Dan is professionele hulp alsnog geboden. Een schuldhulpverlener krijgt vaak meer voor ­elkaar dan de schuldenaar zelf.

Vrijwillige sanering

Voor hulp bij schuldsanering zijn de gemeentelijke kredietbank of de Sociale Dienst de aangewezen instanties. Zij kunnen helpen een zogenoemd ‘minnelijk traject’ op te starten. Een schuldhulpverlener inventariseert de hoogte van de schulden en maakt een lijstje van betrokken schuld­eisers. Ook berekent hij hoeveel de schuldenaar kan aflossen. Uitgangspunt is dat een bedrag ter hoogte van 95 procent van de bijstandsnorm genoeg moet zijn om van te leven (het ‘vrij te laten bedrag’, vtlb). Overige inkomsten moeten worden gebruikt om schulden af te lossen.

De hulpverlener onderhandelt met de schuldeisers over de afbetaling van een deel van de schuld in drie jaar, waarbij ze akkoord gaan met kwijtschelding van de rest. De hoogte van de gevraagde kwijtschelding varieert van 1 procent tot 99 procent van de schuld. Toch gaan schuldeisers vaak akkoord, en zo gek is dat niet. Op deze manier zien ze ten minste een deel van hun geld op korte termijn terug, zonder dat ze kosten hoeven te maken voor incassobureaus en deurwaarders.

De Kredietbank of Sociale Dienst zorgt voor de betaling van de schuldeisers en neemt eventueel het volledige beheer van het budget uit handen, zodat ook de betaling van de vaste lasten is gegarandeerd. De schuldenaar heeft voortaan alleen nog te maken met deze instantie, die hem zakgeld geeft om van te leven.

Het minnelijke traject lukt alleen als alle schuldeisers akkoord gaan met het aanbod. Al is er maar één die geen gedeeltelijke kwijtschelding verleent, dan moet de rechter eraan te pas komen. Die kan de weigerachtige schuldeiser een dwangakkoord opleggen; de schuldeiser moet dan alsnog meewerken aan het minnelijke traject. Gaat het om meer schuldeisers, dan is een niets ontziende wettelijke sanering onontkoombaar.

Harde sanering
Na een mislukt minnelijk traject volgt een wettelijk traject, dat de Wet sanering natuurlijke personen (wsnp) volgt. Bij een wettelijk traject hoort altijd een bewindvoerder die inkomsten incasseert, schuldeisers betaalt en controleert of de betrokkene zich aan de regels houdt. Het bewind is streng en laat weinig ruimte voor eigen financiële keuzes. Bovendien wordt de naam van de schuldenaar gepubliceerd in de Staatscourant en op internet, om alle schuldeisers op de hoogte te stellen.

De wsnp heeft een voordeel: na drie jaar mag de betrokkene met een schone lei beginnen. Mocht er dan nog een schuldeiser zijn die zich niet heeft gemeld bij het begin van de sanering, dan heeft die pech gehad.

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine