Zo gaat het eraan toe in onze verpleeghuizen

Steeds vaker helpt de familie een handje in verpleeg- en verzorgingshuizen. Soms zelfs verplicht. Wij vroegen lezers: wat zijn uw ervaringen?

Eens in de tien dagen douchen

Mijn schoonmoeder heeft een beroerte gehad en kan helaas niet thuis blijven wonen. Sinds kort verblijft ze in een verpleeghuis. De verzorging is er ver onder de maat. Ze wordt één keer in de tien dagen gedoucht, mits er tijd voor is. Haar gebit poetsen gebeurt niet. Door de beroerte kan ze heel moeilijk praten, ze heeft afasie. Als ze vragen of ze wil eten zegt ze vaak “nee”. Dan nemen ze het eten weer mee, maar ze bedoelde “ja”. Als ze wel eten krijgt, wordt het op haar nacht­kastje gezet. Maar ze kan het bord niet pakken, want ze heeft geen kracht meer in haar rechterarm. Dus dan gaat het bord eten ook weer onaangeroerd terug.
R. van Veelo (66), Spijkenisse

Warme vertrouwde omgeving

Mijn vader was koeien- en schapenboer. Sinds een herseninfarct, twee jaar geleden, woont hij in een verpleeghuis op een voormalig boerenerf. Alles in dit huis is op de begane grond. Mijn vader kan op zijn gemak naar de kippen, paarden, schapen, katten en honden wandelen. Er is veel groen, een kas en een tuin waaruit een vrijwilliger elke dag het huis met verse groente en kruiden bevoorraadt. Ik kom gemiddeld twee keer per week. De zorgverleners geven me het gevoel altijd welkom te zijn en laten me mijn eigen gang gaan. Ik hang de was op (mijn vader geeft me de knijpers), ruim de afwasmachine uit, dek de tafel, zet koffie en thee en strijk regelmatig overhemden van mijn vader in de gemeenschappelijke huiskamer. Mijn vader kan door het herseninfarct niet meer praten. Het leven zonder spraak was aanvankelijk loodzwaar voor hem. Door deze warme omgeving waar iedereen met hem begaan is, heeft hij inmiddels zijn andere krachten hervonden: humor, spel, zelfstandigheid, zelfrespect en gevoel voor orde.
Annet Peetoom (53), Amsterdam
boerderij

Dat dutje kan ook wel in de rolstoel

Mijn vader kreeg een herseninfarct en na een ziekenhuisperiode werd hij in maart 2009 opgenomen in een verpleeghuis. Ik kan u een bloemlezing geven van alle negatieve ervaringen. Mijn vader wilde bijvoorbeeld ’s middags slapen. Soms was er geen tijd om hem naar bed te brengen en werd de rolstoel domweg achterover gekanteld. Aangezien hij zijn rolstoel niet zelf kon besturen, moest hij gehaald en gebracht worden wanneer hij wilde meedoen aan activiteiten. Maar als het ‘druk’ was, kon dat niet en ging het feest niet door.
Herma Derksen (59), Den Ham

Liefdevol, en voor de familie een luisterend oor

Ik wil u laten weten dat de zorg niet in elk verpleeghuis achteruit holt. Mijn onlangs overleden moeder heeft zes jaar lang in een woonzorgcentrum gewoond. Ik vond de benadering liefdevol en oplettend. Het ontbrak haar aan niets. Natuurlijk wordt er naast de gediplomeerden ook met vrijwilligers en lageropgeleiden gewerkt, maar zolang de taken goed verdeeld zijn, is dit volgens mij geen enkel punt. Er was weinig te merken van een verminderd budget. Mijn moeder is nog op vakantie geweest en er waren leuke uitjes en projecten, zoals samen koken. Bij de uitjes werd wel gevraagd of de familie eventueel een handje kon helpen, maar dit was puur op vrijwillige basis. Ook voor de familie was het personeel vriendelijk, er was altijd een luisterend oor.
Marianne Steenbergen (48), Deventer

Eindeloos lang wachten om uit bed te mogen

Mijn man Gerard kreeg in 2005 een herseninfarct waardoor hij half verlamd werd en afasie kreeg. Omdat hij ook al een stoma had, kon ik hem echt niet thuis verzorgen en moest ik een verpleeghuis voor hem zoeken. In het revalidatiecentrum had hij nog geleerd om te lopen (schuifelen) met een stok, maar in het verpleeghuis heeft hij nooit meer gelopen. Er was geen tijd om hem te begeleiden.
Dagelijks heb ik gezien wat er misging. Mijn hart huilt als ik denk aan de mensen die alleen zijn en geen partner hebben die alles controleert. Bewoners die te laat uit bed werden gehaald en soms pas om 11 uur hun ontbijt kregen (terwijl er om 12.30 uur alweer warm eten was). Bedenk hierbij dat de meeste bewoners ’s avonds om 19 uur al op bed lagen. Maar ja, hoe kan het ook anders? In 2005 waren er nog 44 medewerkers op de afdeling van mijn man, nu zijn dat er nog 33. Dat is 25 procent minder! In 2005 was er iedere dag een afdelingsarts die de ronde deed, nu komt er één keer in de week een huisarts. Een andere arts is op oproep beschikbaar. Goed opgeleide, gemotiveerde ziekenverzorgenden gaan weg, het werk wordt te zwaar en de organisatie krijgt steeds meer ‘helpenden’ en meisjes die stage lopen. Alleen dankzij de vrijwilligers komen bewoners nog buiten, hebben ze een spelletjesmiddag of worden ze naar de kerk gebracht.
Mijn man overleed 15 april jongstleden. Die nacht waren er twee personen die op sterven lagen. Er was één leerling op een afdeling met dertig zieke mensen en één ‘zwerfwacht’ die voor het hele huis beschikbaar was.
Gonny Nuij (65), Bergen NH
bed

Op de tast zelf het ontbijt zoeken

Mijn blinde, dementerende moeder kreeg in het verzorgingshuis elke ochtend rond 7 uur een in partjes gesneden boterham en een glas melk voor zich. Ze moest op de tast haar boterham opeten en zoeken waar haar glas melk stond. Zo trof ik haar dan uren later aan. ’s Morgens zat ze op haar kamer te wachten tot het half 11 was, dan werd ze naar de koffiezaal gebracht. Ze zat maar te wachten en te wachten. Soms riep ze zo hard ze kon: “Vergeten jullie mij niet?” Intussen woont ze in een ander verpleeghuis, waar ze heel tevreden is en vaak neuriënd aan tafel zit.
Beent Klijnsma (59), Varsselder

Veel vrijheid en aandacht

Mijn dementerende vader woont in een verpleeghuis met drie huiskamers, hofjes genoemd, waar zes personen wonen. Mijn vader mag opstaan en naar bed gaan wanneer hij wil en ook douchen mag hij, voor zover mogelijk, naar eigen inzicht. Er wordt gezamenlijk koffie en thee gedronken, waarbij vaak een verzorgende aanschuift en een praatje maakt. Die verzorgende is altijd in de huiskamer aanwezig. Voor de lunch wordt iets lekkers gemaakt: wentelteefjes, gebakken eitjes, soms pannenkoeken. Rond 17 uur arriveren de ‘eetgenoten’, die samen met de bewoners de zelfgemaakte warme maaltijd nuttigen. Het zijn studenten die een zakcentje bijverdienen, maar op deze manier ook kennismaken met een andere kant van het leven. Ik zie een groot inlevingsvermogen bij deze jongelui.
Er zijn voor ons als familie geen verplichtingen. Alles wat we doen, doen we op eigen initiatief. Mijn man pompt zo nu en dan de banden van de rolstoelen op en ik neem bloemen mee en ververs het water van de bloemen. Er is voldoende personeel om de bewoners te helpen en te verzorgen en nooit heb ik er een gejaagde sfeer meegemaakt. Dementie is een verschrikkelijke ziekte, maar ik ben zo ontzettend dankbaar dat mijn vader hier woont. Ze zorgen niet alleen buitengewoon goed voor hem, maar er wordt ook regelmatig gevraagd hoe het met mij gaat en of het allemaal nog wel lukt.
Leneke Stuurman (62), Sleeuwijk

Catering en schoonmaak opgedoekt

Mijn man had alzheimer en werd opgenomen in een verpleeghuis dat overstapte op het veelgeprezen ‘kleinschalig’ wonen. Hooggekwalificeerd personeel werd vervangen door minder hoog opgeleiden, die weer vervangen werden door huishoudelijke assistentes, die ineens ook verzorgende taken moesten gaan doen. De schoonmaakploegen werden grotendeels afgeschaft. Ik maakte de kamer van mijn man vaak zelf maar schoon. Ook de catering werd opgedoekt. Maar als je tussen alle drukte van de verzorging door voor tien mensen een maaltijd moet bereiden, is dat geen eenvoudige opgave. Het was dan ook vaak niet te eten en over vitamines praten we maar niet. Door al het huishoudelijk werk dat erbij was gekomen, was er geen tijd meer om eens te wandelen met de bewoners of een spelletje te doen.
Maar: op een enkele uitzondering na deed iedereen wel zijn stinkende best en was het personeel lief en zorgzaam voor de bewoners. Ik heb groot respect gekregen voor de verzorgsters, met name in de nachtdienst. Dat is nog eens hard werken! Mijn man was heel onrustig. Er werd eindeloos veel moeite gedaan om de oorzaken van zijn onrust te vinden en oplossingen te zoeken. Ook in de laatste week van zijn leven, toen hij op sterven lag, is er voortreffelijk voor hem, maar ook voor mij, gezorgd. Ik was in de gelegenheid om er veel te zijn en heb me intensief met zijn verzorging kunnen bemoeien.
Ike van Vierbergen-Den Hoed (71), Drunen

De nagels van mijn vrouw worden zelfs gelakt

Mijn echtgenote verblijft sinds april 2005 in een verpleeghuis waar de verzorging prima is. Ik heb zelf nog nooit haar nagels hoeven te verzorgen, integendeel: die worden verzorgd én gelakt. Ze heeft een appartement van 45 vierkante meter met de nodige planten en bloemen. Die verzorg ik wel zelf. Maar als ik er een paar dagen niet ben, wordt ook daar keurig voor gezorgd.
Jacob Hut (77), Assen
nagellak

Verpleegkundigen: hoe minder managers, hoe beter

Francis Bolle (44), woordvoerster van de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland: “Een slecht verpleeghuis is een ramp voor bewoners en familie, maar ook voor het personeel. Waarom doet het ene huis het zo goed en zie je een straat verder vreselijke misstanden? Hoe kleiner de afstand tussen de managers en verzorgenden, hoe beter. En hoe minder ­managers, hoe ­beter. Regels zijn mooi, maar de patiënt moet op één staan. Dan gaat een praatje soms voor de afwas – die komt morgen wel. Dat familie en vrienden een handje ­helpen, lijkt mij onvermijdelijk. Alleen met professionals gaat het niet meer lukken.”

HEEFT U OOK EEN ERVARING? U KUNT ONDER HET ARTIKEL REAGEREN!

Auteur