Zomergeuren die ons aan vroeger doen denken

De geur van rozen, stro of teer is onmiskenbaar met de zomer verbonden. Bij sommige Pluslezers brengen deze zomergeuren elk jaar weer dierbare en soms pijnlijke herinneringen tot leven.

De geur van rozen, stro of teer is onmiskenbaar met de zomer verbonden. Bij sommige Pluslezers brengen deze zomergeuren elk jaar weer dierbare en soms pijnlijke herinneringen tot leven.

Rozengeur

‘Een herinnering aan een heel lieve vader’
“Mijn vader hield erg veel van bloemen. In de tuin bloeiden dan ook elke zomer witte margrieten, lupines, kleine anjers en gestreept siergras. En tegen de muren bloeiden overvloedig roze en rode rozen. De heerlijke geur van rozen herinneren me steeds weer aan hoe fijn mijn jeugd is geweest. Ik mocht zo vaak als ik wilde een bosje rozen plukken voor de juf van de lagere school. Apetrots overhandigde ik haar dan mijn boeketje. Die oude rozenstruik staat nu elk jaar in mijn eigen tuin te bloeien. Een herinnering aan een heel lieve vader.”
Maudy Derks (47), Tegelen

Boslucht

‘Ik voel me weer onbezorgd, gelukkig en vrij’
"Ik was een jaar of tien en mocht met een vriendinnetje mee op vakantie. Ik was nooit eerder op vakantie geweest, laat staan dat ik in een ‘echt’
bos was geweest, en het maakte diepe indruk op me. Niet vanwege de hoge bomen, maar vooral vanwege alle geuren. Die combinatie van rottend hout, vochtig gras, dennen, planten en aarde... elke keer als ik nu in een bos wandel, voel ik me weer dat kind. Voor het eerst op vakantie, voor het eerst in een bos. Onbezorgd, gelukkig en vrij.”
Jeannette Schaap (56), Montmaurin (Frankrijk)

Smeltend teer

‘Beelden van mijn fijne kinderjaren met opa’
“Er is één geur die me direct terugvoert naar mijn jeugd. Op het schuurtje van mijn opa zat een soort van dakleer. Als het in de zomer érg warm was, begon dit te smelten. De geur die dit verspreidde, vond en vind ik nog steeds heerlijk. Zodra ik nu weer gesmolten teer ruik, zie ik beelden van mijn fijne kinderjaren met opa.”
Marga van der Mei (48), Uithuizen

Graan en stro

‘Weer even bleekneusje op een boerenwagen’
“Als bleekneusje uit de grote stad mocht ik jaren achtereen in de grote vakantie naar pleegouders in een kleine plaats onder Alkmaar. Heerlijke weken waren dat. Altijd als ik daar was, werd het graan geoogst. Het was dan een drukte van belang op het land. Ook de kinderen mochten mee en ik genoot met volle teugen. Als het graan gedorst was, bleef het stro over. Dat ging op een grote wagen en wij mochten er dan bovenop meerijden naar de schuur. Als ik terugging naar de stad, had ik in mijn koffertje altijd een zakje met graankorrels, met mijn eigen handen gedorst. Voor mij waren dat klompjes goud. Loop ik nu in de zomer langs een korenveld, dan is het of de volle aren me toefluisteren: ‘Weet je nog wel?’ Want de tijden zijn veranderd en schoven op het land zie je niet meer.”
Mily Hakenkruger-Wildeboer (71), Oudenwater

Zoete anjers

‘Toen kwam de dag van de begrafenis’
“Als kind ging ik vaak in de zomer met mijn buurmeisje naar haar tante. Het was er knus en gezellig. Maar het mooiste vond ik het paadje naar de voordeur. Daar bloeiden kleine, witte bloemetjes op grijsgroene steeltjes. Prachtig om te zien. En die geur... die was zo zoet, zo bedwelmend. Die anjertjes bleven in mijn gedachten en ik pootte ze later, net als die tante van vroeger, langs het paadje naar mijn voortuin. Elke zomer genoot ik ervan. Totdat mijn zoon, hij was nog maar twintig jaar, zijn leven verloor door een ongeval. Hij werd opgebaard in de hal van ons huis. Vijf dagen stond hij daar. Wij bleven met ons verdriet al die dagen binnen. Toen kwam de dag van de begrafenis... onze zoon moest worden uitgedragen. Een zoete, bedwelmende geur kwam bij het openen van de voordeur naar binnen. De anjers waren in die vijf dagen volop gaan bloeien. Het woord zomer heeft nu voor mij een andere betekenis gekregen. En die anjers... ze zijn uit de tuin verwijderd.”
Johanna van Dalen-van Wijgerden (73), Brakel

Vochtige aarde

‘Tijdens het onweer stond mijn vader in de deuropening’
“De geur van vochtige aarde na een onweersbui kun je niet beschrijven. Als na een drukkend hete dag het noodweer losbarst en je daarna buiten komt, is de lucht zwaar van geuren. En altijd weer denk ik dan aan mijn vader. Als het onweer in de nacht losbarstte, werden wij, kinderen, uit bed gehaald. Slaapdronken en bibberig zaten we dan met z’n allen in de kamer rond de tafel. Soms riep vader ons, staande in de brede deuren van de deel, om te komen kijken. Aarzelend kwamen we dichterbij, bang voor de harde slagen en nog banger voor de gele flitsen. Hij legde ons uit hoe onweer ontstaat en langzaam verdween je diepste angst om plaats te maken voor verwondering. Als de bui voorbijgedreven was, liet de regen grote plassen achter. En een kruidige geur van vochtige aarde. Nog steeds, bij elke onweersnacht of iedere keer als ik vochtige aarde ruik, zie ik mijn vader weer in de deuropening staan. Dan ben ik weer even thuis.”
Dick Podt-Schoten (71), Nijverdal

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine