AOW en belastingen

Getty Images

Vanaf het moment dat u AOW ontvangt, verandert er ook belastingtechnisch het een en ander. Hoewel iedere situatie er natuurlijk anders uitziet, kunt u met een aantal algemene wenken al rekening houden.

Heffingen en kortingen

De overheid heft loonheffing over de AOW-uitkeringen - deze heffing bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekeringen. De Sociale Verzekeringsbank, de instantie die zorgdraagt voor alle volksverzekeringen en dus ook AOW uitkeert, houdt deze loonheffing in op de AOW. De loonheffing wordt niet over het gehele inkomen berekend, maar over het inkomen minus de zogeheten (loon)heffingskorting. Op de AOW-uitkering zijn drie heffingskortingen mogelijk:

  1. Algemene heffingskorting - een korting die iedereen ontvangt.
  • Wanneer u in 2016 de AOW-leeftijd bereikt, kunt u op de website van de Belastingdienst de exacte hoogte van uw algemene heffingskorting voor dit jaar berekenen. Kijk hiervoor op: de site van de belastingdienst.

Belastbaar inkomen uit werk en woning

 

 

Hoger dan

Niet hoger dan

Heffingskorting

0

€ 19.922

€ 1.145

€ 19.922

€ 66.417

€ 1.145 - 2,460% x (belastbaar inkomen uit werk en woning - € 19.922)

€ 66.417

 

0

 

  1. Ouderenkorting - Is het verzamelinkomen lager dan € 35.949, dan is de ouderenkorting € 1.187. Bij een verzamelinkomen vanaf € 35.949 is de ouderenkorting € 70. Overigens is de ouderenkorting niet afhankelijk van het inkomen van een partner.
  2. Alleenstaande ouderenkorting - Voor een AOW-pensioen voor alleenstaanden geldt een korting van € 436.

Genoemde cijfers gelden voor het jaar 2016.

Voorkom naheffing

Op het moment dat u meer dan één uitkering ontvangt - denk aan een pensioen, een lijfrente én een AOW - dan zijn er meteen verschillende instanties die u maandelijks een bedrag uitkeren. Let hierbij goed op de loonheffingskorting, want elke uitkerende instantie zal waarschijnlijk rekening houden met de heffingskortingen. Hierdoor betaalt u uiteindelijk misschien te weinig belasting en moet u aan het einde van het jaar bijbetalen. U kunt dat voorkomen door de instantie waarvan u maandelijks het hoogste bedrag ontvangt te vragen om de loonheffingskorting toe te passen. Daarna vraagt u de overige instanties géén loonheffingskorting meer toe te passen. Zo komt u bij de belastingaangifte niet voor vervelende verrassingen te staan.

Een andere manier om ervoor te zorgen dat de belastingaangifte geen vervelende verrassingen oplevert, is door bij de Belastingdienst een voorlopige aangifte aan te vragen. Dat kan vanaf het moment dat u de AOW-leeftijd hebt bereikt. Met zo’n voorlopige aangifte kunt u het eventueel te weinig betaalde belastingbedrag gespreid betalen.

Toch naheffing?

Zelfs als u maar één uitkeringsinstantie loonheffingskorting laat toepassen, kunt u bij de belastingaangifte nog worden geconfronteerd met een naheffing. Dat heeft alles te maken met het Nederlandse belastingstelsel: dat heeft een oplopend tarief met vier schijven. Op het moment dat uw inkomen hoog is, betaalt u dus meer belasting. Zodoende kan het dus gebeuren dat uw totale inkomsten (van AOW en overige uitkeringen tezamen) in een hogere tariefgroep vallen dan de tariefgroep waarmee de uitkeringsinstantie rekent. In dat geval moet u alsnog belasting betalen.

Bronnen: Autoriteit Financiële Markten (www.afm.nl); Belastingdienst.nl; Rijksoverheid.nl; Pensioenkijker.nl, NIBUD.nl; Sociale Verzekeringsbank (www.svb.nl)

Auteur