'Nu pas praten we over de oorlog'

Getty Images

Thuis was de oorlog taboe. Totdat haar vader zijn oorlogservaringen op papier zette. Toen kon ex-Plusredacteur Marieke van Dantzig voor het eerst vragen stellen. En hij kon antwoord geven. Eindelijk.

Voor het gesprek

Marieke (59): “Ik heb het nooit eerder met mijn vader over de Tweede Wereldoorlog gehad. Ik kende alleen de grote lijnen van zijn avonturen. Hij was 20 toen de oorlog uitbrak. In 1942 vluchtte hij met zijn familie naar Zwitserland. Zijn ouders, broer en zussen werden opgepakt in Frankrijk en kwamen in Auschwitz om het leven. Mijn vader bereikte als enige Zwitserland.

In 1943 wilde hij zich samen met zijn neef Hans en vriend Frits bij de geallieerde troepen in Zuid-Italië voegen. Maar eenmaal in Italië werden ze opgepakt, overgedragen aan de Duitsers en ter dood veroordeeld. Ze wisten te ontsnappen door van de vrachtwagen te springen die hen naar de executieplaats bracht.

Vervolgens liepen ze in zeven weken 700 kilometer over het Italiaanse platteland. Onderweg bedelend om eten en een slaapplaats. Vlak voor het front werden ze weer gepakt, ditmaal door Duitse troepen. Ze ontsnapten uit krijgsgevangenschap, maar werden opnieuw ingerekend en op transport gezet naar Duitsland. Ze overleefden omdat ze zich voordeden als Zuid-Afrikaanse krijgsgevangenen. Na twee jaar werden ze door de Amerikanen bevrijd en konden ze zich, voor de paar weken die de oorlog nog duurde, eindelijk bij de geallieerden voegen.

Het is een verhaal als een jongensboek. Maar er zijn dingen die ik nooit heb begrepen. Wat bezielde hem om dwars door Italië naar het front te lopen? Waar haalde hij het lef vandaan om zich als Joodse jongen als Zuid-Afrikaanse krijgsgevangene voor te doen? Was hij niet bang? En welk effect had dit alles op zijn latere leven? Ik had al die vragen, maar mijn moeder drukte mijn broers en mij op het hart niet over de oorlog te beginnen. ‘Praat er maar niet over met papa, dat is zo moeilijk voor hem’. Dus zwegen we al die jaren.”

Het gesprek

(Fragment uit het boek dat Huug van Dantzig schreef over zijn oorlogservaringen):
‘Mijn leeftijdgenoten hebben, net als ik, de Tweede Wereldoorlog meegemaakt, de een zijdelings, de ander wat heftiger. Ik mag gerust stellen, dat er toch maar een kleine minderheid is geweest die in die periode zoveel heeft beleefd als ik.’

Marieke: “Je vluchtte in 1942 naar Zwitserland en dat is je – in tegenstelling tot je ouders – ook gelukt. Waarom ben je in vredesnaam uit Zwitserland weggegaan, terwijl het daar relatief veilig en comfortabel was?”
Huug (89): “Veilig, veilig? Ik ging niet naar Zwitserland om veilig te zijn. Van meet af aan had ik de bedoeling om naar Engeland te gaan, om daar opgeleid te worden en dan in het leger te gaan. Ik wilde vechten. De bezetter verjagen.”

Marieke: “Vechten? Is dát wat je wilde? Dat begrijp ik niet. Dat past helemaal niet bij je.”
Huug: “Jij hebt de bezetting niet meegemaakt. De haat tegen de Duitsers zat zó diep, niet alleen bij Joden, hoor. De bezetting ontnam je je vrijheid. En vrijheid was zo ingebakken in wie ik was. Ik kon niet anders. Mijn ouders wilden ver voor 1940 al uit Nederland weg. Mijn vader zag de toekomst heel somber in en heeft een visum aangevraagd voor Amerika.”

Marieke: “Daar weet ik niets van.”
Huug: “Dat visum kregen we en er was ook al een boot geregeld. Maar ik wilde niet en mijn jongere broer Paul ook niet. Die was zo mogelijk nog feller dan ik. En toen zeiden mijn ouders: ‘Nou, dan gaan wij ook niet.’ Ik geloof dat het stiekem ook wel een beetje een opluchting voor ze was.”

Marieke: “Ik snap het niet. Waarom wilde je niet naar Amerika?”
Huug: “Paul en ik vonden dat we moesten blijven. We wilden er zijn voor ons land om de bezetter te verjagen. We voelden het als een verplichting jegens ons land.”

Marieke: “Heb je gevochten dan?”
Huug: “Nauwelijks. Ik kreeg de kans niet. Ja, vijf dagen aan het begin van de oorlog, totdat we de wapens weer moesten inleveren. En tegen het einde van de oorlog nog een maand aan de zijde van de Geallieerden.”

Marieke: “Heb je daar later nog wel eens aan teruggedacht? Je ­ouders wilden naar Amerika. Als jullie waren vertrokken, hadden ze de oorlog waarschijnlijk wél overleefd. Net als je broer Paul en je twee zussen.”
Huug: “Ja. En ik heb me daar wel schuldig over gevoeld.”

Marieke: “Had je niet de neiging om naar ze op zoek te gaan vanuit Zwitserland?”
Huug: “Dat kon niet, dat was helemaal ondenkbaar. Ze waren opgepakt in Frankrijk. Maar ik herinner me een medevluchteling die wel terug ging. ‘Ik moet mijn ­ouders redden’, zei hij. ‘Maar hoe dan?’ Hij wist het niet, maar hij moest en zou terug.”

(Ingekort boekfragment):
‘We werden teruggebracht naar onze cel, min of meer verdoofd door hetgeen we te horen hadden gekregen [de doodstraf]. Het wonderlijke is dat wij alle drie die nacht goed hebben geslapen. Geloofden wij in een voorzienigheid die ons te hulp zou schieten? De volgende ochtend moesten we in een open laadbak van een legertruck klimmen en er kwam een SS’er bij om ons te bewaken. Het regende een beetje, maar allengs ging het harder regenen. Die SS’er mocht in de cabine zitten.

Toen hadden wij het rijk alleen en probeerden we met het pootje van een handboei de handboei van de ander te mollen en tot onze blijdschap lukte dat. Toen zijn we aan de klep van de truck gaan hangen en vervolgens van de truck gesprongen en tegen het asfalt geklapt.’


Marieke: “Je was ter dood veroordeeld en je zou geëxecuteerd worden maar je sliep heerlijk?”
Huug: “Ik begrijp het ook niet. De anderen sliepen net zo goed, hoor. Terwijl het bericht zelf natuurlijk een enorme dreun was. Voordat we in slaap vielen dacht ik: er komt een bommenwerper en die gooit een bom op de gevangenis en dan ontsnappen we.”

Marieke: “Was het jeugdige overmoed?”
Huug: “Willem Frederik Hermans zei: ‘Een held is iemand die in onbezonnenheid beslissingen neemt en dankzij goed geluk er mee weg komt’. Nou, dat slaat helemaal op deze toestand. Toen die SS’er eenmaal weg was, was het een automatische gedachte om te proberen of we de handboeien los konden krijgen. We hadden de kans en die hebben we benut.”

(Ingekort boekfragment):
‘Wij begonnen te lopen en we snapten dat het een zaak van lange adem zou zijn, want we hadden zo’n 700 kilometer te overbruggen! Inderdaad hebben we zeven weken, elke dag, gemiddeld twintig kilometer afgelegd. Elke avond moesten wij er voor zorgen iets te eten te krijgen. Het is mij merkwaardig te moede dat ik in mijn overigens zo comfortabele leven maanden als zwerver heb geleefd en dagelijks mijn eten en mijn nachtrust bij elkaar heb moeten bedelen.’

Marieke: “Wat was het effect van die tocht op de rest van je leven?”
Huug: “Ik denk dat het enorm karaktervormend was. Het gevoel dat ik nergens meer bang voor hoefde te zijn, dat ik het ergste achter de rug had. En dat was ook zo. Ik was nergens bang voor.
Ik gooi ook niets weg, want het kan altijd nog eens van pas komen. Het besef van ‘je weet maar nooit’ is sterk in mij gedrongen. Eten kan ik ook niet weggooien. Als je eenmaal honger hebt gehad, kan je dat niet meer. Nooit. Dat is wel een erfenis, ja.

Maar die jongen die ik toen was, die brutaliteit, daar kijk ik zelf ook met verbazing tegenaan. Ik kan me daar niet helemaal meer in verplaatsen. Het is 65 jaar geleden. We wasten ons niet, we liepen wekenlang in hetzelfde ondergoed. Als je nat werd werd je nat, droogt wel weer. Een gek bestaan. Heb je geen eten, dan eet je morgen wel. Als ik dan de luxe van mijn latere leven overzie, dan is dat zo tegenstrijdig. Dat dat allebei binnen één mensenleven kan bestaan. Krankzinnig eigenlijk.”

(Ingekort boekfragment):
‘Ontsnappen uit krijgsgevangenschap betekende niet veel meer dan gewoon weglopen van je werk. Hans en Frits waren binnen een minuut gepakt. Ik was al vier dagen en vier nachten onderweg naar het zuiden toen ik op een avond aan de Oostenrijkse grens bij een kletterende waterval uitkwam. Ik trok mijn kleren uit en stond in Adamskostuum onder die waterval, met een schitterend uitzicht op de bergen. Het was huiveringwekkend mooi. Na een jaar gevangenschap gaf dit mij een euforisch gevoel, dat ik mijn hele verdere leven heb vereenzelvigd met het begrip VRIJHEID! Ik liet mij in de ondergaande zon drogen, trok mijn kleren aan, en viel innig tevreden op een beetje mos in slaap.’

Marieke: “Dat gevoel is je altijd bijgebleven.”
Huug: “Ja, dat is een wonderlijk gevoel, en ik voel het nog steeds, na al die jaren. Hoe kan dat eigenlijk? Die ontzettend knijpende onderdrukking, dat prikkeldraad waar je niet om heen kunt. Als die druk dan wegvalt…”

(Boekfragment):
‘Er zijn grote wonden geslagen en daarover praat je niet graag, want waarom zou je die wonden weer open willen maken, vindt men over het algemeen. Dat dachten ook mijn kinderen en die hebben er met mij nooit over willen praten; ik begon daar nooit zelf over, dus hij zal dat misschien niet willen, was de gedachte.’

Marieke: “Dit vind ik helemaal niet leuk om te lezen. Ik wilde er wél over praten, maar mama zei dat zo’n gesprek te pijnlijk voor jou was. Een schoolvriendinnetje zag eens de foto’s van jouw ouders, zusjes en broer en vroeg wie dat waren. Ik zei dat ze in de oorlog waren overleden. Toen zei ze: “Dat zijn Joodse mensen, hè?” En ik zei: waar heb je het over? Ik wist niet eens wat Joodse mensen waren. Toen ben ik aan mama gaan vragen hoe dat zat.

Later had ik altijd het idee dat oom Hans er wél over wilde praten. Hij begon steevast over jullie oorlogsbelevenissen. Wij wisten niet hoe we moesten reageren. We dachten: goh, als dit maar goed gaat. Hoe vond jij het dat we er nooit over spraken?”

Huug: “Ik vond het wel rustig. Het was er eigenlijk niet, het was diep weg. Het was een mechanisme. Ik had al zoveel tijd verloren. Ik wilde verder met mijn leven, de tijd inhalen en niet bij het verleden stil staan. Het was voorbij en ik zorgde ervoor dat ’t ver weg bleef. Geen boek wilde ik erover lezen, geen film wilde ik zien. Niets, helemaal niets. Zo wilde ik mijzelf beschermen. Je moeder censureerde alles voor me. Hans beschrijft in zíjn boek hoe het mijn ouders is vergaan. Ik zal dat nooit kunnen lezen. Nooit. Eén keer heb ik een bezoek gebracht aan een oorlogsmuseum, in Caen. Ik dacht dat ik het wel zou kunnen, maar dat was niet zo.”

Marieke: “Maar je hebt toch een enorm verdriet omdat je familie er niet meer is?”
Huug: “Het gekke is dat ik dat ­verdriet ook niet heb gehad. De waarheid drong eigenlijk heel langzaam tot ons door. Pas in 1950, vlak voor jouw geboorte, is ons ­officieel meegedeeld dat mijn ­ouders in Auschwitz waren omgekomen. Heel lang heb ik nog gehoopt dat mijn broer Paul het zou hebben overleefd. Hij was zo’n flinke vent.”

Marieke: “Vind je het wel fijn om er nu met mij over te praten?”
Huug: “Ja. Nou, ja. Het vervelende is dat ik er slecht door slaap. Ik blijf doormalen. Flitsen in mijn hoofd. Chaos.”

Marieke: “Ik vind het fijn en ook heel normaal om erover te praten. Na al die jaren! Waarom hebben we dat niet eerder gedaan?”
Huug: “Dat weet ik eigenlijk ook niet. Of misschien toch wel. Het zat in die tijd besloten. Ik wilde een heel akelig tijdperk drastisch afsluiten. Ook uit lijfsbehoud. Achteraf ben ik blij dat het lukte om er niet bij stil te blijven staan.”

Na het gesprek

Marieke: “Terugkijkend, weet ik dat dit gesprek mij veel goed heeft gedaan. Ik was altijd erg bezorgd, vanwege de pijn die hij moest voelen. Maar hij heeft het toch wel beter verwerkt dan ik dacht. Hij is er heel beheerst mee omgegaan. De pijn is weg, er is rust. Dat voel ik. Voor mij was het gesprek daarom nog meer een bevrijding dan voor mijn vader.
Praten over je narigheid werkt, daarvan ben ik overtuigd, maar niet praten dus ook. Al is er wel zestig jaar overheen gegaan. Misschien hadden we eerder moeten praten, vooral voor mij. Maar voor mijn vader was dít het moment. Voor hem is de cirkel rond. En ik heb nu toch mijn antwoorden. En mijn angst en zorgen zijn weg. Eindelijk.”

Huug van Dantzigs boekje ‘Chi prende l’ultimo, perde…’ (‘Wie de laatste pakt, verliest…’, naar een luciferspel dat hij destijds veel speelde) is in eigen beheer uitgegeven en kost €7,50. Na overmaking van het bedrag op rekeningnummer 68.23.60.961 t.n.v. M. van Dantzig te Utrecht (vermeld uw volledige adres!) wordt het boek u toegezonden.