Humor redde mijn leven

De allerhoogste vorm van humor? Voor Emma Brunt is dat galgenhumor. Het maakte haar sterker, vrolijker en weerbaarder.

Als je de contactadvertenties in de krant en op internet mag geloven, staat ‘gevoel voor humor’ hoog genoteerd op het lijstje van gewenste eigenschappen. Iedere single die een partner zoekt, beschikt er naar eigen zeggen over en vindt het een vereiste bij mogelijke kandidaten. Gevoel voor humor is verplicht en even onontbeerlijk als fris gepoetste tanden, een romantische hang naar strandwandelingen en een goed glas wijn bij de open haard. Dat wordt dus voortdurend lachen-gieren-brullen, als de Ware eenmaal gevonden is.

Of toch niet? Mij stemt die obligate vermelding van ‘gevoel voor humor’ nogal wantrouwig in ieder geval, want het is een krachteloos cliché – dat lijkt mij al erg genoeg. En bovendien moet je nog maar afwachten wat een ander onder dat begrip verstaat.

Ellende en angst

Sigmund Freud heeft een lijvige verhandeling geschreven over het mechanisme van de humor. Zijn relaas is buitengewoon ongeestig, omdat hij niet aan de verleiding ontkomt om de briljante joodse moppen die hij behandelt, analytisch te duiden en te verklaren.

Toch komt hij dicht bij de kern. Zijn stelling luidt dat ware humor alleen gedijt op een voedingsbodem van diepe ellende en afgrondelijke angst. In de Amerikaanse filmwereld spreken ze in dat verband van ‘comic relief’. Juist als de zenuwen van het bioscooppubliek tot het uiterste op de proef zijn gesteld wordt het hoog tijd voor een komisch intermezzo. De spanning kan worden afgereageerd. In het echte leven is het niet anders.

Galgenhumor vind ik dan ook het hoogste wat een mens op het gebied van humor kan bereiken: pas als de nood tot aan de lippen is gestegen, is het moment gekomen voor een ijzersterke grap, gevolgd door een bevrijdende lachbui. In je eentje lukt dat niet, je hebt er een gelijkgestemde geest voor nodig, want humor heeft ook te maken met de wederzijdse ‘herkenning’ van een even uitzichtloze als absurde situatie. Er komt een goede verstaander en een knipoog aan te pas.

Jaws en Indiana Jones

Mijn jongste zoon is gelukkig net zo cinefiel als ik, en dus hebben wij in de loop der jaren een uitgebreid repertoire ontwikkeld van oneliners die geen nadere toelichting behoeven, omdat ze ontleend zijn aan onze favoriete films. In ‘Jaws’ van Spielberg zit bijvoorbeeld een sce`ne waar we nooit genoeg van kunnen krijgen.

Drie bange mannen, die dat voor elkaar niet willen weten, gaan in het holst van de nacht, in een wrakke schuit op zoek naar de mensenverslindende witte reuzenhaai die een Amerikaans badplaatsje teistert. En terwijl twee van de drie hun angst bezweren door het vertellen van sterke verhalen en het overmoedig op een zuipen zetten, verkeert nummer drie in doodsnood en piept bij herhaling – hoewel er niemand is die naar hem luistert: “We need a bigger boat!”

Dat is een prachtig voorbeeld van droog understatement, waar de Britten eigenlijk het patent op hebben. In een van de Indiana Jones-avonturenfilms zitten ‘vader’ Sean Connery en ‘zoon’ Harrison Ford vastgesnoerd op een draaiplateau, dat ze bij elke toevallige druk op een geheime knop van de regen in de drup helpt, want aan de andere kant van de muur bevinden zich moorddadige nazi’s, die klaarstaan om vader en zoon naar de andere wereld te helpen. “Junior”, zegt vader Connery dan beheerst en onderkoeld, als ze dat giftige, geüniformeerde addernest in het vizier krijgen: “Our situation has not improved.”

Emotioneel steno

Zulke klassieke filmcitaten mogen mijn zoon en ik graag met elkaar uitwisselen, bij wijze van emotioneel steno, want meestal hebben we in tijden van beproeving aan dat soort halve woorden genoeg.
Maar ook met mensen die je niet zo goed kent, kun je snel tot een vorm van ironisch begrip komen, op voorwaarde dat ze lotgenoten zijn. Dan is het juist vaak de meedogenloze overdrijving die voor wederzijdse opluchting en gegniffel zorgt.

Toen ik middenin mijn echtscheiding zat, kreeg ik een humoristische reddingsboei toegeworpen door vriendinnen die zich toevallig in hetzelfde lastige parket bevonden. Dat zorgde voor de broodnodige relativering: ik was kennelijk niet de enige die ineens de koers kwijt was. We overdreven en schiepen daar plezier in. Gedeelde smart bleek toen wel degelijk halve smart te zijn.

Hilarische gesprekken

En enkele jaren later, toen ik op een zware depressie afstevende en daarover schreef, had ik regelmatig hilarische gesprekken met gedeprimeerde lezers van mijn column. Die deden er nog een schepje bovenop, zodat we elkaar al gauw aan het overtroeven waren in de uitwisseling van onheilspellende symptomen. Lag ik al vier weken apathisch in bed, te lam en te beroerd om op te staan en een paar noodzakelijke boodschapjes te doen? Nou, de fan van mijn column die ik aan de lijn had lag al zes maanden in bed!

Zelfhaat en disproportionele schuld-en schaamtegevoelens, concludeerde ik klinisch, want ik had er inmiddels het een en ander over gelezen. Ik wist dat zelfverwaarlozing bij het ziektebeeld hoort. En dat zei ik hem dus ook. Tja, dat had zijn huisarts hem ook al eens verteld. Maar aan mij had hij meer, want binnen de kortste keren lagen we in een deuk over de talloze ongerijmdheden die ons bangelijke verblijf in deze ongekende, duistere onderwereld met zich meebracht.

Ontspannen

Zelden in mijn leven heb ik zo uitbundig en ontspannen met iemand gelachen, want die jongen verloste mij van het egocentrische idee dat ik de enige was die van tijd tot tijd kopje-onder ging in de eisen die het alledaagse leven aan je stelt. Het was aan zijn oprechtheid te danken dat ik mij soms een beetje sterker, vrolijker en weerbaarder voelde.

Humor wordt volgens mij geboren in de intimiteit van mensen die geen moeite meer hoeven te doen om de schone schijn op te houden, niet tegenover elkaar in ieder geval. Zodat er in saamhorigheid gegrinnikt kan worden om de gemene, onverhoedse streken die het lot voor je in petto heeft.

Dat betekent tenslotte je redding, dat is de kunst, maar het kán even duren voordat je die ongenadige vorm van zelfrelativering beheerst.

Auteur