Knuffels waar je écht van opknapt

Steeds vaker zetten ziekenhuizen en zorginstellingen speciale knuffelteams in: konijnen, cavia’s en andere dieren die voor afleiding, plezier en troost zorgen. Jong en oud heeft er baat bij. En de familie ziet het verschil.

Sam van der Hoven (9) ligt met een geperforeerde blindedarm en een zware buikinfectie in het Emma Kinderziekenhuis AMC in Amsterdam. Daar maakte hij kennis met het konijn Juffrouw Thea. Als zij bij hem op bezoek is, vergeet hij even de narigheid om hem heen.

Sam

Sam: “Ik wist niet dat er dieren in het ziekenhuis mochten komen. De eerste keer dat er een cavia bij me op het bed zat, vond ik dat dus wel een beetje raar. Maar toen ik eraan gewend was, vond ik het heel gezellig. Ik ben hier nu acht weken. Elke donderdagmiddag komen er cavia’s en konijnen van een kinderboerderij op bezoek. De leukste vind ik Juffrouw Thea, een zacht, wit konijn. Ze lijkt op de konijnenknuffel die ik thuis heb, die is ook wit. 
Ik hou van rust, maar in een ziekenhuis is het vaak druk. Er gebeuren ook dingen die ik niet zo leuk vind, zoals prikken. Juffrouw Thea is zo kalm dat ik het vanzelf ook word, en dan voel ik me beter. Het aaien vind ik ook fijn. Het zorgt ervoor dat ik niet aan vervelende ziekenhuisdingen denk maar aan fijne.
Omdat ik allergisch ben, hebben we thuis geen dieren. Hier heb ik helemaal geen last van mijn allergie, dus misschien mag ik straks toch wel een huisdier. Een konijn zou leuk zijn, of een poesje. Poesjes maken zulke lieve geluidjes.”

Opa Gerrit van der Hoven (72): “Sam is mijn jongste kleinkind en mijn oogappel. Hij is een geweldig lief kind. Door zijn autisme is hij vrij voorzichtig, ook met dieren. Hij moet altijd eerst wennen. In het ziekenhuis heb ik gemerkt dat de omgang met dieren hem goed doet. Hij is geen kind dat een dier meteen oppakt en knuffelt, hij gaat ze eerst zachtjes aaien. Ik zag dat het hem afleiding gaf, hij was even in een andere wereld.
Sam heeft een behoorlijk zware tijd achter de rug. Zijn situatie is kritiek geweest en er is veel aan hem gesleuteld. Als mijn vrouw en ik op bezoek kwamen, vertelde hij steeds over de nare dingen die er waren gebeurd en dan zag ik hoe bang hij was geweest. Heel naar.
Ik vond het fijn voor hem dat hij door het bezoek van de dieren ook wat leuks te vertellen had, dat het niet allemaal akelig was. Dan straalde zijn witte gezichtje. De ontspanning die ik bij hem zag, heeft ook mij goed gedaan.”

Jeanne Oerlemans-van Mierlo (95) lijdt aan dementie. Ze woont in Woonzorgcentrum Theresia in Vught. Gizzy, het Chinese naakthondje van haar dochter, zorgt ervoor dat ze zich beter voelt en dat ze makkelijker contact maakt.

Jeanne

Jeanne: “Vroeger woonde ik in een huis met een grote tuin. Iedereen liep in en uit; mijn zeven kinderen en ook de honden die we hadden. Ik hield van die reuring om me heen. Waar ik nu woon is het stil. Dat is best fijn als je zo oud bent als ik, maar soms is het ook een beetje saai. Daarom vind ik het zo leuk als Gizzy op bezoek komt. Gizzy is een ander soort hond dan ik zelf altijd heb gehad, de mijne waren groter. Maar deze kan op schoot, met dat lekkere warme lijfje.
Ik heb vaak last van mijn handen, maar als ik ze op Gizzy leg kan ik mijn vingers beter bewegen. Gizzy is kaal, alleen op haar koppie heeft ze lang haar. Ik borstel het graag, net zoals ik vroeger bij mijn dochters deed. Daar denk ik dan weleens aan.
Gizzy’s ogen zijn het mooist. Ze kijkt zó wijs, alsof ze alles weet. Hele gesprekken voeren we. Ze oordeelt nooit, dat vind ik mooi van haar. Wat ze me vertelt, vind ik moeilijk te zeggen. Het is gewoon fijn samen.”

Dochter Marie-José Oerlemans (56): “Mijn moeder vergeet van alles, maar niet dat een hond lief is. Ze is dol op Gizzy. Haar bewegingen zijn strammer geworden en ze praat ook steeds slechter, maar als Gizzy er is, gaat alles makkelijker. Ze aait hem voortdurend en praat tegen hem. Ik vind het weleens moeilijk om een gespreksonderwerp te vinden als ik bij moeder ben. Er vallen soms lange stiltes en dat vind ik ongemakkelijk. Als Gizzy er is, krijg ik sneller contact met mijn moeder. We praten over het hondje, hoe fijn het is, zo samen. En we zingen veel. Wim Sonneveld is haar favoriet. Met Gizzy op schoot zingt ze hele liedjes mee.
Het effect van de hond op mijn moeder is zo groot, dat ik een opleiding heb gedaan bij Stichting ZorgDier Nederland. Met mijn twee hondjes bezoek ik nu ook andere mensen in verzorgingshuizen. Het plezier dat mijn moeder aan dieren beleeft, gun ik iedereen.”

Arend Jan Talstra (33) heeft het syndroom van Down. Hij woont in een semizelfstandige woongroep in Amsterdam en werkt iedere woensdag en zaterdag op kinderboerderij De Uylenburg. Met geit Shelly heeft hij een bijzondere vriendschap.

Arend Jan

Arend Jan: “Als ik ’s morgens op De Uylenburg kom, ga ik eerst bij alle dieren langs. Ik zeg ze gedag en kijk hoe het met ze gaat. Ik hou van allemaal, maar van Shelly het meest. Als er iets met me is, ga ik naar Shelly en dan praten we samen. Natuurlijk kan Shelly niets zeggen, maar als ze zo met haar warme buik tegen me aan gaat staan, weet ik dat ze me begrijpt.
Mijn moeder Lies is overleden en daar voel ik me best vaak verdrietig over. Met mijn vader, broer en schoonzus kan ik er wel over praten, maar met de bewoners in mijn huis doe ik dat liever niet. Ik wil niet dat zij me verdrietig zien. Dat vind ik gewoon vervelend. Bij Shelly vind ik het niet erg. Tegen haar kan ik nooit iets verkeerds zeggen, ze voelt altijd met me mee. Gewoon stil zijn vindt ze ook best. Dan sla ik mijn arm om haar nek en zitten we gezellig samen. Dat voelt lekker en goed. Shelly en ik lijken op elkaar. Wij vinden het fijn als anderen zich gelukkig voelen.”

Vader Eep Talstra (65): “Mijn grootvader was boer. Die genen hebben een paar generaties overgeslagen, maar ze zijn nu bij Arend Jan gelukkig weer terug. Hij heeft zich altijd bij dieren op zijn gemak gevoeld. Als Arend Jan dieren ziet, ontspant hij. Net als dieren heeft Arend Jan de gave om stemmingen van mensen aan te voelen.
Toen mijn vrouw Lies net overleden was, zat ik weleens in de put. Buitenstaanders wisten dan soms niet zo goed wat ze moesten zeggen, maar Arend Jan sloeg gewoon een arm om me heen. Precies wat je op zo’n moment nodig hebt. Door zijn handicap is hij vaak afhankelijk van anderen, hij heeft bijna altijd de vragende rol. Ik denk dat hij het verzorgen van dieren zo fijn vindt omdat hij het zelfstandig kan doen. Het initiatief ligt bij hem. Hij wordt niet verzorgd, maar zorgt zelf voor een ander. Hij heeft een belangrijke taak, en daar geniet hij van. Dat is prachtig om te zien. Zijn stralende hoofd maakt mij heel gelukkig.”

Bron 
  • Plus Magazine