'Mocht ik wel verdriet hebben, als schaduwweduwe?'

Charlotte (62) had 22 jaar een relatie met een oudere, getrouwde man. Hij was de liefde van haar leven. Daarom deed het zo’n pijn dat ze bij zijn begrafenis op de achterste rij zat.

De verboden relatie

Joris was dertien jaar ouder dan ik. Ik was 24 toen ik hem leerde kennen op een feestje van mijn werk. Een leuke, gezellige man. Er was meteen een klik. We spraken af een keer wat te gaan drinken en we werden vrienden. Onze vriendschap groeide uit tot een voorzichtige liefdesrelatie. We verzetten ons daar allebei tegen, want Joris was getrouwd en had twee kinderen.

We besloten dat het beter was elkaar niet meer te zien. Maar het hielp niet. Elke keer als we elkaar toch weer tegenkwamen, sloeg de vlam weer in de pan. Joris en zijn vrouw lieten elkaar behoorlijk vrij. Ik zag hem dus vaak. Hij kwam altijd op de vaste avond begin van de week en in het weekend een keer. En ik kon hem altijd bereiken. Verder had onze relatie veel weg van het klassieke verhaal. Ik heb lang gedacht dat hij zijn vrouw zou verlaten. Dat wílde hij ook, maar niet zolang de kinderen klein waren.

Ik vond dat mooi. Het was één van zijn goede eigenschappen. Ik heb hem nooit gedwongen weg te gaan bij zijn vrouw. Ik wilde niet iemand worden die maar aan haar minnaar zit te trekken. En ik had een leuk leven. Een goede baan, lieve vrienden, veel hobby’s en daarbovenop de liefde van mijn leven. Dat hij niet altijd beschikbaar was, nam ik op de koop toe.

Een dubbelleven

Er waren mensen die van ons wisten. Sommigen spraken er schande van. Iemand lichtte zelfs zijn vrouw in, zij moet er dus van geweten hebben. Ik sprak er zelden over met Joris. We trokken ons ook nooit iets aan van wat anderen zeiden, wij waren gelukkig met elkaar.

Maar de laatste jaren werd het steeds ingewikkelder. Zijn kinderen gingen het huis uit en Joris wilde geen dubbelleven meer. Hij wilde scheiden, en kocht zelfs al een huis voor ons tweeën. En toen ging ik twijfelen. Bizar, krijg je eindelijk wat je altijd hebt gewild en dan zegt er diep van binnen iets: wacht, stop, is dit écht wat je wilt? Het antwoord was: nee. Bindingsangst. Ik hield van mijn zelfstandige leventje, en ik was helemaal gewend dingen alleen te beslissen en alleen te doen. Joris was heel belangrijk in mijn leven, maar als we zouden samenwonen, had dat ook consequenties voor onze relatie.

Joris vond het niet leuk, maar hij begreep me wel. Alles bleef dus zoals het was. Op onze laatste avond samen spraken we nog uitvoerig over onze relatie. Hij zei ook dat hij zich niet lekker voelde. Ik zei dat-ie er slecht uitzag en naar de dokter moest. Dat zou hij doen. Hij vertrok met een zoen en ‘tot later’. Ik heb hem nooit meer gezien of gesproken.

Het onverwachte einde

De alarmbellen gingen af toen hij op zijn vaste avond niet kwam opdagen en zelfs niet afbelde. Dat was in 22 jaar nog nooit gebeurd. Ik raakte in paniek. Ik wist dat er iets mis was. Ik probeerde kennissen te bellen die bij zijn vrouw zouden kunnen informeren wat er was, maar ik kreeg ze niet te pakken. Mijn zus belde de ziekenhuizen in de omgeving nog af. Maar die geven natuurlijk geen informatie aan vreemden.

Twee dagen later stond er een vriendin op de stoep, met de rouwkaart. Even later kwam de krant, met zijn rouwadvertentie erin. Hij had een herseninfarct gehad en was in het ziekenhuis overleden. Ik had er zo graag bij willen zijn toen hij zijn laatste adem uitblies, zijn hand willen vasthouden, maar ik heb altijd geweten dat zoiets onmogelijk was. Toch was het goed dat we een soort van rampenscenario hadden, want het scheelde weinig of ik had in de krant moeten lezen wat er was gebeurd.

Ik heb Joris niet meer gezien. Ik had misschien de aula kunnen bellen en buiten de familie om een afspraak kunnen maken, maar dat heb ik niet gedaan. Wel ben ik naar zijn begrafenis geweest. Dat was onwerkelijk. Ik kon niet geloven dat ik op de begrafenis was van mijn grote liefde. Dat hij echt in die kist lag.

Het was heel erg confronterend. Normaal gesproken ben je als nabestaande bezig met zo’n begrafenis, zoek je muziek uit, schrijf je een tekst en is dat al een stukje verwerking. Nu kwam alles zo plotseling.

Een buitenstaander op de begrafenis

Ik zat op de laatste rij en voelde me van alle kanten bekeken. Ik was de schaduwweduwe, zoals dat heet. Mocht ik eigenlijk wel verdriet hebben? Officieel rouwen ging niet en dat maakt het rouwproces heel erg lastig. De meeste mensen zagen mij als een alleenstaande vrouw en begrepen er niets van als ik heel verdrietig of humeurig was. Het verdriet hield ik in eerste instantie voor mezelf. Ik zat vaak alleen ’s avonds, thuis op de bank, met een sigaret en een fles wijn. En dan kwamen de tranen.

Van de mensen die het wel wisten, dachten sommigen: “Ach ze was niet met hem getrouwd, dus zo erg kan het niet zijn.” Maar het was wél erg. Onze relatie was heel hecht en intens. We waren soulmates en dat ging diep. Als hij bij mij was deed ik geen andere dingen. Dan was ik er helemaal voor hem.

Isolement

Met zijn dood viel nog meer weg. Ik was via Joris ook altijd op de hoogte van wat zijn kinderen deden. Ik leefde met ze mee als er bijvoorbeeld een examen voor de deur stond, zonder dat ze daar weet van hadden. Dat was nu ook voorbij. Door zijn dood kwam ik in een midlifecrisis terecht. Ik ging in groepstherapie en heel langzaam krabbelde ik uit dat dal. Pas na vijf jaar kon ik terugkijken en denken: ik heb tenminste een goede liefdesrelatie gehad, hoeveel mensen maken zoiets mee? En denken: ik leef en ik moet alles uit het leven halen wat erin zit. En wel hier en nu, want gisteren komt niet meer terug. In die zin heeft het me sterker gemaakt.

Na Joris heb ik geen serieuze relatie meer gehad. Dat geeft wel aan hoe dol ik op hem was. Jammer genoeg heb ik heb geen tastbare herinneringen aan hem. Alleen wat kleren en oude sloffen. De rest had hij thuis. Ik had graag eens met zijn vrouw gepraat over hem, maar ik voel dat het niet aan mij is om die eerste stap te zetten. Ik ben blij dat we die laatste avond nog over van alles en nog wat hebben gesproken. Ook over de dood. Uit die avond put ik nu nog steeds troost. Het was achteraf bezien een afrondend gesprek. Dat kan toch haast geen toeval zijn?’

Auteur