Romkes pleidooi voor kleine struiken

Maart! Het is weer tijd voor Romke van de Kaa, onze tuinfilosoof met zijn wijsheden over de relatie tussen mens en tuin. Aflevering 1: kleine struiken.

Missing media-item. Missing media-item.

Kleine struiken

De struik, met een mooi woord ook wel heester genoemd, zit een beetje in het verdomhoekje. Werd hij vroeger – en dan heb ik het over de jaren vijftig en zestig – nog beschouwd als de ruggengraat van de tuin, de laatste decennia heeft hij plaats moeten maken voor bolboompjes en siergrassen.
Seringen en jasmijn worden nauwelijks meer aangeplant. De enige struik die we nog planten is de vlinderstruik. En daarmee sussen we vooral ons geweten, omdat we ermee aangeven dat het uitsterven van vlinders in ieder geval niet aan ons ligt.

Struiken zorgen voor biodiversiteit in de tuin: in een tuin met struiken is de fauna rijker dan in een tuin met alleen maar vaste of eenjarige planten. Daarnaast geven struiken structuur en vorm. Er bestaan kleine seringen, kleine wilgen, kleine lijsterbessen en kleine coniferen. Kleine jasmijnsoorten en kleine rododendrons. Kortom: kleine struiken genoeg.
Missing media-item.

Seringen – wegens de roze pluimen
Wie van de seringengeur houdt maar geen ruimte heeft voor een grote sering, zou eens op zoek moeten gaan naar Syringa microphylla ‘Superba’, een struik van maximaal twee meter hoog die van juni tot september bloeit met grote roze pluimen. De struik heeft een sierlijke groeiwijze en dat alleen al onderscheidt deze dwergsering van zijn grotere zusters.

Deutzia’s – bloeit fantastisch
Een struik die de laatste tijd volledig uit de mode is geraakt, is de bruidsbloem, de Deutzia. Deutzia’s die niet bloeien zijn niet bepaald opwindend, dat geef ik toe. Het blad voelt aan als schuurpapier en de groeiwijze is warrig en weinig gedistingeerd.
Maar een bloeiende Deutzia kent zijn weerga niet: dan is hij overdekt met duizenden witte, klokvormige bloemen. Vlinders zijn er gek op en bezoeken de struik graag in een tijd waarin de vlinderstruik nog lang niet bloeit. Voeg daarbij het feit dat Deutzia’s gedijen op arme grond en het blijft verbazen dat ze bijna uit onze tuinen zijn verdwenen. Tijd om ze weer aan te planten.
Deutzia gracilis (23407-118) doet haar naam eer aan met hagelwitte bloesem tegen het einde van het voorjaar. In de herfst kleurt het blad wijnrood. Deutzia x magnifica ‘Nancy’ bloeit later, in juni, met gevulde bloemen, zo overvloedig, dat de struik eronder verdwijnt. Deutzia x kalmiiflora is ook een zomerbloeier; de bloemen zijn roze zijn van buiten en wit van binnen.
Deutzia gracilis wordt nog geen meter hoog, de andere variëteiten wat hoger.

Abelia’s – een herfstsurprise
Een laatbloeier onder de kleine struiken is Abelia x grandiflora. Als ik maar een klein beetje ruimte in mijn tuin had voor één struikje, zou ik ’m misschien wel kiezen. Dit heestertje heeft klein, scherpgepunt glimmend blad en in de nazomer en de herfst verschijnt er een overdaad aan lichtroze trompetjes met een donkerroze kelk. Als de bloemen zijn afgevallen, blijven de kelkbladen tot diep in de herfst mooi.
Abelia’s zijn licht vorstgevoelig en in koude tuinen kunnen ze het beste bij een muur worden geplant. In zo’n geval moet u niet vergeten om in tijden van droogte water te geven, want de voet van een muur is meestal aan de droge kant. Abelia x grandiflora is goed te combineren met Viburnum opulus ‘Compactum’ – een dwergvorm van de Gelderse roos die in het najaar opvalt met zalmoranje bessen.

Sarcococca – wat ruikt-ie lekker!
En nu we het toch over de voet van een muur hebben: dat is de aangewezen plaats voor de Kaapse fuchsia, Phygelius, een struikje uit Zuid-Afrika dat behalve de naam weinig met de echte fuchsia gemeen heeft. Kaapse fuchsia’s worden hooguit anderhalve meter hoog en bloeien in de nazomer met buisvormige bloemen. Die zijn meestal roodachtig, zoals in de variëteit ‘Candydrops Purple’ en een enkele keer zwavelgeel, bijvoorbeeld in Phygelius aequalis ‘Yellow Trumpet’.

Alle planten die ik tot nu toe heb genoemd verliezen hun blad in de winter, hoewel de Abelia haar blad soms tot februari vasthoudt. Maar er zijn onder de kleinere heesters ook genoeg groenblijvers te vinden. Salie (openingsfoto) is een grijsbladig struikje dat graag in de zon staat en Sarcococca hookeriana is een groenblijvende schaduwminnaar van nog geen halve meter hoog met kleine witte bloemen in het holst van de winter.

De bloemen vallen niet echt op maar de geur des te meer: je ruikt ze van meters afstand. Later in het seizoen volgen de glimmend zwarte bessen. Een andere schaduwverdragende evergreen is Pieris japonica, een struikje dat wordt aangeplant om zijn vlammend-rood  jonge blad in de herfst, maar ook om zijn grote trossen witte urnvormige bloemen in het vroege voorjaar.