Waarom moet onze koe verdwijnen?

Gelukkig hebben we de Verkade-albums nog, want het platteland van uw jeugd verdwijnt. Weilanden verwilderen en Klaartje III maakt plaats voor heckrunderen. Goed voor het milieu, luidt de mantra van deze tijd. Is dat wel zo? Een voor- en een tegenstander.

Jaap Dirkmaat (directeur van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap).
Wil de polders en koeien houden zoals ze zijn.

“Het is verkeerd gegaan toen onze natuurbeschermers door Europa gingen reizen en plotseling doorkregen dat de natuur die zij in Nederland koesterden niets meer met natuur te maken had. Het voor Nederland zo kenmerkende cultuurlandschap – met meidoornhagen, kronkelende beken en polders met vergezichten – had afgedaan als natuur. Ruige buitenlandse natuur werd hun voorbeeld; ­robuuste natuur die op eigen benen kon staan. Het landschap langs de IJssel met z’n schitterende hagen moest plaatsmaken voor ruige natuur met grote grazers. In Zuid-Limburg sneuvelden de terrassenlandschappen en de graften, een soort houtwallen.

Ik heb de natuurorganisaties verweten dat ze hun terreinen liefdeloos en achteloos beheren. Toen ze dat niet geloofden, zijn we er in een bus naartoe gereden. Ik liet ze zien hoe abominabel de boomgaarden op hun terreinen erbij stonden. Heggen werden niet meer onderhouden, knotwilgen niet geknot, percelen werden afgezet met prikkeldraad. Ik heb ze gevraagd: Wat is het voordeel van prikkeldraad? Ruikt prikkeldraad lekker in het voorjaar? Welk vogeltje kan er een nest in bouwen? Ik ben toch geen lid geworden van de Vereniging tot Behoud van Prikkeldraad?

Mijn tirades hebben geholpen, want nu worden in Limburg op veel plekken heggen hersteld, hoogstamboomgaarden aangeplant en knotwilgen geknot. Maar ik heb geen zin om natuurbeheerders constant in de nek te moeten blazen. Zij horen uit zichzelf hun landschappen te koesteren. Ook aan de boeren kun je het niet overlaten. Er zijn er nog wel die van hun landschap houden – kijk naar het Groene Hart en de Friese Wouden – maar die verdwijnen in hoog tempo.

Ik was een groot tegenstander van de ecologische hoofdstructuur. Want daardoor moeten de oude landschappen verdwijnen, terwijl het beheer van die landschappen juist zorgt voor heel veel verschillende soorten planten en dieren. En wat ervoor in de plaats komt, is desastreus voor de cultuurhistorische waarde van landschappen. Maar goed, de ecologische hoofdstructuur is nu wél de basis van het Nederlandse natuurbeleid. En als het dan toch moet, moet ’t wel goed gebeuren. We moeten alleen wel realistisch blijven. Met 17 miljoen inwoners kun je niet méér willen dan een paar mooie parken en natuur verweven met landbouw, de stad en bedrijventerreinen. Meer zal het niet worden. Maar wij willen alles: we willen geld, economische groei, een huis met een tuin en twee auto’s voor de deur, twee keer per jaar een verre vliegreis én we willen natuur. Dat gaat niet lukken. Je kunt niet de dag en de nacht bezitten. Als je kiest voor de nacht dan heb je geen dag.”


Jan Jaap de Graeff (directeur van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten).
Wil nog meer moerassen, wild vee en ruimte voor de groenknolorchis.

“Natuurlijk is het lastig als een landschap waar iedereen tevreden mee is, wordt omgeploegd om er nieuwe natuur van te maken. Je hebt dan als natuurbeheerder iets uit te leggen. Waarom moet een wei met koeien worden ingeruild voor natuur met wilde heckrunderen en konikpaarden? Omdat we natuurgebieden met elkaar willen verbinden. Dat is vastgelegd in de ecologische hoofdstructuur. En ik ben voor die ecologische hoofdstructuur. Om dieren en planten te behouden, moéten we natuurgebieden aan elkaar verbinden met een soort groene snelwegen. Alleen dan kun je voorkomen dat soorten verdwijnen.

Bovendien verplicht Europa ons om bedreigde dieren en planten te beschermen. De ene keer is dat de kamsalamander, de andere keer de groenknolorchis. Alle landen van de EU moeten sinds 1992 beschermde natuurgebieden aanwijzen die samen een ecologisch netwerk vormen. Natuur met veel verschillende en bijzondere soorten: dat gaat niet samen met koeien in de wei. De boer heeft nu eenmaal andere – economische – belangen. En als mensen moeten kiezen tussen een natuurgebied met een rugstreeppad of een lieflijk landschap met een koe in de wei, dan kiezen ze vaak voor het laatste. Ze houden van pastorale landschappen waar ze doorheen kunnen fietsen of wandelen.

De meeste Nederlanders zijn losgeraakt van het platteland. Toch zitten we midden in een romantiseringsgolf van datzelfde platteland, met de boer in de hoofdrol. We willen verse producten van de boerderij, kijken naar ‘Boer zoekt vrouw’ en dromen van een soort Arcadië waar boeren achter de koeien aanlopen met een pet op en een pijp in de mond. De Vereniging Nederlands Cultuurlandschap speelt hierop in. Natuurlijk moeten we zuinig zijn op deze landschappen, maar we kunnen niet heel Nederland ombouwen tot de Verkade-­albums van weleer. Het kan hier en daar, maar niet overal. Het ontstaan van die landschappen wordt ook als vanzelfsprekend aan boeren toegeschreven. Dat is een onjuiste gedachte, gebaseerd op nostalgie en niet op wat boeren de laatste vijftig jaar met het landschap hebben gedaan. Het echte boerenland is verloren gegaan door ruilverkaveling, grootschaligheid, bestrijdingsmiddelen, mest en ontwatering.
Nu moet nog 30.000 hectare land van boeren worden gekocht voor de ecologische hoofdstructuur. Dat gaat alleen lukken als de overheid met geld over de brug komt.”

Wat is er mis met mooie weilanden?

De overheid wil de versnippering van landelijke gebieden tegengaan. In 1991 is daarom besloten dat er een ‘ecologische hoofdstructuur’ moet komen: natuur- en agrarische gebieden moeten een samenhangend geheel worden waarin planten en dieren worden beschermd, zodat ze meer kans hebben te overleven. Groene gebieden worden met elkaar verbonden. Dat kan betekenen dat weilanden onder water worden gezet. Ook moeten gebieden die zich ervoor lenen (akkers, polders) worden omgezet in min of meer ‘oorspronkelijke’ natuur. In die verwilderde stukjes Nederland worden soms grote grazers uitgezet die zichzelf moeten zien te redden, zoals de heckrunderen en konikpaarden in de Oostvaardersplassen. In 2018 moet 728.500 hectare in ons land onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur.

 

 

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine