5 klassiekers rond Madrid

Madrid is een topbestemming voor een stedentrip. Maar de majestueuze paleizen en knusse dorpjes in de regio worden vaak over het hoofd gezien. Daarom: 5 bijzondere uitstapjes rónd de Spaanse hoofdstad. 

1. Alcalá de Henares: de stad van Cervantes, 33 kilometer vanuit het centrum van Madrid.

‘Don Quichot’ is het meest verkochte boek na de Bijbel. Miguel de Cervantes, de man die het begin zeventiende eeuw schreef en daarmee de dolende ridder en diens dappere dienaar Sancho Panza onsterfelijk maakte, werd geboren in Alcalá de Henares. En dat zullen we weten: het stadsplein is naar hem vernoemd, het wemelt van de standbeelden en de VVV wijst de weg naar ’s mans doopvont, het hospitaal waar zijn vader werkte als chirurgijn en het karmelietessenklooster van zijn zuster.

Dé publiekstrekker is het Casa Natal de Cervantes, de plek waar hij op 29 september 1547 het levenslicht zag. Alleen de fundering is nog origineel, de rest is gereconstrueerd en ingericht met historisch juist meubilair. In de wijnkelder zijn kostbare uitgaven van het boek te zien, zoals de eerste Nederlandse vertaling uit 1657: ‘Den verstandigen vroomen ridder, Don Quichot van La Mancha’. Naar Cervantes’ favoriete bibliotheek, bodega of restaurant is het vergeefs zoeken; de beste man woonde alleen de eerste vier jaar van zijn leven in Alcalá. Gelukkig is er nog een troef – en díe is de reden dat het stadje op de Werelderfgoedlijst staat: de Universidad Complutense (1499) was ooit een van de belangrijkste universiteiten ter wereld. Tussen de in renaissancestijl opgetrokken gebouwen is het op een patio onder de sinaasappel­bomen prettig picknicken.

2. El Pardo: Franco’s vergeten paleis

Van alle publiekelijk toegankelijke koninklijke paleizen in en rond Madrid wordt het zestiende-eeuwse Palacio Real de El Pardo het minst bezocht. Decennialang woonde hier dictator Franco. Het is dan ook het ideale paleis voor een generaal die graag voor koning speelde: groots en meeslepend en voorzien van kilometers zijde en fluweel, kristallen kroonluchters, flonkerend marmer en klatergoud. Het paleis wordt omringd door vijftienduizend hectare jachtgebied en staat boven op een berg, zodat indringers al van verre konden worden neergeschoten; een geruststellende gedachte voor de gehate generaal. Franco wordt vaak weggezet als een sober mannetje, maar zijn werkkamer vol mahoniehouten meubilair, gouden klokken en tapijten van de kunstenaar Goya bewijst het tegendeel.

In het al even weelderige theater nam hij eigenhandig de filmcensuur voor zijn rekening, en vanuit zijn slaapkamer kon hij zo een kapelletje binnen gaan om de Heer om vergeving voor zijn zonden te vragen. Terwijl Franco’s volk leefde op een schamel rantsoen, smulde El Caudillo (‘de leider’) zelf met vooraanstaande vrienden van kalfsmedaillons en gevulde heek. Het is een beladen periode uit de geschiedenis, waar de meeste Spanjaarden liever niet aan terugdenken.

Hoewel El Pardo eeuwenlang als woonpaleis had gediend, nam koning Juan Carlos na Franco’s dood in 1975 niet hier zijn intrek, maar vlakbij in het Palacio de la Zarzuela. El Pardo wordt nu gebruikt als luxehotel voor bezoekende staatshoofden, van Berlusconi en Sarkozy tot onze eigen kroonprins en koningin. Je tanden poetsen in het huis van de dictator die verantwoordelijk was voor de zwartste bladzijden in de Spaanse geschiedenis, daar moet Beatrix zich toch een beetje ongemakkelijk bij voelen.

Missing media-item.




3. San Lorenzo de El Escorial: Filips’ kolossale kloosterkasteel

Het bergdorp San Lorenzo de El Escorial, eenzaam en ­afgelegen in de Sierra de Guadarrama, zou nooit hebben bestaan als Filips II, koning van Spanje en Heer der Nederlanden, hier niet in de zestiende eeuw zijn immense kloosterkasteel had gebouwd. Filips moet een stuurs mannetje zijn geweest: het Escorial is een granieten blokkendoos van 200 meter in het vierkant, groots en grimmig, met 1200 deuren, 2675 ramen, 4000 kamers, 86 trappenhuizen, 16 binnenpleinen en 24 kilometer aan gangen. Klooster, basiliek, seminarie, bibliotheek, pantheon en ­paleis ineen, met stip genoteerd op de Werelderfgoedlijst.

De omvang van het Escorial laat zich het best aanschouwen van een afstand. Dat deed Filips zelf ook. Regelmatig wandelde hij naar zijn favoriete rots voor een wonderschoon uitzicht op zijn gestaag vorderende levenswerk. Wie de tijd heeft, kan ook nu de wandeling maken naar die Silla de Felipe II ofwel Zetel van Filips II; in tweeënhalf uur heen en terug, de VVV heeft een routebeschrijving.

Een bochtige bergweg verderop staat nog een sterk staaltje megalomanie: El Valle de los Caídos, de Vallei der ­Gevallenen. Dit bouwwerk werd in opdracht van Franco na de Spaanse Burgeroorlog opgetrokken door twintigduizend dwangarbeiders: meest politieke tegenstanders, van wie er velen omkwamen tijdens het werk. Officieel als monument voor de slachtoffers van de Spaanse Burgeroorlog, in de praktijk als glorieus mausoleum voor de dictator zelf. Achter in de ondergrondse kathedraal bevindt zich zijn graf met erop een bosje bloemen. Bovenop staat een kruis zo groot dat het al op tientallen kilometers afstand te zien is.

Missing media-item.


4. Aranjuez: het Versailles van Spanje

Nóg een paleis van die gekke koning Filips II, maar het contrast kan niet groter zijn. Zo grimmig als het Escorial is, zo popperig is het Palacio Real de Aranjuez. Filips koos deze plek voor zijn zomerpaleis niet zomaar. Midden in de verder zo droge en dorre hoogvlakte ten zuiden van Madrid is dit een vruchtbare vallei op de oevers van de Taag, waar sappige asperges en zoete aardbeien welig tieren. Een vrolijke groene oase. Daarom staat niet alleen het paleis op de Werelderfgoedlijst, maar ook het bijbehorende ‘culturele landschap’. Waarmee vooral gedoeld wordt op de spectaculaire paleistuinen.

De tuin voor het paleis is gemanicuurd à la Versailles, met bloemperken, bolheggen, grindpaden en een beeldenfontein. Daarachter ligt op een eilandje de Jardín de la Isla, lommerrijk met marmeren beelden en meer fonteinen. En in de uitgestrekte Jardín del Príncipe kun je uren dwalen van het Casa de Marinos met een collectie koninklijke sloepen naar het Casita del Labrador, een bijpaleis in rococo.

Vergeet vooral de lokale delicatessen niet: zoek een ­terrastafeltje tegenover het paleis (niet bij Godoy want slecht en duur, maar ernaast bij La Cocina de Palacio), bestel een bord groene asperges met zeezout en ham. Neem als toetje een portie fresas con nata, een kunstzinnige toren van vuurrode aardbeien met niet-te-zoete-slagroom. Niet te versmaden en zo machtig dat je het diner kunt overslaan.

Missing media-item.


5. Chinchón: smullen op een balkonnetje

De favoriete weekendbestemming van de Madrilenen is het pittoreske dorp Chinchón. Het is beroemd om de anís, een pastis-achtige anijs­likeur met een alcoholpercentage tot 74 procent, die sinds de zestiende eeuw alleen hier gestookt mag worden. In de rest van het land is anís voorbehouden aan oudere dames met paarse kleurspoeling, hier drinkt iedereen het.

Nog beroemder is Chinchón om de Plaza Mayor, volgens velen een van de mooiste pleinen van Spanje. Het werd ooit gebouwd als arena voor stierengevechten en eens per jaar, in oktober, vervult het die functie nog. De rest van het jaar wordt er op de houten balkonnetjes lekker lang geluncht met verse vis of mals stierenvlees. Mesón de la Virreina is een van de beste restaurants, met uitzicht op het plein en het als een amfitheater opgestapelde dorp; op zonnige zondagen wel van tevoren je balkonnetje reserveren.

Kuier naar boven langs de kerk – met een heuse Goya – voor nog een prachtig uitzicht, ditmaal op de Plaza en het dorp in de diepte, met daarachter een middeleeuwse kasteelruïne. In het weekend is het hier een drukke boel en het dorp is zo piepklein dat je alles in een uur of twee hebt gezien. Toch loont het om te blijven plakken. Want ’s avonds zijn de toeristendrommen verdwenen en heb je de trapstraatjes zomaar voor jezelf. Dan is Chinchón pas echt een sprookje.

Lees ook:

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine