Dresdens engelen zingen weer. 65 jaar na het verwoestende bombardement.

Hoe beleef je Dresden, 65 jaar na het verwoestende bombardement? Ben Koster zwierf door een stad die nog steeds vecht met de demonen uit zijn verleden.

Dresden, de Altmarkt. Op zo maar een dinsdagmiddag. Een jong stel met een kinderwagen wandelt tussen de geparkeerde auto’s richting Kulturpalast. Hun dreumes draagt een muts met ‘Dynamo Dresden’ erop; de roemruchte voetbalclub uit de DDR-tijd, die nu in de Derde Bundesliga speelt. Ze passeren een oude vrouw, die vriendelijk knikt. Het stel groet terug: ‘Tschüss, Dina!’ Ze lopen langs een blauwe BMW, zonder acht te slaan op de tekst die er onder in de keien is gegraveerd: ‘Nach den Luftangriffen vom 13. bis 14. Februar 1945 auf Dresden wurden an diesem Ort die Leichen von 6865 Menschen verbrannt.’
Dresden. We zijn in Dresden. Maar weinig plaatsnamen roepen zo veel historisch drama op. Het is al lang geleden, maar zolang wij leven zal Dresden die klank hebben. Die klank.
Kun je Dresden los zien van de oorlog? Ik niet. De Dresdenaars zelf ook niet. Het Mahnmal in de keien van de Altmarkt is opmerkelijk bescheiden, maar overal in de stad word je herinnerd aan het fatale bombardement. Als je er oog voor hebt.
Die aanval begon in de avond van 13 februari 1945 en duurde voort tot de volgende dag: Aswoensdag, Valentijnsdag. De Britse en Amerikaanse bommen veroorzaakten een allesverzengende vuurstorm, die zeker vijfentwintig tot dertigduizend mensen het leven kostte, de historische binnenstad verwoestte en ‘Dresden’ creëerde.
De discussie over nut en noodzaak van de aanval woedt nog altijd. Was het nodig, zo kort voor het einde van de oorlog, de vernietiging van een oude cultuurstad zonder strategische betekenis? Een weerloze, nietsvermoedende stad, die nog niet eerder was aangevallen, en onderdak bood aan tweehonderdduizend mensen die vluchtten voor het oprukkende Rode Leger.
Na de aanval was ‘Florence aan de Elbe’ nog slechts een zwartgeblakerd karkas. In de DDR-tijd begon het grote opruimwerk en werden enkele monumenten herbouwd. Maar de Frauenkirche, hét symbool van de stad, liet men in puin liggen. Officieel als oorlogsmonument. Maar vooral om te laten zien wat een beesten die kapitalistische Britten en Amerikanen waren. Wel zetten ze het beeld van Maarten Luther rechtop, want dat was van z’n sokkel getuimeld. Zodat de kerkhervormer jarenlang de hoeder leek van de grootste kerkruïne ter wereld. Alsof de DDR-bonzen tegen hem wilden zeggen: dat krijg je d’r van.
Na Die Wende in 1989 kwam er geld beschikbaar voor een grootscheepse herbouw van de binnenstad, die nog steeds gaande is, in de zwierige barokstijl die Dresden ooit allure gaf. Ook de Frauenkirche is alsnog herbouwd, en in 2005 heropend.

Der Untergang

Niet ver van de Altmarkt staat Andreas met zijn kraampje met ansichtkaarten en andere toeristenspullen. Hij laat me de beroemde foto zien die Richard Peter in 1945 maakte vanaf de toren van het stadhuis, met op de voorgrond een beeld dat als een treurende engel neerziet op het ruïnelandschap. De foto staat op een mapje met acht ansichtkaarten: ‘Der Untergang Dresdens’.
Andreas (zestiger, leren pet) grijnst. “Ach”, zegt hij, “er leven niet veel mensen meer die het hebben meegemaakt. Mijn schoonouders stonden tijdens het inferno in de Elbe. Twee van hun kinderen verdronken. Maar het is voorbij. Kijk maar om je heen. Dresden is terug, back in business.” Hij laat nog een foto zien, van de Altmarkt: op een enorme gril van stenen en ijzeren bielsen ligt een berg lijken te smeulen.
“Zo deden ze dat”, zegt hij. “Benzine erover en de vlammenwerper erop. Het fikte wekenlang.” Ik bekijk de foto met afschuw, maar Andreas grijnst. Achterop de kaart staat: ‘Kein Postversand’, geen postverzending. Voor alle zekerheid.
“Weet je”, zegt Muriël (stevige zeventiger, regenjas met bontmuts), die met haar boodschappentas even is blijven staan, “ik zeg jullie twee dingen. Het bombardement was onze eigen schuld. Die verdomde Hitler wilde niet opgeven, we moesten allemaal kapot. En twee: ze zijn terug, de nazi’s, hier in Saksen. Als we in februari onze doden herdenken, dan lopen hier duizenden kaalkoppen te schreeuwen over een Bombenholocaust, met die rotmuziek van Wagner er keihard bij... Zeg jij maar eens dat het voorbij is. Niks is voorbij! Ganz niks.”
Komt er nog meer? Nee. Muriël loopt door, ontdaan. Andreas kijkt me aan met een blik van: maf mens.

De goede Bonitas
Die foto van Richard Peter ken ik van het omslag van ‘Het stenen bruidsbed’ van Harry Mulisch, over een Amerikaanse vlieger die terugkomt in Dresden, om te zien wat hij heeft aangericht. De ‘engel’ op de foto is Bonitas, een beeld op de toren van het stadhuis. Ik ga kijken of hij er nog is.
Een lift brengt me tot aan de koepel van de stadhuistoren, met toegang tot de buitengalerij. Daar kijken zestien meer dan levensgrote figuren neer op de stad. Ze verbeelden deugden en waarden zoals gerechtigheid, opoffering, barmhartigheid, liefde en waakzaamheid. Bonitas (goedheid) staat er nog altijd. Hij zag de bommenwerpers, het vuur, de instortende stad, de puinhopen, de bouw van woonkazernes en verkeerswegen in de DDR-tijd en vervolgens de modernisering én restauratie na 1989. De goede Bonitas heeft de verbijstering in zijn ogen.

Dakloos in Dresden
Met het beeld van Richard Peters engel op het netvlies, word ik aangetrokken door een hemelse vrouwenstem vanuit de Kreuzkirche. Een haveloze man zit met de ogen dicht te luisteren, zijn haren woest in de war. Een oudere dame tikt hem aan, en na een paar woorden staat hij op en wankelt naar de uitgang. Ik zie dat hij zijn muts heeft laten liggen, en loop hem achterna. Zijn ogen schieten nerveus heen en weer, als hij het tientje ziet dat ik in zijn muts heb gevouwen. De vrouw (‘Mitarbeiterin Kreuzkirche’) kijkt me vanonder haar bruingeverfde page-kapsel priemend aan.
De man loopt mompelend weg. Ik versta niet precies wat hij zegt, maar het klinkt als ‘Zum Teufel mit die Alle’. Maar: soms hoor je wat je wilt horen. Het kan ook zijn: ‘Gaaf, tien euri, daarvan ga ik fijn een voedzaam kartoffelsoepje kopen’. Op z’n Dresdens dan.

Alles stroomt, alles staat stil
Ik loop de Augustusbrug over en daal af naar de weilandjes langs de oever van de Elbe. Hier zat dichter-zanger Wolf Biermann (1936), met zijn liefje, op een mooie zomeravond. Hier zwom hij in de rivier, zich afvragend of alles stroomt, of toch stil staat. In Dresden, da steht ja die Elbe so still/ Und die Stadt fließt so träge vorbei/ ... / Das sang uns der Fluß, das war unser Lied:/ Es fließt alles – alles fließt.
Maar dan verlaat zijn geliefde hem en zegt de rivier plots iets anders. Jetzt redet der dumme Fluß mir ein: / Es bleibt alles, wie es ist.
De Elbe. Tijdens de vuurstorm in 1945 bood de rivier veiligheid aan de mensen die het water in vluchtten. Als dank werd de rivier in de DDR-tijd door talloze stinkfabrieken gebruikt als open riool. Cadeautje voor de West-Duitsers, verderop in het stroomgebied. Biermann zwom niettemin in het smerige water (‘uns war der Dreck scheißegal’). Wat een moed! Ik denk aan zijn tekst over de DDR-tijd: Het ergste aan onze tirannen was niet/ De rood beschilderde tirannie/ Het ergste waren wijzelf/ Al onze lafheid en kruiperij/ En dat wij ook zelf het kwaad waren.
Wolf Biermann verhuisde als idealistische jonge socialist in 1953 naar de DDR en werd de nachtmerrie van het regime. Hij stelde voortdurend het gebrek aan vrijheid en democratie aan de kaak, ondanks alle tegenwerking. Als er Duitse helden zijn (daar moeten we voorzichtig mee zijn), dan is Biermann er wat mij betreft eentje.
Een man en een vrouw komen aanwandelen langs de rivier, met een grote dalmatiër. Het beest rent grommend naar het water en komt terug met een groot stuk drijfhout in zijn bek. Trots loopt hij naar zijn baasjes, maar die zijn druk in gesprek. Hij loopt nog een eindje achter ze aan en dan laat hij het stuk hout vallen, om vederlicht door te rennen naar zo maar ergens. Dat beest heeft groot gelijk. Ik ben opeens helemaal klaar met alle ellende die deze stad heeft getroffen. Ik neem een besluit: ik ga Raphaëls ‘Sixtijnse Madonna’ zien en daarna naar een jazzclub. Ja, die hebben ze hier.

In voor een geintje...
Raphaëls schilderij, een vroeg 16de eeuws altaarstuk, hangt in het herbouwde Zwingerpaleis. Ik probeer de gezichtsuitdrukkingen te doorgronden, vooral die van de twee engelen onderop het schilderij. Ze stralen iets uit van: oké, wij zijn dus wel in voor een geintje. Een verademing.
In de Blue Note Jazz Club speelt een trio jonge, woeste jazzmusici uit Dresden. Aan de drums zit Gabriël, een slanke knul met gemillimeterd haar en een wit T-shirt met de tekst ‘Lebenswert’ erop. Hij tovert zoveel furie uit zijn trommelstokken, dat de tranen me in de ogen springen. Is het opluchting? Het was hier lange tijd slecht gesteld met de zelfexpressie, maar dat was duidelijk vóór Gabriëls tijd.
Hij is muziekstudent, vertelt hij in de pauze. Hij voelt zich hier thuis, meer dan sommige van zijn vrienden, onder wie de ‘Ostalgie’ (heimwee naar de DDR) groeit. Veiligheid, geborgenheid, het gemeenschappelijke, ze idealiseren het, vindt Gabriël. “But zis is ze riel laif”, zegt hij. Deze buurt, de Außere Neustadt, de studentenwijk. “De Altstadt is voor toeristen. Beetje Disney, ja, maar wel mooi gedaan.”
Een grote zwarte man zoent Gabriël. Hij lijkt op Clarence Clemons uit Bruce Springsteens band. Na hem komt nóg een zwart type binnen. Leren broek, dreadlocks vol kralen, zwaar in de make-up en de oogleden half dicht (of half open, als u een optimist bent). Zoenen, zoenen, zoenen. Treffen deze boys elkaar vanavond soms in de Blue Note? Wunderbar.
De band barst weer los, met Clarence op percussie, naast Gabriël. Opzwepende latin-jazz. Supertoll.
Dan bemachtigt de kralenman de microfoon. Zonder enige waarschuwing begint hij aan een diepbeleefde versie van ‘Misty’. Wegwezen dus. En op zoek naar de GuteNacht Linie van de S-Bahn. Is het verbeelding, of zit er meer zuurstof in de lucht?

Disney aan de Elbe

De volgende ochtend word ik zó verkwikt wakker, dankzij Raphaël en Gabriël, dat ik de Frauenkirche aandurf. Voor de kerk staat Maarten Luther, alsof er nooit iets is gebeurd. Ach, de mensen willen niet steeds herinnerd worden aan de verschrikkingen van toen. We moeten verder. Alles moet voorbij gaan, maar Dresden moet nogal wat trauma’s overwinnen. Men probeert het gruwelijke recente verleden weg te poetsen, door het glorieuze verre verleden na te bouwen. Dresden is een fris opgemetselde façade, een Disneyland aan de Elbe. En op een bijzondere manier fascinerend.
De Frauenkirche valt me niet mee. In de buitenmuren zijn originele, zwartgeblakerde stenen verwerkt, zodat een merkwaardig mozaïek is ontstaan. En het interieur is tranentrekkend kitscherig, met bovengalerijen alsof we in een theater zijn. En er is airco. En gratis WiFi ook, vielleicht?
Het altaar maakt wel indruk. Uit een wolkenhemel schieten bliksemflitsen. Goudgevleugelde engelen dalen neer op de stad en de mensen. Daarboven hangt het orgel, onaantastbaar en een beetje afschrikwekkend. We worden gemaand te gaan zitten. Het orgel begint te spelen. Eerst kalmpjes aan. Maar dan geeft de organist gas en blaast ons compleet ondersteboven. Met een ongelooflijke kracht van bovenaf wordt de bescheidenheid in de mensen geramd, zoals dat misschien alleen in Duitsland kan. Grote zonden begaan, groot boete doen, zullen we maar zeggen.

Dresden, de Altmarkt.
Vijfenzestig jaar na het bombardement. Vier jonge dertigers staan te kletsen, terwijl hun kinderen vrolijk zingend en lachend tikkertje spelen tussen de auto’s. Hoe zal hún wereld er over pakweg vijfenzestig jaar uit zien? Wat zal er van ze worden? Misschien zit er wel een toekomstige bondskanselier tussen. Of een drummer.

Bens reistips

• De Blue Note Jazz Club (Görlitzer Straße 2b) is elke dag open om 20 uur. De Riesling is er goed te doen. Tijd genoeg? Wandel dan eens rond in de buurt en wip voor een hapje en een drankje binnen bij Café Kontinental aan de overkant.
• De toren van het stadhuis (Rathausturm) is dagelijks geopend (€3). Give my regards to Bonitas.
• Overal op straat kun je glühwein en currywurst krijgen. Reuzegezellig, al gaat de wijn snel in je benen zitten. Wat de worst betreft, ik heb er een paar geprobeerd, want je leeft tenslotte maar een keer. Mijn advies: doe het niet, want je leeft maar een keer.
• Meer lezen? Harry Mulisch’ ‘Het stenen bruidsbed’ en Kurt Vonneguts ‘Slaughterhouse Five’ zijn klassiekers over Dresden en de oorlog. Richard Peters indrukwekkende fotoboek ‘Dresden, Eine Kamera klagt an’ is tweedehands regelmatig te koop via www.amazon.de.
 

Dit is Ben Kosters verhaal uit Plus Magazine. Meer reistips, foto’s en een filmpje van Gabriël op www.plusonline.nl/dresden

 

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine