Sst... de aalscholvers broeden

Het Naardermeer ís geen meer. Het is een wirwar van slootjes en vaarten, omzoomd door rietkragen. En in de bomen nestelt een aalscholverskolonie (zie boven). Alleen te bezoeken per fluisterboot.

De eerste verrassing is het gebied zelf. Het Naardermeer is geen grote plas water, zoals het woord doet vermoeden. We varen door smalle sloten, kronkelige kreken en lange, kaarsrechte vaarten. Het is een intiem gebied waar rietkragen, elzenbroekbossen en moerasvarens de boventoon voeren. Libellen scheren over het water en een
bedachtzame purperreiger klapwiekt voorbij. Het land drijft op het water. Planten als watereppe, pitrus, waterscheerling en moeraskartelblad hebben hier vrij spel.

Babbelende tuinfluiter

Dat het Naardermeer er is, mag eigenlijk een wonder heten. Al in de zeventiende eeuw werden pogingen ondernomen om het te dempen. Dat mislukte omdat het grondwater onverbiddelijk naar binnen sijpelde. Het Naardermeer bleef. De tweede aanval op het Naardermeer was aan het einde van de negentiende eeuw. De gemeente Amsterdam zocht een vuilstortplaats en vond het Naardermeer uitermate geschikt. Het is aan natuurbeschermer Jac. P. Thijsse te danken dat die drieste plannen werden verhinderd.

Hij mobiliseerde natuurvrienden, richtte de Stichting tot behoud van Natuurmonumenten op en kocht het Naardermeer voor 150.000 gulden. Vandaag de dag is het Naardermeer het domein van de purperreigers, rietzangers en aalscholvers. En de vossen, niet te vergeten. De diepe stilte in het gebied wordt verstoord door het snelle gebabbel van de tuinfluiter, het gefluister van de wind in de rietkragen en... de intercity van Amersfoort naar Amsterdam. Want dit blijft natuurlijk wel Nederland: het spoor loopt dwars door het Naardermeer.

Missing media-item.

Een eigen flatje

Onze bestemming is een van de observatiehutten; we gaan naar de aalscholverkolonie kijken. Lang voordat we er zijn, hebben we de vogels in de lucht al in kleine, rommelige formaties voorbij zien komen. Het is voorjaar, de jongen zijn geboren en hebben honger. De aalscholvers haasten zich de hele dag door naar het IJsselmeer of het Gooimeer. Daar duiken ze in groepen van wel honderd vogels onder water naar vis. Als hun krop vol is, drogen ze hun vleugels en vliegen linea recta terug naar het nest om hun twee of drie jongen te voeden.

Die zitten, samen met de achtergebleven ouder, ongedurig op het nest te wachten. Vanuit de kijkhut hebben we goed zicht op de ‘aalscholverflats’. Aalscholvers nestelen in bomen, zoveel mogelijk onder en boven elkaar. Het is alsof ze allemaal hun eigen appartementje in een flatgebouw hebben betrokken. De bomen die ze uitkiezen, zijn ten dode opgeschreven vanwege de kilo’s witte drek die de vogels uitscheiden.

Samen broeden

Wie een verrekijker heeft mee-genomen, ziet de aalscholvers voor het eerst van dichtbij. Sommige dragen nog hun broedkleed, met witte kop- en nekveren en oranje broedvlek bij de snavel. Later in het seizoen verdwijnen die kleuren en krijgen ze van top tot teen een glanzend bruinzwart verenkleed. Ze schooieren naar voedsel in de keel van hun zojuist teruggekeerde moeder. Hun hele snuit verdwijnt in haar bek. Pa spreidt zijn vleugels en vliegt op. Het is nu zíjn beurt om te gaan vissen. Aalscholvers bouwen samen een nest, broeden om de beurt de eieren uit en zorgen nu allebei voor het voedsel voor hun kroost. We kijken hem na en hopen dat hij veilig weer terugkeert.
Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine