Twaalf misverstanden over pensioenen

Het gedoe over onze pensioenen zorgt voor veel onrust. Maar wat is waar en wat is onzin? Twaalf misverstanden over het huidige pensioensysteem.

1. Alle pensioenen staan onder druk

Je zou het bijna denken, na alle ophef over pensioenfondsen die moeten korten op de pensioenen die ze uitkeren. Van veertien meest kleinere fondsen is bekend dat ze inderdaad in de gevaren-zone zitten. Ze hebben te weinig geld in kas om nu en in de toekomst de afgesproken pensioenbedragen aan alle deelnemers uit te keren. Voor ruim 150.000 gepensioneerden kan dat betekenen dat hun aanvullende pensioen met 1 tot 14 procent wordt gekort.

Nog eens 700.000 deelnemers die nog niet met pensioen zijn, zien een lager bedrag tegemoet dan waar ze op rekenden. De fondsen werken aan herstelplannen en zoeken naar manieren om de boekhouding toch rond te krijgen.
Het is geen geheim dat ook andere pensioenfondsen in zwaar weer zitten. Maar er zijn ook fondsen waar het nog altijd goed gaat. Die van de Rabobank en de Nederlandse Spoorwegen bijvoorbeeld staan er florissant voor.

2. Ze mogen mijn pensioen niet afpakken, want ik heb er al die jaren zelf voor betaald

Niet alleen u, ook de werkgever. Maar inderdaad, werknemers betalen een flink deel zelf, en het is nog verplicht ook. Dan is het zuur als jarenlang premie afdragen niet het verwachte resultaat oplevert. Het is extra zuur omdat geen enkel pensioenfonds ooit waarschuwde dat die kans er altijd al in zat. Toch hebben pensioenfondsen het recht om te korten als dat nodig is. Het alternatief is dat een fonds failliet zou mogen gaan, en dan zijn we nog verder van huis.

Een pensioenfonds is net als banken en verzekeraars afhankelijk van de economie. Pensioentegoeden kunnen alleen voldoende groeien als er rendement op wordt behaald. En de rente schommelt nu eenmaal, en beurskoersen nog veel meer. Omdat we in Nederland een waardevast pensioen zo belangrijk vinden, moeten pensioenfondsen voorzichtig omgaan met de aan hen toevertrouwde gelden. Zo moeten fondsen die beleggen in aandelen altijd een buffer aanhouden. Maar zelfs die voorzorgsmaatregelen konden niet voorkomen dat het vermogen van bijna alle pensioenfondsen flink verminderde door de economische crisis. En wie had ooit kunnen denken dat het zo ver zou komen dat zelfs de pensioenen niet meer zeker zijn? Korten op pensioenen is het laatste redmiddel, maar wel een broodnodig en gewettigd redmiddel. Zie de kleine lettertjes van uw pensioenreglement.

3. Pensioenfondsen moeten stoppen met beleggen op de beurs

Dat kan. Dan zouden ze al het pensioengeld veilig moeten beleggen in staatsleningen of een spaarrekening. Helaas zou het dan niet of nauwelijks in waarde stijgen, en dat is nou juist wat pensioengeld zo hard nodig heeft. Immers: de inflatie vreet gulzig aan het spaarpotje. Elk jaar is uw euro minder waard. In het beste geval maakt de renteaangroei dat nog net goed, maar veel meer heil is van een spaarrekening of obligaties niet te verwachten.

Zouden we dus al ons pensioengeld ‘veilig beleggen’, dan zou de pensioenpremie veel hoger moeten zijn. Nu is die al 18 à 19 procent van het loon; zonder beleggen zou dat weleens 50 procent kunnen worden. Dat betekent een flinke aanslag op het salaris, terwijl het pensioen niet hoger wordt, alleen maar zekerder. Bij pensioenfondsen is beleggen op de beurs dan ook geen kwestie van speculeren, maar bittere noodzaak om ons pensioen waardevast te houden.


4. Winstbejag is de oorzaak van de pensioenkorting

Pensioenfondsen kunnen geen winst maken. Wat wel klopt, is dat pensioenfondsen zich bij de keuze voor hun beleggingen hebben laten leiden door rendementsverwachtingen. Werkgevers en deelnemers willen een lage premie. Dat maakt het noodzakelijk een deel van de premie te beleggen.

Daardoor kwam de crisis hard aan. Dat de soms eenzijdige focus op rendement niet verstandig was, is de fondsen inmiddels duidelijk gemaakt door de commissie-Frijns. Die concludeerde dat door slecht risicobeheer en gebrekkig beleggingsbeleid maar liefst €20 miljard is verdwenen. Alle fondsen moeten daarom werken aan hun deskundigheid.

5. De regels voor pensioenfondsen zijn te streng; ze mogen best een tijdje wat minder in kas hebben

Er zijn inderdaad regels die voorschrijven hoe hoog de dekkingsgraad moet zijn. De dekkingsgraad is de verhouding tussen pensioenvermogen en pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Volgens de huidige regels moeten pensioenfondsen een dekkingsgraad hebben van minimaal 105 procent. De kwakkelende fondsen hebben een dekkingsgraad van 83 tot 97 procent.

Wanneer zij 100 procent van de pensioenen blijven uitkeren, daalt hun dekkingsgraad verder. Het gevaar bestaat dat een fonds dan zoveel geld kwijtraakt dat het straks nog hardere maatregelen moet nemen. Om over het pensioen van de volgende generatie nog maar niet te spreken.

Toch gaan er geluiden op om een lagere dekkingsgraad toe te staan. Enkele jaren geleden was dat nog normaal, en dat heeft ook geen problemen veroorzaakt. Wanneer de economie opfleurt en de rente weer omhoog gaat, groeit het vermogen immers vanzelf weer aan, zeggen de pensioenfondsen zelf ook. Aan de andere kant: niemand weet of en wanneer die stijgende lijn gaat inzetten. Daarop vooruitlopen brengt risico’s met zich mee. Een lagere dekkingsgraad toestaan zal dus niet snel gebeuren.

Meer fondsen in de problemen

De ontwikkelingen op het gebied van pensioenen gaan snel. Bij het ter perse gaan van dit nummer hebben ook de vijf grote pensioenfondsen ABP, Zorg en Welzijn, PMT, BPF Bouw en PME laten weten bang te zijn dat ze vanaf 2012 op de pensioenen moeten korten, als de rente zo laag blijft.

Ze dringen daarom bij minister Donner van Sociale Zaken aan op versoepeling van de normen. Die voelt daar echter niets voor. Hij ziet meer heil in het zo snel mogelijk verhogen van de pensioenleeftijd. De Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen toonde in september met een berekening aan dat veel gepensioneerden de komende vijftien jaar duizenden euro’s gaan mislopen. De politieke partij OokU, die zegt op te komen voor de belangen van bijna drie miljoen ouderen, wil een proces tegen de overheid beginnen over de dreigende korting.

6. Korten treft gepensioneerden met een laag inkomen het hardst

Gepensioneerden met alleen AOW hebben geen last van een eventuele korting: zij ontvangen toch al geen aanvullend pensioen. Ouderen met een klein aanvullend pensioen voelen de korting wel. Neem een echtpaar dat samen €1400 AOW en €400 aanvullend pensioen ontvangt, in totaal dus €1800 per maand. Stel dat hun aanvullend pensioen met 10 procent wordt gekort, dus met €40. Hun totale inkomen daalt daardoor naar €1760. Niet leuk, maar procentueel gezien gaan ze er maar 2 procent op achteruit. Kortom: hoe groter het aandeel van het aanvullend pensioen, des te meer werkt een pensioenkorting door in het totale inkomen. 

Missing media-item.

7. Als je pensioen krijgt van verschillende fondsen, ben je dubbel de pineut

Juist niet. Tot nu toe hoeven maar relatief weinig fondsen vergaande maatregelen te treffen. De kans dat een gepensioneerde van meer dan één van deze fondsen pensioen ontvangt, is erg klein. Wie van meerdere walletjes eet, is dus in het voordeel. Mocht één van de inkomstenbronnen omlaag gaan, dan werkt dat maar mondjesmaat door naar het totale inkomen.

8. Wat je nu gaat missen aan pensioen, krijg je nooit meer terug

Bij sommige fondsen is dat toch wel de bedoeling. De vergaande maatregelen van nu zijn bedoeld om kwakkelende fondsen weer gezond te krijgen. Zodra het fonds weer ruim boven de dekkingsgraad zit, kunnen de pensioenen weer naar het oude niveau. En als die stijgende lijn zich voortzet, is er ook ruimte om met terugwerkende kracht het pensioen weer te verhogen.

Of dat ook gebeurt, is aan het bestuur van het pensioenfonds. Hetzelfde geldt trouwens voor misgelopen indexaties. Stijgt uw pensioen in principe mee met het loon- en prijspeil, maar nu even niet? Dan kan het pensioenfonds dit goedmaken zodra het er weer beter voor staat, maar het is hiertoe niet verplicht.

9. Ruil het partnerpensioen in voor een hoger ouderdomspensioen, dan maak je de schade een beetje goed

Weduwen die hun man net na zijn pensionering hebben verloren, zullen het u afraden. En dat komt helaas nog weleens voor. Het is niet om u bang te maken, maar juist rond de pensionering vertonen de sterftecijfers een piekje. Ga er dus niet te snel van uit dat uw partner geen risico loopt en dat een hoger pensioen voor u samen toch veel verkieslijker is. Als uw partner weinig eigen inkomsten heeft, kan een partnerpensioen net het beleg op de boterham betekenen.

Kiest u voor uitruil, dan vervalt het partnerpensioen in zijn geheel. Is uw partner financieel zelfstandig, dan ligt uitruil meer voor de hand. U hoeft het risico van overlijden dan niet af te dekken, zodat u met een gerust hart kunt kiezen voor een hoger ouderdomspensioen. Het uitruilen van partnerpensioen tegen een hoger ouderdomspensioen is trouwens niet in alle pensioenregelingen mogelijk.

Deze pensioenfondsen hebben een dekkingsgraad van minder dan 100 procent:
  • Total pensioenfonds (97%)
  • Helvoet pensioenfonds (97%)
  • Imtech pensioenfonds (96%)
  • Pensioenfonds Metalelektro (PME (93%)
  • Pensioenfonds GITP (93%)
  • BPF pensioenfonds voor medewerkers in het notariaat (92%)
  • SNPF notarieel pensioenfonds (90%)
  • Ballast Nedam pensioenfonds (89%)
  • Nutreco Pensioenfonds (88%)
  • Smit Internationale pensioenfonds (87%)
  • SPOA pensioenfonds apothekers (87%)
  • Bedrijfstakpensioenfonds voor de verf- en drukinktindustrie (87%)
  • Pensioenfonds van zoutwinningsproducent Nedmag (85%)
  • Pensioenfonds van reclamebureau JWT JWT (83%)

    (Peildatum eind juni 2010)

10. Ik heb na mijn pensionering 70 procent van mijn laatstverdiende loon nodig

Dat is een oude norm, inderdaad. Maar de vraag is of u die 70 procent echt nodig hebt. Als u bijvoorbeeld een eigen huis hebt dat (bijna) is afbetaald, kunt u misschien ook wel met minder toe. Aan de andere kant: als u een volledig aflossingsvrije hypotheek hebt, blijft u tot in lengte van dagen hypotheekrente betalen, die bovendien na dertig jaar niet meer aftrekbaar is. In dat geval hebt u misschien zelfs wel méér dan 100 procent van uw laatst verdiende loon nodig. Kortom: niemand weet wat hij precies nodig heeft zonder zich een paar vragen te stellen. Woonlasten, manier van leven en eventuele bijverdiensten spelen daarbij een belangrijke rol.

Pensioenfeiten
Alle fondsen tezamen hebben een vermogen van €700 miljard. De drie grootste pensioenfondsen in ons land zijn het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP, voor overheidspersoneel), het Pensioenfonds voor Zorg en Welzijn (PFZW) en het Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT). De fondsen worden bestuurd door werkgevers en werknemers. Er ligt een wetsvoorstel om ook gepensioneerden te laten meebesturen.

11. Bijna iedereen heeft een pensioengat

Het ‘pensioengat’ is een verzinsel van financiële adviseurs die geld verdienen aan de angst bij mensen dat ze later een stap terug zouden moeten doen. Lang niet iedereen hoeft dat. Sterker nog: talloze gepensioneerden hebben het nu beter dan ze het ooit hebben gehad. Niet omdat hun inkomen zo hoog is, maar omdat ze zich goed hebben voorbereid op hun pensionering. Werkt u bijvoorbeeld parttime, dan is de kans zelfs groot dat u meer krijgt dan u had verwacht. Dat heeft te maken met de rekenregels voor de opbouw van pensioen. Met het invullen van de pensioenplanner op
www.pensioenkijker.nl krijgt u een goede indruk van waar u na pensionering op kunt rekenen.

12. Na je 65ste kun je niets meer aan je pensioen verbeteren

De wet biedt talloze mogelijkheden om te variëren met uw pensioen. Van welke mogelijkheden u gebruik kunt maken, hangt af van wat er in uw pensioenreglement staat. Zo kunt u blijven doorwerken om uw pensioen nog even uit te stellen en tegelijkertijd nog verder te laten aangroeien. Voelt u daar niet voor, of werkt uw werkgever niet mee, dan kunt u ook kiezen voor een hoger pensioen in de eerste jaren om het daarna met wat minder te doen. Dat biedt u de kans om bijvoorbeeld de eerste jaren meer te gaan reizen. Vraag uw werkgever, pensioenfonds of pensioenverzekeraar naar de mogelijkheden.

Wie een (bijna) afbetaald eigen huis heeft, kan met een krediet-hypotheek geld vrij maken. Maar de keerzijde is dat u dan wel een schuld opbouwt, waarvoor u rente moet betalen die niet aftrekbaar is.
Auteur