Wandelen op hoog niveau: de Rheinsteig langs de Rijn

Klimmen en afdalen, door wouden en wijngaarden: Gerrit Jan Zwier ontdekt de Rheinsteig, een nieuw wandelpad langs de Rijn dat Wiesbaden met Bonn verbindt.

Met de kabelbaan omhoog
Stenen trappen
Markant kasteel
Voldaan gevoel

Een boemeltrein brengt me naar station Johannisberg. In het dorpje Geisenheim, dat er tegenaan ligt, zal mijn wandeling langs de Rijn beginnen. Het dorp wordt beheerst door een kasteel omringd door wijngaarden. In de verte zie ik de Rijn blinken. Hier ga ik inhaken op de Rheinsteig, gemarkeerd met blauwwitte bordjes, dat vlak achter mijn hotel loopt. Morgen ga ik van start, stroomafwaarts langs die indrukwekkende rivier, eerst door een bos en daarna langs akkers en keurig in het gelid staande wijnstokken. Maar eerst ga ik eens goed eten.

In mijn familiehotel wordt ’s avonds de ‘gut bürgerliche Küche’ geserveerd. Stevige kost. Als voorgerecht neem ik een Johannisbergse aardappelsoep. Het hoofdgerecht is een Rheinsteigschnitzel die begraven ligt onder een vracht spek, Steinpilz (eekhoorntjesbrood) en Pfifferling (cantharel).

De lokale Riesling smaakt naar meer. Vaak wordt gedacht dat Riesling typisch wijn is voor mensen die eigenlijk niet van wijn houden, maar dat is een grove misvatting. De smaak is vol, rins en zacht, met een fluwelen afdronk; niet te vergelijken met de vaak zure Moezelwijntjes.

Van de hotelier hoor ik dat zijn stamgasten hier vooral komen voor wijnwandelingen. Je klautert dan bij voorkeur niet over rotspaadjes omhoog, maar blijft dicht bij de rivier, waar een wijnglas of een fles de juiste richting aangeeft. Zo kom je in dorpjes waar de vakwerkhuizen met hun zwarte en bruine balken dicht op elkaar staan.

Op het brede water van de Rijn zie je vrachtschepen en rondvaartboten tegen de stroom in zwoegen. Het leven op de rivier oogt grimmig, aan de wal ziet alles er vredig en gezellig uit en je passeert de ene Weinstube en Biergarten na de andere.

Met de kabelbaan omhoog

‘Mijn’ stukje Rheinsteig brengt me van Geisenheim naar Rüdesheim, de toeristische motor van de streek. Rondvaartboten doen hier goede zaken. Het plaatsje voldoet volledig aan wat je ervan verwacht: veel vakwerkhuizen, steile straatjes, wijnproeverijen en bierterrassen. Groene Rieslingtreintjes puffen door de straten. Restaurants prijzen hun Bratkartoffeln mit Leberkäse en Schwarzbiergulasch aan, en slijterijen stallen in de etalage een bonte collectie fruitwijnen en likeuren uit.

De kabelbaan brengt me snel in hoger sferen. Boven de wijnvelden heb ik zicht op de Rijn, de pelgrimskerk met zijn spitse toren en de witte Loreley-cruiseschepen. Op de heuvel staat het Niederwalddenkmal, een pompeus nationalistisch monument met Vrouwe Germania, adelaars en engelen. Gelukkig vind ik hier ook het bescheiden witblauwe logo van de Rheinsteig.

Op het brede vlakke pad houden vele andere wandelaars mij gezelschap. Het pad buigt geregeld af naar uitzichttorens, ridderzalen, hermitages en zelfs naar een toverhol, dat na een lange onderaardse gang naar een weids uitzicht over de Rijn leidt. Het zijn allemaal speeltjes van een 18de-eeuwse graaf die zijn bezoekers graag wilde verrassen. Het gevolg is wel dat ik steeds van het rechte pad afdwaal en weinig kilometers maak.

Uiteindelijk beland ik bij een prachtig jachtslot – nu een restaurant – waarvan het dak en de vele torentjes door een meesterdekker met leisteen zijn bekleed.

Met een kabelbaan kun je afdalen naar Assmannshausen en ineens is de Rheinsteig voor mij alleen. Navraag leert dat een ‘rondje Rüdesheim’ (kabelbaan, wandeling, kabelbaan, cruiseschip) onder toeristen heel populair is.

Stenen trappen

Wie serieus werk wil maken van het lange-afstandswandelpad, moet verder. Assmannshausen blijkt een fraai dorpje te zijn met een vrolijk Jugenstil-kerkje en op elkaar gepropte vakwerkhuizen.

Vanuit het dal klim ik via stenen trappetjes omhoog naar de wijngaarden. Hagedisjes schieten er weg van de warme stenen muurtjes. Krekels met blauwe ondervleugels dwarrelen door de ruimte. Een alpenweitje staat vol gele leeuwenbekken en blauwe cichorei. Hier, in deze stilte, voelt een wandelaar zich thuis. Het enige geluid is dat van een tuffende boot, ver weg in de diepte.

Geregeld maakt het pad een flinke lus om een zijdal heen, maar het komt steeds weer terug bij de Rijn. De speeltjes van de adel zijn nu vervangen door bankjes en open hutten van hout waar de wandelaar zijn benen kan strekken. Aan de overkant van het water is altijd wel een burcht te zien die zijn torens in de lucht verheft. Eindelijk daal ik, na bijna twintig kilometer, af naar Lorch.

Markant kasteel

De volgende morgen brengt het boemeltje mij naar Osterspai, waar de Rijn een flinke bocht maakt. Ik laat het rustige dorpje met zijn witgeel gesausde kerk achter mij en klim omhoog naar koelere oorden. Ik ben op weg naar Braubach, ruim elf kilometer verderop.

In vergelijking met gisteren zijn er veel andere wandelaars. ‘Gutentag’, klinkt het geregeld, wat nogal stijfjes aandoet, maar belangrijker is het feit dat wandelaars elkaar in het vrije veld altijd groeten.

Vandaag moet ik behoorlijk klimmen en dalen; het ene beekdal volgt op het andere. Er is natuurlijk geen ontkomen aan: vanuit Braubach moet ik opnieuw omhoog, naar kasteel Marksburg dat allesoverheersend boven het dorp troont.

‘Betreten der Burg auf eigene Gefahr’, waarschuwt een bordje. Ik zet mij schrap. De Marksburg is gedeeltelijk uit kale rotsen gehouwen. Het is geen sprookjeskasteel, maar een echt middeleeuwse burcht. Een gids opent de deur van de poort met een enorme sleutel en voert me door de gangen en vertrekken van een indrukwekkend slot dat nooit verwoest is.

Voldaan gevoel

Ik daal weer af naar Braubach en trakteer mijzelf op een hotel. Het gebouw bestaat uit twee witgepleisterde vakwerkhuizen. In het ene huis draait nog steeds het rad van een molen. Mijn kamer ademt met zijn zwarte balken, hoge houten ledikant en beschilderde muurkast de nostalgie naar een voorbije tijd.

Het avondeten wordt op de binnenplaats opgediend. Tot mijn genoegen wordt elke gang met een andere streekwijn opgeluisterd. Riesling, natuurlijk. Maar ook rode wijn uit Baden. Een zoete Eiswein die van bevroren druiven is vervaardigd. En bij de koffie verschijnt een uit druivenschillen geperste schnapps op tafel, een soort grappa.

Dat is het mooie van wandelen: je hebt steeds het voldane gevoel dat je al die culinaire weelde ook werkelijk verdiend hebt.

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine