Tuinieren met Romke: Maak het je makkelijk tussen de tegels

Getty Images

Een uurtje onderhoud per maand, meer is niet nodig in een tuin waar je slim gebruikmaakt van tegels. Sommige planten en dieren doe je er ook nog een groot plezier mee.

In de jaren 60 van de vorige eeuw woonde ik in een studentenhuis op de Palmgracht in de ­Amsterdamse Jordaan. Toen nog net een ­volksbuurt, maar de eerste veranderingen kondigden zich aan. 

Om de hoek was naast de ­sigarenwinkel een wijnboetiek ­verschenen. Iedere week reed daar een tankwagen met goedkope wijn voor, waarmee grote vaten werden gevuld. Je ging naar die wijnzaak met een lege literfles en vulde die zelf vanuit een vat, waarna je er met een hendel een kurk in drukte. Het liep er storm. Zelfs het langharig tuig kon deze wijn betalen.

In dezelfde periode werden in de smalle straatjes van de Jordaan de eerste bruidssluiers geplant. Tien jaar later liep je er door tunnels van groen. Het leek mij een goed idee om de gevel van ons studentenhuis ook met wat groen te ­verfraaien. Een paar stokrozen en een klimroos. Snel wat tegels uit de stoep gelicht en een bescheiden geveltuintje aangelegd. Maar dat ging zomaar niet. Binnen de kortste keren drukte de wijkagent op de bel. Hij was de kwaadste niet en als ik de zaak repareerde zou hij de overtreding door de vingers zien.

Nu, een halve eeuw later, is de geveltuin een heel eigen tuingenre. ­In plaats van een boete krijg je een beplantingsplan van de gemeente cadeau, en in sommige steden zelfs een flinke subsidie. Onder het motto ‘Tegel eruit, plant erin’ wordt op grote schaal vergroend. En heb je geen tijd of mis je de kracht om de tegels in je tuin te lichten, dan staat er altijd wel een vrijwilliger klaar om je terras gratis op te breken.

Getty Images

Minder onderhoud

Alles goed en wel – biodiversiteit moet bevorderd worden, maar ik kan me ­voorstellen dat het bijhouden van een tuin toch wat meer tijd en onderhoud vraagt dan een terras. En naarmate de leeftijd ­vordert, streef je juist naar minder in plaats van meer onderhoud. Ik zou willen pleiten voor een tussenweg. Want lang niet alle planten hebben tuingrond ­nodig. Sommige groeien juist beter tussen de tegels van een terras.

Iedere tuinier kent het verschijnsel dat planten zich juist zaaien waar je ze niet wilt hebben, zoals tussen de stenen van een straatje of tussen de tegels van het terras. Waarom zou je niet gebruikmaken van het feit dat een plant graag in voegen groeit?

Begroeid terras

De orthodoxe tuinarchitect ontwerpt een terras dat groot genoeg is voor een tafel en zes stoelen. De tegels worden in ­gestabiliseerd zand gelegd en de voeg wordt zo smal mogelijk gehouden, want hoe minder er in de voegen groeit, hoe ­beter. Zelfs mos wordt als onwenselijk ervaren. Zo’n verhard vlak oogt nogal steriel, maar je kunt het opleuken met planten in potten.

Stel dat je geen gedreven tuinier bent, of dat je eenvoudigweg de fysieke mogelijkheden mist om een tuin te onder­houden. Dan zou je zo’n terras wat groter ­kunnen maken, waarbij je op het zitgedeelte de voegen dichtsmeert, maar op het ongebruikte deel van de tegelvlakte de voegen open laat of zelfs beplant.

Op die manier verander je een kale steenvlakte in een tuin. Het hemelwater kan weg – geen plas op het terras. Maar wél een heel eigen biodiversiteit van ­kevers en spinnen die juist van een ­stenige ­omgeving houden.

Kruipers en stokrozen

Een heel aparte categorie van terras­planten kruipt langs de voegen en ­accentueert daarmee het patroon waarin de tegels gelegd zijn. Zo’n plant is het stekelnootje (Acaena novae-zeelandiae): een laag plantje, met fijnverdeeld blad, dat langzaam maar ­zeker de voegen tussen tegels koloniseert. De bloemhoofdjes doen denken aan een ­goedendag, een middeleeuws wapen, maar dan in ­miniatuurformaat. Wie van klein en fijn houdt kiest voor ­Acaena ‘Pewter’, met minuscuul loodgrijs loof.

Een klassieke voegenkruiper is slaapkamergeluk (Soleirolia soleirolii), met piepkleine eironde blaadjes. Vooral in de schaduw kan slaapkamergeluk, ook bekend als hoe-langer-hoe-liever, ­diepgroene plakkaten vormen.

Een alternatief voor een vochtige plaats in de zon is Corsicaanse munt (Mentha requienii), met zo mogelijk nóg kleiner blad dat bij kneuzing een sterke pepermuntgeur verspreidt. Op droge zonnige plaatsen zou je kunnen kiezen voor kruiptijm in rood, roze of wit.

Een plant die zich bij uitstek thuisvoelt tussen tegels is de stokroos. In de tuin hebben stokrozen altijd last van roest, een schimmelziekte die de onderste bladeren bruin doet verkleuren. De sporen van de roest vallen op de aarde en worden door opspattend regenwater ­verspreid. Tussen tegels ís geen aarde, waardoor de schimmelsporen wegspoelen en de stokrozen niet geïnfecteerd worden. Wil je gezonde stokrozen, zaai ze tussen de tegels.

Denk niet dat zo’n begroeid terras volledig onderhoudsvrij is. Ook daar zal af en toe gewied moeten worden. Maar het ­onderhoud is er een stuk minder dan in een traditionele border. Met een uurtje in de maand ben je in een betegelde tuin wel klaar. Wieden doe je na een flinke ­regenbui; ongewenste planten trek je er dan relatief makkelijk uit.

Getty Images

Romke's Tuintips

1. Bij rozen die doorbloeien moet je ‘s zomers de uitgebloeide bloemen geregeld afknippen. Dit stimuleert de volgende bloei. Bij rozen die maar één keer bloeien laat je de uitgebloeide bloemen juist zitten, want daaruit groeien de decoratieve rozenbottels. Geef rozen in juni wat organische ­rozenmest.

2. 21 juni is de langste dag. De ­zomer is dan nog maar net ­begonnen, maar vanaf nu neemt de daglengte weer af en daarmee ook het plantenhormoon dat bij stekken de wortelgroei stimuleert. Dit hormoon is wel in poedervorm te koop, maar het is handiger om vaste planten vóór de langste dag te stekken.

3. Sommige vaste ­planten zijn heel makkelijk te zaaien. Juni is daarvoor een ­geschikte maand. Lupine, akelei, ­papaver, ridderspoor, kattenkruid, campanula en aubrieta kun je nu z­aaien. Zaai ze in de volle grond en plant ze in september uit op hun voorbestemde plaats.

4. Veel fruitbomen laten begin juni een deel van hun onrijpe vruchten vallen. Dat is niets om van te schrikken; het is normaal. Het lijkt alsof de bomen zelf inschatten hoeveel vruchten ze dit seizoen kunnen grootbrengen. Het overschot stoten ze af. Alleen pruimen­bomen zijn slechte schatters. Die laten steevast meer vruchten hangen dan ze aankunnen, met gebroken takken als gevolg.

5. Ceanothus wordt ook wel ­Californische sering genoemd, maar de blauwe bloemtrosjes lijken in niets op die van een sering. Nu strenge winters verleden tijd lijken, wordt de Ceanothus steeds vaker geplant. Toch wil de struik nog wel eens bevriezen. Plant hem daarom niet te vroeg in het jaar. Juni is een veilige maand.

6. Tomaten zijn ­leuke pot­planten, maar sneuvelen nog weleens doordat ze besmet ­raken met de ziekte phytophthora. Geënte tomaten worden gekweekt op een onderstam die min of meer ­resistent is. De ziekte kan zich alleen verspreiden op nat blad. Geef dus altijd water op de aarde en probeer het blad droog te houden.

7. Mos in een gazon wordt vaak als een­ ­probleem gezien. Houd vooral de grond los en rijd er liefst niet met zware zitmaaiers ­overheen. Leg geen gazon aan onder bomen; plant daar klimop of maagdenpalm. En gebruik geen kunstmest, maar strooi compost.

8. Een oud huismiddeltje tegen ­bladluis is brandnetelgier. Knip flink wat brandnetels, laat ze een paar dagen in water staan en er ontstaat een stinkende gier die luizen zou afschrikken als je er planten mee bespuit. Het resultaat valt tegen. Wel kun je brandnetelgier als mest gebruiken. Het zit vol kalium en stikstof.

Ongewenst? De slak

Een voordeel van een ­tegeltuin is dat je minder last hebt van ­slakken. ­Tegels drogen snel op en slakken houden niet van een droge ondergrond.

Slakken (vooral naaktslakken) zijn ongetwijfeld de meest gehate tuindieren. Als ik vertel dat ik met ­opzet wijngaardslakken in mijn tuin heb losgelaten, word ik aangekeken alsof ik gek ben. En als ik een ­lezing geef, gaat er nooit een avond voorbij zonder vragen over slakken.

Nu wil ik de overlast van slakken niet bagatelliseren. In de gemiddelde stadstuin is de kans op de aanwezigheid van slakken­eters zoals egels, padden, dassen, vossen en zanglijsters miniem. Loopt er ook nog een kat in de tuin, dan jaag je ­iedere slakkeneter weg. In sommige stads­tuinen kun je geen riddersporen planten omdat de slak sneller eet dan de ridderspoor groeit.

Maar kom op – is de slak nu zo’n geweldige ramp? Waarom tuinieren we nu eigenlijk? Voor de lol toch zeker? Tuinieren is geen oorlog. Slakken zijn een noodzakelijke schakel in het ecosysteem.

Beste slakkenhaters, laten we eens een gedachten­experiment doen. Stel dat je erin slaagt om álle slakken in de tuin te vernietigen. Wat zou het resultaat zijn? Waarschijnlijk sta je een halfjaar later tot je ­enkels in de prut. Slakken zijn onmisbare opruimers en spelen in de tuin een belangrijke rol. Je kunt niet ongestraft schakels uit de kringloop verwijderen. Dan stort het hele eco­systeem ineen.

Romke van de Kaa (76) is tuinexpert. Hij studeerde ­biologie, ­werkte in ­beroemde tuinen in ­Engeland en ­Ierland, had een kwekerij en schrijft ­tuinboeken.