Lodewijk XIV en het Universum van Versailles

Getty Images

Hier temt de rede de chaos – en een vorst zijn staat: paleis en tuin van Versailles weerspiegelen een orde waaraan allen onderworpen zijn, ook Lodewijk XIV zelf. Voor wie zich verdiept in leven en werk van deze Franse Bourbonkoning, komt zijn uitspraak ‘l’état, c’est moi’ niet vreemd over. Hij is de vleesgeworden staatsraison, maar ook het middelpunt van topkunst en ongeremd oorlogvoeren. En dat alles in het universum van Versailles.

De koning mag zich graag als kenner van de tuinkunst presenteren. Tussen 1689 en 1705 produceert Lodewijk XIV maar liefst zeven versies voor een rondleiding door het park van Versailles. Daarin schrijft hij bezoekers en hovelingen regelrecht voor hoe zij zich door het park te begeven hebben – langs meer dan duizend fonteinen en standbeelden, die klassieke mythologie met het leven van de Zonnekoning verweven. Kanalen, kunstmatige meren en zo’n 75.000 in gestileerde vorm gebrachte bomen completeren deze ‘jardin d’intelligence’, deze triomf van de menselijke en bovenal de koninklijke geest over de natuur.

Zoals André Le Nôtre, Lodewijks voornaamste tuinarchitect, in zijn groencreaties een wanordelijk groeiende natuur in het gareel brengt, zo wil de koning een afgemeten staatsbestel opleggen aan de ongezeglijke parle-mentariërs en opstandige edelen die de Fronde uitmaakten en hem in zijn jeugd zoveel schrik aanjoegen. Re-geringsbesluiten neemt hij sinds hij de leeftijd van 22 jaar bereikte eigenmachtig, het particularisme van de edelen fnuikt hij door hun aanwezigheid aan het hof tot voorwaarde van zijn gunst te maken. Hoe zouden zij ooit een opstand kunnen beramen als het hun dagtaak is toe te zien bij het aankleden, baden, dejeuneren en dineren, flaneren en converseren van Zijne Majesteit? Als ze zich van een jachtpartij, naar de opera, naar een bal, een afspraakje moeten spoeden? Als het intrigeren tegen andere hovelingen al hun aandacht opeist?

 

Getty Images

De tuinen van Versailles zijn een statement: alleen zo prevaleert orde boven chaos, door toedoen van een onmisbare koning. De boodschap valt niet overal in goede aarde. ‘Het geweld dat de natuur hier overal aangedaan wordt, is afstotelijk,’ oordeelt de Duc de Saint-Simon, die beroemd zal worden door de beschrijving van het hof van Versailles in zijn memoires. De man wenste juist een steviger positie van hoge adel en zal wel een even negatief oordeel gehad hebben over Lodewijks absolutisme, dat alle macht aan de koning voorbehoudt. Hardop durft hij zich echter niet te beklagen over het bedorven water in de kanalen van Versailles, dat de lucht verpest en ’s zomers nagenoeg het voltallige hof ziek maakt.

Meer ongerief komt van de 29 overvolle beerputten om en nabij het paleis, die veel te weinig in aantal zijn voor de enkele duizenden mensen aan het hof, voor personeel en bezoekers. Ze hoeft haar vertrekken maar te verlaten om iemand in een hoek te zien pissen, schrijft Liselotte van de Palts onverbloemd. De uit Heidelberg stammende keurvorstendochter is getrouwd met Philippe van Orléans, de broer van de koning, en heeft het dagelijks leven in Versailles in tal van brieven beschreven. Als vooraanstaand lid van de koninklijke familie hoeft ze zelf niet haar toevlucht te nemen tot zulke provisoria. Om haar behoefte te doen kan zij een ‘kakstoel’ gebruiken, zoals ze het zelf rondweg noemt: een fraai gedecoreerd zitmeubel met ingebouwde po, zoals ook de koning in aanwezigheid van zijn hovelingen gebruikt.

Werkelijk alles wordt in Versailles tot statussymbool: wie mag er zus of zo z’n behoefte doen, wie heeft ver-trekken zonder rokerige schouw en met voldoende meubels, wie mag er een bepaald quotum van de begeer-de, niet druipende witte kaarsen gebruiken, wie mag waar aanzitten en zo de hoop koesteren voldoende van de koninklijke spijzen op z’n bord te krijgen?

Leven in Versailles is pure luxe. Zwelgen en brassen, geld verspelen dat je niet hebt, een stuk vaker van bed-genoot wisselen dan van ondergoed – alleen zo blijf je à la mode, zoals Liselotte het formuleert. Toch is zelfs het reusachtige paleis niet groot genoeg voor het complete hof. ‘Dat is een stad op zichzelf, waar vroeger enkel een schamele herberg stond,’ schrijft de Duc de Saint-Simon over het complex dat Lodewijk XIV zo’n zestien kilometer ten westen van het door hem verfoeide, gevaarlijke Parijs uit de grond laat stampen en in 1682 betrekt.

 

Getty Images

Het paleiscomplex wordt overigens pas in 1710 opgeleverd en al die tijd is het geldgebrek nijpend. Niets is voor iedereen in voldoende mate aanwezig. Alleen in de hoogste echelons is de luxe onbeperkt. Een gebrekkig organisatievermogen, of juist een politiek spel? Hoe het ook zij, Lodewijk weet nog de kleinste genoegens in privileges om te toveren.

Het hof doorloopt dag voor dag een meesterlijk gechoreografeerd ceremonieel. Iedereen aan het hof danst daarin zijn eigen partij, waarbij elke geste betekenis draagt. De ware absolute heerser in Versailles is de etiquette. Zelfs de koning is daaraan onderworpen. Lodewijk, die als veertienjarige in een ballet al de rol van zonnegod vertolkte, doorleeft al zijn dagen op het toneel waar hij zijn hof in veranderd heeft. Het opgevoerde stuk is dag na dag hetzelfde: om half negen reveille, gevolgd door toilet en aankleden, in aanwezigheid van ruwweg een honderdtal op dat moment hoog in de gunst staande mannelijke hovelingen.

 

Getty Images

De rest van het hof ziet de koning pas op diens weg naar de hofkapel, waar hij de mis bijwoont en elke keer van een nieuw koorwerk geniet – Zijne Majesteit hoort niet graag tweemaal dezelfde noten. Dan volgen twee uur van staatszaken, die Lodewijk geconcentreerd en plichtsbewust doorneemt. Vervolgens eet de monarch ‘alleen’ – in gezelschap van honderden hovelingen. Alleen zijn broer, de echtgenoot van Liselotte, mag bij hem aanschuiven, anders dan bij het souper om tien uur ‘s avonds (‘à la viande du roi’) waar de gehele koninklijke familie zich door evenzovele hovelingen het eten in de mond laat kijken. De streng gereglementeerde dag eindigt met het ceremoniële avondtoilet om 23.30 uur.

Elk van zijn opvolgers zal met succes trachten een klein stukje privé-sfeer te bevechten. Zoniet Lodewijk XIV. Hij is er heilig van overtuigd dat hij de zon is die het universum van Versailles bijeenhoudt. Eerzuchtig noemt Saint-Simon de koning, maar ook iemand die hecht aan orde en recht. En zo is het schitterende Versailles tweeërlei: de spiegel van een egomaan én de weerspiegeling van een ideaal. In de geometrisch getrimde heggen, de symmetrische pronkfaçade en het meer dan Byzantijnse hofceremonieel ziet Lodewijk XIV de afspiegeling van een goddelijke orde.

Auteur