De weg is goed: fietser Frank van Rijn in Tadzjikistan

Frank van Rijn noemt zichzelf wereldfietser. Hij fietst op alle continenten, bij voorkeur door onherbergzame gebieden, ver weg van de gebaande paden. Spectaculaire tochten zijn het, vol ontberingen. Lees zijn reisverslag!

In twee pannen – zo groot als die waarin vroeger missionarissen in Afrika werden gaargekookt – waren enkele dorpelingen bezig een reuzenmaaltijd te bereiden. In plaats van missionarissenvlees had men voor schapenvlees gekozen, samen met rijst en bonen. Met lepels als tuinschoppen werd in de op flinke houtvuren staande pannen geroerd.

Een jonge man nodigde ons uit: “Yemts, ons dorp, viert feest en jullie zijn ook welkom. ”Hans, mijn Zwitserse reisgenoot, en ik namen plaats en kregen elk een bord voorgeschoteld. Onder het eten probeerde ik erachter te komen hoe de weg door de Bartangvallei naar Muzkol was, want op de kaart zag die er op z’n zachtst gezegd nogal avontuurlijk uit. “De weg is goed”, antwoordde de man. “Achttien jaar geleden ben ik er nog doorgekomen.”

“Maar in achttien jaar kan er veel gebeuren”, merkte ik op.
“Geen zorgen”, viel een ander in. “Ik heb van een neef gehoord dat de broer van zijn buurman een vriend heeft, die er geen problemen had.”
“En dat was vorige week?”

“Toe, schep uw bord nog eens vol”, zei onze gastheer.

De mensen in Yemts mochten dan spaarzaam zijn met hun wegeninformatie, gastvrij waren ze wel. Even later reden we over een iel gravelweggetje dat in de canyonwand uitgesneden leek te zijn. De grillige rotsen van de kloof reikten naar de blauwe hemel. Beneden ons stroomde met forse snelheid de Bartangrivier.

Na een korte pauze inspecteerde Hans, zoals steeds, zijn fiets, want alles moest altijd 100 procent in orde zijn. Natuurlijk vond hij elke keer wel wat: de rem iets strakker draaien, de derailleur drie micron verstellen, de spanning in een spaak een ­tikkeltje vergroten… Prachtig, maar je moet zoiets niet overdrijven, vind ik. Een ander verschil tussen ons was dat Hans bijna pathologisch was met gewichts­besparing, terwijl ik niet overstuur raakte van een kilogrammetje meer. Het resultaat was dat Hans’ bagage de helft woog van de mijne, maar als hij zijn broek moest wassen, stond hij in zijn onderbroek omdat hij geen tweede exemplaar bij zich had.

Typerend voor Hans’ gewichtssyndroom was dat hij toen hij een draadje nodig had om een gat in zijn broek te dichten – op het marktje van Rushan niet het klosje draad van 3 gram kocht, maar vroeg of hij er 68 centimeter van mocht kopen. Dat spaarde zomaar weer 2,995 gram!

Deze keer vond Hans niets aan zijn fiets dat niet in orde was en dat baarde me enige zorgen, want als Hans niets vindt dat niet in orde is, bestaat er een vlotte kans dat er met Hans iets niet in orde is. Maar Hans voelde zich prima, voornamelijk omdat zijn fiets liep als een Zwitsers horloge.

’s Middags, in een dorpje, voerde een jongen ons via allerlei kleine paadjes naar zijn huisje. Daar werden we door zijn familie getrakteerd op een bord rijst. In vloeiend Russisch vertelde ik: “Velocipede (fiets), Gruzia (Georgië), Azerbeidzjan, Turkmenistan, Tadzjikistan.”

Om de conversatie op een wat hoger niveau te tillen, haalde Hans zijn Russische taalgidsje tevoorschijn. Na veel gepuzzel waren we erachter dat er niet zo heel veel fietsers door de Bartangvallei kwamen, iets wat we eigenlijk al wisten. Daarna zocht ik het zinnetje: “Hoe is de weg naar…?”, maar dat had de schrijver helaas vergeten. Juist toen ik met losse woorden “Daroga Muzkol dobre?” had gecomponeerd, kwam er een vrouw binnen, die ons met “The road to Muzkol is good” verraste. Ze vertelde dat ze de onderwijzeres op het plaatselijke schooltje was.

“Kom mee naar mijn huis”, vervolgde ze. “In de tuin kunnen jullie kamperen.”

Toen de tenten stonden, deed ik een nieuwe poging: “Die weg naar Muzkol…” “Ja, die is prima, althans tot Gudara. Verder misschien ook wel, maar vertel eens: is het waar dat Nederland beneden zeeniveau ligt?” En zo dreef het onderwerp af naar dijken, polders en windmolens.

Naarmate we verder in de canyon doordrongen, ging het stenige pad meer op en neer, wat veel werk kostte, maar fraaie uitzichten opleverde. Soms doemde een oase op, die belicht door de zon erg mooi contrasteerde met de grijs-roze rotswanden. Het was abrikozentijd en in de dorpjes werden we veelvuldig getrakteerd op die vitaminerijke vruchten.

Missing media-item.

In de middag van de tweede dag kwamen we, na een hevig gehobbel, in Basid aan, waar volgens mijn reisgids een pension was. “Vergeet het maar”, zei een jongeman aan wie we informatie vroegen. “Ik ben Hyder. Kom mee naar mijn huis.” We volgden hem over een zijpaadje naar een eenvoudig lemen huisje. “Welkom”, zei Hyder. “Blijven jullie een week of een maand?” “Een nacht, als het mag”, antwoordde ik. “Neem plaats”, zei hij.

“Zal ik thee maken?” Voor we antwoord konden geven, snelde hij de kamer al uit.

Wat later kwam hij terug met een kan thee en drie koppen. Terwijl we dronken, vertelde Hyder dat hij studeerde in Dushanbe en nu in zijn geboortedorp op vakantie was. Hans vertelde over Appenzell, waar ook bergen zijn, en ik over Drenthe met de dertig meter hoge VAM-berg. Ondertussen rende Hyder herhaaldelijk naar de keuken om ons te voorzien van meer thee en een avondmaaltijd. “Weet je iets van de weg naar Muzkol?”, vroeg ik na het eten.

“Jazeker”, antwoordde hij. “Nu je het daar toch over hebt: ik zal jullie iets meegeven voor onderweg.” Als een haas sprong hij op en verdween, om een paar tellen later terug te komen met een emmer abrikozen. Ik zag Hans verbleken. Vijf abrikozen in zijn tas, akkoord, maar een emmer…? Gelukkig kon ik dit aanbod wat reduceren, want na een uur gehobbel over de Bartang-highway zou de abrikozenjam de fietstassen uitdruipen.

De volgende ochtend kwam Hyder met nog een verrassing: voor elk vier gebakken eieren op brood als ontbijt en drie gekookte voor onderweg. Dat was omdat ik mij had laten ontvallen dat ik wel een eitje lustte.

Toen we van start gingen, boden we Hyder wat geld. “Nee, nee”, weerde hij af. “Van een gast neem je geen geld aan.” “Toe, neem het aan om je voorraden ermee aan te vullen. Voor ons maakt het niets uit. Met die ellende-euro heb je bij ons voor dat geld nauwelijks een ijsje.” Aarzelend nam Hyder de bankbiljetjes aan.

“Goede reis en altijd welkom. Wanneer komen jullie terug?”

“Misschien morgen al, als de weg naar Muzkol te slecht is.” “Nee, de weg naar Muzkol is goed.” We zwaaiden naar Hyder en bonkten verder over de goede weg. Na een lastig stuk modder werd de weg beter, waardoor onze snelheid verdubbelde. We voelden ons vogels die zich ver boven het aardse geworstel verheffen. Ja, deze weg was waarlijk wonderbaarlijk! Voorbij een bocht in de canyon kwam de ontnuchtering, de terugval uit hemelse sferen naar aards getob, want honderd meter voor ons verdween de wonderbaarlijke weg onder water. Over de hele breedte van de vallei vloeide meedogenloos het bruine water van de rivier.

Missing media-item.

Terwijl we met uitpuilende ogen naar die water­massa keken, verscheen na de volgende bocht van de canyon een minibusje. Als een amfibie­voertuig modderde het moeizaam door het water. Direct daarop sloeg met een paar sputters de motor af. Er kwamen vijf mannen naar buiten die vruchteloze pogingen deden het busje vooruit te duwen. Nadat we hun gezwoeg een tijdje hadden gadegeslagen, waadden we door het ijskoude water en duwden mee. Langzaam kwam er beweging in het voertuig en na een zwaar half uur stond het busje zowaar op het droge. Daar vlogen de portieren open en stapten, tot onze stomme verbazing, acht vrouwen uit.

Gefixeerd als we geweest waren op ons zware werk, hadden we ze niet opgemerkt. Hans was furieus en probeerde in zijn beste Engels, gepeperd met een angstaanjagend Zwitsers accent, duidelijk te maken dat die vrouwen er al veel eerder uit hadden moeten komen, omdat een leeg busje makkelijker vooruit te duwen is dan een vol busje. Of de mannen Hans’ ­theorie begrepen werd niet duidelijk, maar wel ­duidelijk was dat ze erg behulpzaam waren, want energiek hielpen ze onze spullen naar de andere kant van de overstroming te sjouwen, zo’n zeshonderd meter verderop.

Na dit avontuur zagen we vier dagen lang geen gemotoriseerd voertuig meer. Zou niet menig Randstadbewoner, die een flink deel van zijn leven in de file doorbrengt, dromen van zo’n goede weg?

"Voorbij een bocht in de canyon kwam de ontnuchtering, want honderd meter voor ons verdween de wonderbaarlijke weg onder water."

Vuistgrote keien maakten van een lange steile klim een soort waterval zonder water, zodat we vrijwel alles moesten lopen. Op de even steile afdaling diedaarop volgde, zagen we in de verte 6000 meter hoge witte toppen scherp afsteken tegen de smetteloze hemel. Terug bij de rivier hielden we een spaghettipauze. Terwijl de bolognesesaus pruttelde, maakte Hans met toiletpapier zijn tas schoon. Zijn Zwitserse margarine, die hij uitsluitend gebruikte bij zijn puur Zwitserse ontbijt van brood met marmelade en zwarte koffie, was gesmolten en dwars door zijn tas gelopen. Eerder had hij zijn andere tas al moeten reinigen omdat zijn Zwitserse chocolade ook was gesmolten. Blijkbaar gaf hij er de voorkeur aan zijn tas te reinigen boven zijn voorraden op tijd te consumeren. Wie wat bewaart, die heeft wat, vond hij. En terecht!?

In Rukhch, een dorpje in een oase van fruitbomen en akkertjes, kwamen twee jonge mannen op ons af, die zich voorstelden als Said en Musa. “Vandaag zijn jullie onze gasten”, zei Musa. “Kom mee!”

"Geen winkeltje met chips en limonade, maar een ­enkele nomadentent met grazende geiten rondom."

Enkele minuten later zaten we op een gezellig binnenplaatsje met een kom thee voor ons. Na wat gezellig gekeuvel gooide ik weer eens een balletje op: “Is de weg naar Muzkol een beetje te rijden?” “Zijn jullie dan op weg naar Muzkol?”, vroeg Said verwonderd. Ik antwoordde bevestigend, waarop Said ons bemoedigde met: “Dan moet je over Kök Jar en dat kan niet met een fiets.” “Is de weg dan zo slecht?”
“Nee, de weg is goed, maar Kök Jar is te hoog. Hebben jullie zin om ons dorp te bekijken?”

Dat hadden we natuurlijk. Musa leidde ons rond tussen de huisjes en de veldjes en wees ons op een aantal ingenieuze watermolens om graan te malen. Ook zagen we molentjes gemaakt van fietswielen die dynamootjes aandreven. En daarmee kwamen nostalgische herinneringen naar boven aan mijn afstudeerwerk in Delft.  

Voorbij Gudara was alle bewoning verdwenen en waren we geheel op onszelf aangewezen. De weg bestond uit 999 miljard scherpe keien en leidde ons naar een nieuw hoogtepunt: Kök Jar. Urenlang duwden we onze fietsen omhoog tegen hellingen van 20 procent, zoals hunebedbouwers in de oudheid met een steenklomp van 24 ton zeulden. Gedreven door de wil om deze prachtige canyon tot het einde te verkennen, bereikten we tegen Saids voorspelling in uiteindelijk toch Kök Jar, 3800 meter boven zeeniveau. Daar troffen we helaas geen winkeltje met chips en limonade, want heel Kök Jar bleek te bestaan uit slechts een enkele nomadentent, waar honderd geiten rondom graasden, op zoek naar een enkel grassprietje tussen de keien.

Met het bereiken van dit hoogtepunt lieten we de Bartangvallei achter ons. Er wachtte ons nog een rit van anderhalve dag over een golvende 4000 meter hoge vlakte, voordat we bij Muzkol de asfaltweg van Murgab naar Kyrgyzië bereikten. Daar troffen we een nomadentent van een vriendelijke Kyrgyzische familie, die ons trakteerde op zelfgebakken brood met eigengemaakte boter.

“Komen jullie uit Kyrgyzië?”, vroeg de man in gebroken Engels.

“Nee, uit Dushanbe”, antwoordde Hans. “Maar ik zag jullie vanuit het noorden komen?” Met onze mededeling dat we uit de Bartang­vallei kwamen, oogstten we grote bewondering: “Met zulke zwaarbeladen fietsen? Hoe hebben jullie dat gefikst?” “Och”, antwoordde ik achteloos, “gewoon fietsen. Wat doe je anders met een fiets?” En Hans voegde daar spitsvondig aan toe: “Waar een wil is, is een goede weg.”

Missing media-item.

Is wereldfietsen iets voor u?

Voor wie ook wil wereldfietsen, maar niet zo selfsupporting is als Frank van Rijn, kunnen reisorganisaties uitkomst bieden. Meer informatie over trektochten door Europese streken, expedities door exotische landen of ondersteuning bij het zelf organiseren van een fietsreis: SNP Natuurreizen, T 024-327 70 00 of www.snp.nl; Eigen-Wijze Reizen, T 053-430 34 35 of www.eigenwijzereizen.nl; Fietsvakantiewinkel, T 024-388 90 65 of www.fietsvakantiewinkel.nl

Auteur