Leven met een aangezichtsprothese

Steeds meer mensen die een deel van hun gezicht moeten missen, krijgen een prothese. Vanja Verheijen, managementassistent bij een woningcorporatie, is één van hen. Zij heeft sinds ze begin 20 was een kunstoog.
- Plus Magazine
“Door een geboorteafwijking zag ik altijd al heel weinig met mijn rechteroog. Na een ooginfarct verloor ik uiteindelijk het zicht in dat oog. Ik werd regelmatig met te hoge oogdruk en veel pijn opgenomen in het ziekenhuis. Operatief ingrijpen of morfine hielp steeds maar even. Ik was inmiddels een jaar of 20, woonde op kamers en studeerde, maar viel steeds uit vanwege die ziekenhuisopnames. Na twee jaar tobben heb ik besloten mijn oog eruit te laten halen.
Het feit dat ik al geen zicht in mijn oog meer had, maakte de overgang naar een kunstoog makkelijker. Ik was gewoon heel blij dat de pijn weg was. Na de operatie kreeg ik een soort kunststof dingetje in mijn oogkas, dat tegendruk gaf zodat het weefsel eronder zich kon vormen. Later kreeg ik een tijdelijk kunstoog. Toen alle zwelling weg was en het weefsel rustig, werd er een definitief kunstoog gemaakt bij het Haags Kunstogen Laboratorium.
Een gebroken been zie je, dit niet. Mensen die het niet weten, denken soms dat ik loens, omdat de prothese niet helemaal meedraait. Ik praat er wel makkelijk over. Toen ik in mijn huidige baan begon, heb ik een berichtje op intranet gezet: ‘Als je denkt dat ik je negeer, dat is niet bewust. Ik zie rechts niets. Wil je meer weten, vraag er dan gerust naar.’ Het geeft meer begrip als mensen weten wat er met je is. Ik kan prima leven met één oog, maar het beperkt me ook. Zo denk ik altijd na over waar ik ga zitten, zeker in groepen. Ik heb het liefst zo min mogelijk mensen in mijn blinde hoek. En als ik drinken inschenk, raak ik eerst de rand van het kopje aan. Anders gooi ik alles ernaast. Langere stukken autorijden is vermoeiend, zeker als ik de weg niet ken. Daarom rijdt mijn man dan meestal. En ik maak graag wandelingen, maar omdat ik geen diepte zie, moet ik dan extra goed opletten. Als je afdaalt, zijn niet alle treden gelijk, liggen ze soms schuin of zijn er helemaal geen treden. Dat maakt het lastiger. Ik kan overigens ook heel hard om mezelf lachen. Als ik bijvoorbeeld ontzettend gefocust ben op etalages aan de linkerkant, waardoor ik frontaal op het paaltje aan mijn rechterkant bots. Ik heb mijn oog altijd in, ook ’s nachts. Als ik hem eruit haal is het alleen om hem om te spoelen en daarna gaat-ie meteen weer terug. Draag ik hem niet, dan zakt het ooglid in en dat voelt niet fijn. Nu ik ouder word voel ik hem wel meer zitten, zeker als ik moe ben. Omdat de afvoer niet helemaal goed werkt, zit er soms slijm achter mijn oog. Dat geeft last met knipperen. En soms speelt het weefsel achter mijn kunstoog op, dan is het rood en geïrriteerd. Oogdruppels kalmeren de boel dan.
Van de verzekering mag ik iedere drie jaar een nieuw oog, maar meestal doe ik er langer mee. De kunsthars is poreus. Je kan het laten polijsten, maar op een gegeven moment is het materiaal op. Ook moet de vorm soms aangepast worden, of matcht de kleur niet meer helemaal met mijn andere oog. Mijn oude protheses bewaar ik. Zo gaat er altijd een reserve-oog mee op vakantie. Stel je voor dat ik mijn kunstoog per ongeluk kapot laat vallen. Ik moet er niet aan denken.”
Een andere versie van dit artikel verscheen eerder in Plus Magazine mei 2025. Abonnee worden van het blad? Dat doe je in een handomdraai.