Hoor jij minder? Dit is de reden waarom!

Slechthorendheid: oorzaken, vormen en consequenties

Getty Images

Als je slechthorend bent, hoor je niet zo goed. Dat klinkt logisch. Maar wist je dat er verschillende vormen van gehoorverlies zijn? En meerdere oorzaken?

Ongeveer één op de tien Nederlanders heeft te maken met een verminderd hoorvermogen.  Dit ontstaat vaak geleidelijk en bijna ongemerkt. Vaak zijn het familieleden of collega’s die er iets van zeggen, omdat ze hun woorden vaak moeten herhalen of omdat de tv of radio wel erg hard staat. Slechthorendheid kan verschillende oorzaken hebben.

Verworven slechthorendheid

Zo kun je slechter gaan horen door lawaai en zelfs door bepaalde medicijnen, roken of drinken. De meeste mensen krijgen op den duur echter last van ouderdomsslechthorendheid, ook wel presbyacusis genoemd. Het hoorvermogen gaat hierbij langzaam maar zeker achteruit door een combinatie van natuurlijke achteruitgang van het gehoor en door blootstelling aan harde geluiden en andere dingen die in de loop van een mensenleven het gehoor beschadigen. Al bovenstaande vormen worden ook wel verworven slechthorendheid genoemd.

Aangeboren slechthorendheid

Naast verworven slechthorendheid kennen we ook aangeboren slechthorendheid. Naar schatting is ongeveer 1 op de 1000 baby’s slechthorend of doof. Soms komt dit door een groeistoornis van de gehoorgang, maar het kan bijvoorbeeld ook veroorzaakt worden door zuurstoftekort bij de geboorte.

Erfelijke slechthorendheid

Bij aangeboren slechthorendheid kan ook erfelijkheid een rol spelen. Dat zit dan in je genen. Sterker nog: iemand kan zelfs een erfelijke vorm van slechthorendheid hebben zonder dat een van de ouders slechthorend is: een recessieve hoorstoornis. De stoornis doet zich dan pas voor als beide ouders drager zijn. Heeft een van de ouders een dominante vorm van slechthorendheid, dan heeft een kind 50 procent kans om het ook te krijgen. Erfelijke slechthorendheid speelt bijvoorbeeld een rol bij het syndroom van Maagdenberg en het syndroom van Pendred. Het hoeft overigens niet altijd als baby al zichtbaar te zijn; erfelijke slechthorendheid kan ook op latere leeftijd naar boven komen.

Wat de oorzaak ook is, de KNO-arts onderscheidt in principe maar twee soorten gehoorverlies:

Geleidingshoorverlies (conductief gehoorverlies)

Geleidingsgehoorverlies wordt ook wel conductief gehoorverlies genoemd. We spreken hiervan wanneer geluiden niet goed aan het slakkenhuis in het oor worden doorgegeven door afwijkingen in het uitwendige oor of het middenoor. Dit komt bijvoorbeeld door te veel oorsmeer in de gehoorgang, een gaatje in het trommelvlies of een middenoorontsteking met ophoping van slijm en pus. Ook een defect aan de gehoorbeentjes - denk aan een onderbreking of otosclerose - kan geleidingshoorverlies veroorzaken. Alle geluiden klinken hierdoor zachter.

Zenuwgehoorverlies (perceptief gehoorverlies)

Bij afwijkingen in het slakkenhuis of aan de gehoorzenuw wordt gesproken over zenuwgehoorverlies. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door ouderdom (ouderdomsgehoorverlies), door een doorbloedingsstoornis, een infectie of een aandoening aan de gehoorzenuw (door hersenvliesontsteking of een brughoektumor) of de hersenen. Het wordt ook wel perceptief gehoorverlies, binnenoorverlies of zintuigverlies genoemd. De geluiden klinken dan niet alleen zachter, maar kunnen ook een beetje vervormd worden, waardoor ze soms niet normaal klinken. Harde geluiden kunnen pijnlijk of onaangenaam zijn voor het oor (hyperacusis).

Bij een combinatie van geleidingshoorverlies en zenuwgehoorverlies spreken we van gemengd gehoorverlies.

Piepjestest

Hoe ernstig je gehoorverlies is, wordt gemeten met een hoortest. Over het algemeen wordt daarvoor eerst een zogenoemde piepjestest gebruikt. Hierbij worden via een koptelefoon aan beide oren piepjes aangeboden op verschillende frequenties. Daarmee kan worden gemeten wat je gehoordrempel is (hoe hard een geluid moet worden gemaakt om nog net hoorbaar te zijn). Voor normaalhorenden ligt die hoordrempel op 0 decibel (dB). Om voor een vergoeding voor een gehoortoestel in aanmerking te komen, moet je gehoorverlies tenminste 35 dB zijn.

De verschillende vormen van slechthorendheid

 

  • Licht gehoorverlies (16 – 40 dB)
    Je hebt moeite met het horen en verstaan van zachte spraak en gefluister. Ook wanneer er sprake is van geluid op een grotere afstand of bij geroezemoes in de omgeving hoor je slechter.
  • Matig gehoorverlies (41 – 55 dB)
    Je hebt moeite met het horen en verstaan van spraak op een normaal geluidsniveau. Je verstaat mensen op korte afstand slechter en ook gesprekken in een rustige omgeving leveren problemen op, net zoals telefoneren.
  • Ernstig gehoorverlies (50 – 70 dB)
    Je hebt moeite met het verstaan van spraak, ook wanneer er heel luid gesproken wordt. Ook hoor je waarschuwingssignalen zoals sirenes van een politie- of ziekenwagen niet goed. Telefoneren is zeer lastig.
  • Zeer ernstig gehoorverlies (71 – 90 dB)
    Je hebt grote problemen om spraak te verstaan. Het lukt nog enigszins, maar daarbij moet je wel de mond van iemand zien, zodat je erbij kunt liplezen. Je hoort harde geluiden om je heen, zoals een vrachtwagen of een boormachine niet. Telefoneren kan niet meer.
  • Doofheid (90 – 120 dB)
    Je hoort de meeste omgevingsgeluiden niet meer en hebt onvoldoende aan spraak alleen om iets te verstaan.
  • Totale doofheid (>120 dB)
    Je bent helemaal doof en 'hoort' alleen nog hele harde geluiden en trillingen.

De eerste stap bij slechter horen

Vaak moeten mensen een drempel over om iets aan hun slechthorendheid te doen. Dat is niet verstandig, want slechter horen kan negatieve consequenties hebben op sociaal en lichamelijk vlak. Sociaal omdat mensen geneigd zijn zich terug te trekken omdat ze door hun hardhorendheid het gevoel hebben niet meer mee te tellen. De eenzaamheid die daar vaak op volgt kan allerlei lichamelijke problemen veroorzaken en zelfs depressief maken. Bovendien wordt je gehoor alleen maar slechter als je geen stappen zet.  

De eerste stap bij slechter horen is dan ook die naar een gediplomeerde audicien voor een uitgebreide hoortest. Hij of zij kan dan met je bespreken voor welke gehooroplossing je in aanmerking komt. Een hoortoestel lijkt vervelend, maar slechthorenden die er eentje dragen geven aan dat zij zich beter voelen en ook betere relaties hebben met familie en vrienden. Daarnaast gaat het mentaal beter en voelen zij zich onafhankelijker en zekerder.

 

 

Auteur