De tarieven voor warmte zijn in de toekomst niet meer afhankelijk van de gasprijs. Huishoudens gaan de werkelijke kosten betalen. Ook wordt elk warmtenet voor meer dan de helft publiek bezit, doordat de gemeente of provincie (mede)eigenaar is.
Dat wordt geregeld in de Wet collectieve warmte (Wcw) die de Eerste Kamer begin december heeft aangenomen. De Wcw treedt op 1 januari 2026 in werking en vervangt de Warmtewet. Dit zal in fases gebeuren, omdat nog niet alles uitgewerkt is.
De Wcw is belangrijk omdat steeds meer buurten en wijken van het gas afgaan en worden aangesloten op een warmtenet. In de Wcw wordt geregeld dat gemeenten buurten en wijken mogen aanwijzen waar de gemeente wil dat er een warmtenet wordt aangelegd. Bewoners die zijn aangesloten op een warmtenet, ook wel stadsverwarming genoemd, kunnen hun warmteleverancier niet kiezen. Het warmtebedrijf heeft een monopoliepositie Om misbruik van dat monopolie te verhinderen, komen alle warmtebedrijven in publieke handen. Vaak zullen gemeenten voor meer dan de helft eigenaar worden van het warmtebedrijf. Via de gemeenteraad hebben inwoners dan invloed op het warmtebedrijf.
Echte prijs
Op dit moment is de prijs voor warmte gekoppeld aan de gasprijs. Gaat de gasprijs omhoog, dan stijgen ook de kosten voor warmte. De overheid verhoogt elk jaar de gasprijs om mensen te stimuleren minder gas te gebruiken en te kiezen voor duurzame energie, zoals warmte of een warmtepomp. Door die koppeling wordt warmte ook steeds duurder. Dat is niet de bedoeling.
Met de komst van de nieuwe wet bepalen de gemaakte kosten de prijs van de warmte. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) blijft de maximale tarieven vaststellen.