De werking van het geheugen

Het begin van herinneringen

"Waar had ik mijn sleutel voor het laatst?" Honderd dagen van uw leven besteedt u aan zoeken. Naar bril, portemonnee of sleutels. U probeert te herinneren waar u het voor het laatst zag. Waarom heeft u dat niet onthouden? Om dat te begrijpen, moet u eerst iets van het geheugen weten.

Uw geheugen is meer dan een kaartenbak met informatie. U slaat niet alleen feiten op, maar al uw zintuigen leggen herinneringen vast. Hoe iets ruikt, smaakt, voelt, klinkt. Al die indrukken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vandaar dat er een heleboel herinneringen in uw opkomen als uw plots weer de zeep ruikt die je oma altijd gebruikte. En ongetwijfeld weet u dan ook weer hoe u zich voelde als u bij uw grootouders speelde.

Grootmoedercel
Om te snappen hoe informatie opgeslagen wordt, moet u een beetje weten hoe het brein in elkaar steekt. In de hersenen zitten miljarden zenuwcellen (neuronen), die met ontelbare verbindingen met elkaar kunnen communiceren. Vroeger werd er gedacht dat elke herinnering in een aparte zenuwcel zit. Er zou zoiets bestaan als een 'Grootmoedercel'. In deze neuron zou de herinnering aan uw oma zitten. Als deze cel dood zou gaan, zou u dus ook uw oma niet kunnen herinneren.


Zo simpel is het echter niet. Een herinnering zit op veel verschillende plaatsen in de hersenen. U onthoudt dingen doordat u hersenen nieuwe verbindingen leggen tussen neuronen. Als u zich iets probeert te herinneren moet u dus ook een heel netwerk van neuronen aanspreken en niet een enkele cel.

[PAGEBREAK]

Lange en korte termijn
Hoe werkt dat dan precies, het onthouden van informatie? Dat gebeurt in drie stappen. U moet zich voorstellen dat u via uw omgeving allerlei sensorische informatie binnenkrijgt. Via uw zintuigen komen die prikkels binnen. Geuren, stemmen, beelden, maar ook indrukken vanuit uw lichaam zoals gevoelens. Kortom een chaotische wirwar aan prikkels.

  1. Uw sensorisch geheugen slaat al die indrukken heel even op. Maar dan wel voor maar drie tot vijf seconden. U begrijpt dat het sensorische geheugen een grote capaciteit heeft.
  2. Al deze informatie kunt u niet onthouden. U richt uw aandacht alleen op hetgene wat u belangrijk vindt. U probeert bijvoorbeeld een telefoonnummer te onthouden dat u intoetst op je telefoon. Deze getallen komen in uw kortetermijngeheugen (werkgeheugen). Gemiddeld kunt u zeven dingen tegelijkertijd actief houden in uw werkgeheugen. Zo kunt u net lang genoeg het telefoonnummer onthouden om het te draaien. Maar meteen erna weet u het nummer al niet meer. Laat staan de volgende dag. Dit stukje geheugen gebruikt u ook als je een ingewikkelde rekensom uit uw hoofd probeert te doen. Hiermee onthoudt u de tussenuitkomsten die u net hebt uitgerekend. Als u iets hebt onthouden in uw kortetermijngeheugen komt het nog niet persé in uw langetermijngeheugen terecht.
  3. Om informatie op te slaan in het langetermijngeheugen (referentiegeheugen) moet u er vaak wat meer aandacht aan besteden. Soms is het nodig om informatie vaker te herhalen of om het in verband te brengen met andere dingen die u al weet. Een pincode is makkelijker te onthouden als het uw geboortedatum is. En uw geboortedatum weet je al. Hierdoor komt het makkelijker in het langetermijngeheugen terecht. In dit geheugen slaat u feiten en gebeurtenissen op (declaratief geheugen), maar ook hoe u iets moet doen (procedureel geheugen).

Onbewust onthouden
Informatie in uw geheugen heeft u lang niet allemaal bewust opgeslagen. We hebben een heleboel onthouden zonder het te weten. Dit noemen we het impliciete geheugen. Zo denken we dat we advertenties en reclames niet meer zien. We besteden er geen bewuste aandacht aan en kunnen niet eens herinneren welke reclames op televisie zijn geweest. Maar toch kopen we over het algemeen vaker het product dat onlangs gepromoot is geweest.

Bron 
  • The brain from top to bottom