Langer thuis wonen? Prima, maar dan wel op mijn manier!

Camping chalet zomer vakantiehuis
Getty Images

Zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen: dat is het streven. Maar hoe dan? Deze Pluslezers kozen voor een manier van wonen die hen blij maakt en waar ze veilig en gelukkig oud kunnen worden.

Op Plusonline.nl bieden we iedereen de kans gratis kennis te maken met Plus Magazine. Hét maandblad bomvol informatie en inspiratie. Maar deze artikelen, dossiers en columns maken kost veel tijd en geld. Wilt u meer? Overweeg dan ook een abonnement op Plus Magazine.

Thuis wonen, tenzij…

Sinds vorig jaar is er een nieuwe visie van de overheid op de ouderenzorg. Een ­belangrijk uitgangspunt is: thuis wonen, tenzij dat echt niet meer kan. Wie dacht ooit nog veilig in een verzorgingshuis te genieten van een welverdiende oude dag, komt bedrogen uit. Thuis wonen betekent in de ogen van verantwoordelijk demissionair minister Conny Helder niet dat je dan ook in je eigen huis moet blijven wonen. Doorstroming op de ­woningmarkt is belangrijk. Zo komt er een subsidieregeling om woningen te bouwen, waar ouderen en jongeren ­samenwonen. En speciaal voor ouderen moeten er nultredenwoningen (zonder trappen en drempels) worden gebouwd en geclusterde woningen, waarin ouderen­ samenwonen (zoals een hofje). Daarnaast moeten er zo’n 40.000 woningen­ komen die geschikt zijn om zwaardere zorg te leveren: met een aange­paste­ badkamer, brede deuren, ­ingebouwde sensoren en noem maar op.

Veel ouderen willen graag de regie over hun eigen leven houden en zo laat ­mogelijk hun zelfstandigheid inleveren. Zij zitten niet te wachten op een kamer in een verpleeghuis. Gevreesd wordt wel dat ouderen door het langer thuis wonen­ vaker acuut naar het ziekenhuis moeten. En dat ze daar vervolgens langer­ liggen, omdat ze niet alleen naar huis kunnen. Uit een recent onderzoek in The Lancet Healthy Longevity blijkt echter­ dat langer thuis wonen op termijn niet tot méér ziekenhuisbezetting leidt. Maar het laatste woord is hierover nog niet gesproken. Wordt vervolgd.

Michiel Osinga (83) en zijn vrouw Hilda ­vergroten hun veiligheid en zelfstandigheid met behulp van elektronische hulpmiddelen.

“Mijn vrouw en ik hebben nog geen zorg nodig,­ maar we hebben ons er wel gedeeltelijk op voorbereid. We zijn gebruik gaan maken van domotica, oftewel: automatisering van het huis om het woongemak en de veiligheid te verhogen.­ Zo gaan onze gordijnen in de woonkamer en de rolluiken automatisch open en dicht met zons­opkomst en -ondergang en gaat het licht ’s avonds automatisch aan. We kunnen dit ook met onze stem besturen, met een afstandsbediening en met een app. Als we onze zoon in Amerika willen bellen, doen we dat via Google Home op de computer.

Daarnaast gebruiken we een smartwatch. Die kan heel veel en is vooral handig als je valt en je je mobiele telefoon niet bij de hand hebt. De smartwatch belt een hulpdienst als je dat aangeeft. De deurcamera werkt samen met onze ­telefoon en we kunnen de thermostaat ­hoger of lager zetten als we zelf niet thuis zijn. Deze dingen helpen ons om zelfstandig te blijven. Dit soort ontwikkelingen zijn een verrijking. Helemaal als je er ooit alleen voor komt te staan.”

 

Perry Mulder (65) woont sinds twee jaar in een chalet op een camping. 

“Toen mijn vrouw en ik uit elkaar gingen, verkochten­ we ons huis. Je kunt met dat geld weer stenen kopen, maar liever wilde ik zoveel mogelijk geld bewaren voor mijn pensioen. Door een chalet op deze camping­ te kopen, is dat gelukt. Het leverde mij heel veel ­financiële armslag op én vrijheid. Ik heb voor de rest van mijn leven lage kosten. En een permanent vakantie­gevoel waar ik vrolijk van word.

Dit jaar is het terras helemaal afgebouwd. Vooral de avonden zijn heerlijk. De zon schijnt dan warm naar binnen en in de zomer kan ik op het terras eten. De chalet is modern en prima geïsoleerd. Alles­ is gelijkvloers, de auto staat naast de deur en ik woon midden in het bos. In de winter moet ik twee maanden­ weg, want ik mag hier niet permanent wonen. Vorig jaar heb ik twee maanden gereisd; dit jaar wil ik op één plek blijven, bijvoorbeeld in Zuid-Amerika. Maar ik kan ook een huisje vijf kilometer verderop huren hè. Ik kan hier de rest van mijn leven blijven wonen en dat geeft me rust.”

Mieke van der Linden (79) woont in een mantelzorgwoning in de tuin van haar voormalige huis, waar haar zoon nu woont met zijn gezin. 

“Sinds een paar jaar heb ik kanker. Fysiek ben ik nog niet beperkt, maar dat kan nog komen. ‘Zal ik het grote huis kopen?’, zei mijn zoon. Een verrassing, ik had niet gedacht dat hij en zijn gezin de stad wilden verlaten om in dit dorp te gaan wonen. Inmiddels woon ik in de tuin, in een kleine, duurzame woning. Ik geniet nu veel meer, merk ik. De twee kleinkinderen komen na school regelmatig bij me langs om te vertellen hoe hun dag was. En mocht er ’s nachts wat met me gebeuren, dan geeft het zo’n prettig gevoel om te weten dat mijn zoon en zijn vrouw dichtbij zijn.

‘Wat een pracht­idee’, zegt mijn omgeving. Fijn om er te kunnen zijn voor elkaar en te genieten van de warme ­levendigheid om me heen. Het is echt een win-winsituatie.”

Martha Snoeren (73) verruilde haar flatwoning met trappen voor een ­appartement met een lift.

“Al jaren heb ik last van mijn knieën, waardoor het in mijn vorige woning soms lastig kon zijn om mijn elektrische fiets via het trapje in de kelder te zetten. Ook moest ik met een trap naar de voordeur. Maar mijn knieën worden er niet beter op. En wat als ik ooit in een rolstoel zou belanden? Ik ben daarom op zoek gegaan naar een flat met een lift die tot in de fietsen­kelder komt. Het is ook fijn om de lift te nemen als je een tas met zware boodschappen hebt.

Verhuizen vond ik nu niet ingrijpend, maar dat is het ­natuurlijk wel als je op je 90ste nog je huis uit moet. Zelfstandig­ blijven wonen­ is echt mijn insteek. Om die reden heb ik een driekamerflat uitgezocht. Als ik ooit 24-uurszorg nodig zou hebben, dan kan er iemand bij me blijven slapen. Het is leuk wonen hier, dicht bij het centrum en met een tramhalte voor de deur. Kortom: ik ben een tevreden mens.”

Janet Vissers (63) verhuisde na ­dertig jaar in Amsterdam gewoond te hebben­ naar dorps­landgoed ’t Eemgoed in Flevoland.

“Ik was al langer op zoek naar een ­woonvorm met meer verbinding om me heen. Als je in Amsterdam woont, dan leef je daar best anoniem.

Op ­’t Eemgoed ­werken we met de ­bewoners aan projecten waar we samen­ invulling aan geven. We werken in de moestuin, ­leggen zonnepanelen aan en schilderen het gemeenschapshuis. Je woont hier als het ware in een community­-vorm, zodat je dus nooit van één goede buur afhankelijk bent, zoals in de stad wel het geval was.

De mensen hier zijn heel divers en van jong tot oud. Ik merk dat de verandering en het vele buitenzijn, de frisse lucht en het weidse landschap me mentaal en fysiek goed doen. Ik zit hier veel meer in de natuur en blijf door alle activiteiten­ levendig. Het is fijn om iets samen te ­creëren en om je niet meer opgejaagd te ­voelen door de snelheid van de stad.”

Truus de Booij (74) woont in een woongroep.

“Oh jee, nu ben ik alleen, dacht ik toen mijn jongste dochter het huis uitging. Ik werkte nog en de buren kwam ik zelden­ tegen. Maar ik wilde op mijn oude dag niet vereenzamen op de ­galerijflat, waar ik woonde. In een lokaal krantje las ik over de oprichting van een woongroep. Inmiddels woon ik er al heel lang met veel plezier. Ik heb een eigen appartement en er is een gezamenlijke ruimte, waar we twee keer per week koffie­drinken en op vrijdag­middag borrelen. Niets is verplicht, je bent altijd welkom.

De woongroep beschouw ik als mijn tweede familie. ‘Is het een commune?’, vragen mensen. Ze hebben er echt een verkeerde voorstelling van. We zijn uitdrukkelijk geen mantelzorgers van ­elkaar, maar als er iets is kunnen we altijd een beroep op elkaar doen. Ik heb nog geen dag spijt gehad van mijn ­beslissing om hier te gaan wonen. Ik ben alleenstaand, maar niet alleen.”

Door je woning aan te passen, kun je langer thuis blijven wonen. Deze tips helpen je op weg: www.plusonline.nl/langerwonen