Omdat het schuldgevoel onhoudbaar op me drukte, heb ik het mijn zoon verteld

Eva en ik zijn een kleine veertig jaar samen. Zij is elf jaar jonger dan ik, vroeger grapten we dat zij ooit mijn rolstoel zou duwen. We hielden er geen rekening mee dat het andersom zou gebeuren, en al zo vroeg...
Peter: ''Het begon zeven jaar geleden met vermoeidheid. Daarna volgden rare duizelingen. Toen Eva de diagnose MS kreeg, zaten we al zo lang in onzekerheid dat het zelfs een soort opluchting was. Al snel bleek dat de ziekte ondanks medicatie hard doorwoekerde.
Er is niet veel meer over van de levendige vrouw die ze ooit was. Ze heeft spasmes en is bij vrijwel alles afhankelijk van mij. Onze gelijkwaardige relatie bestaat niet meer, ik ben haar fulltime mantelzorger. Ik zou niet anders willen, maar zwaar is het wel. We krijgen zo nu en dan hulp van onze zoon, de buurvrouw en enkele van Eva’s vriendinnen. Eén van hen, Angela, was de enige die ook oprecht oog had voor mij. Die altijd vroeg of ik het wel redde en die ik mocht bellen als ik erdoorheen zat. We waren er beiden niet op uit en toch is er twee jaar geleden iets gegroeid tussen ons. De eerste kus voelde verschrikkelijk fout en tegelijkertijd zo goed. In haar armen kwamen mijn emoties los. Tranen om de mooie oude dag die Eva en mij niet gegund is, en om mijn eigen leven, dat volledig tot stilstand is gekomen.
Daar klaag ik niet over, want elke dag dat Eva er nog is, is kostbaar. En in een verzorgingstehuis, daar komt ze nooit, niet zolang ik leef. Toch zou ik het niet volhouden zonder mijn zogenaamde fietsdagen, de dagen dat ik bij Angela ben. Daar laad ik op, als een batterij die aan de stroom wordt gelegd. Genieten, praten, fysiek contact, léven. Natuurlijk zijn er momenten dat het schuldgevoel me aanvliegt. Iedere keer als Eva bij thuiskomst vraagt of ik lekker gefietst heb, zit er een kikker in mijn keel die ik maar moeilijk wegkrijg. Dat heeft vooral te maken met het liegen. Ik zie mezelf als een eerlijk iemand. Mijn brandschone fietskleding gehaast in de wasmachine stoppen, contrasteert daar totaal mee.
Omdat het schuldgevoel onhoudbaar op me drukte, heb ik het mijn zoon verteld. Die sloeg zijn armen om me heen en zei: ‘Mijn zegen heb je, pa.’ Dat betekende heel veel voor me. En Eva? Ik sluit niet uit dat ze iets vermoedt, ze kent me door en door. Maar ze zegt niets, ze vraagt niets, ik denk dat ze er liever haar ogen voor sluit. Ongetwijfeld zullen veel mensen me veroordelen om mijn keuzes. Maar zij staan niet in mijn schoenen. En deze balans, hoe imperfect ook, houdt ons allemaal overeind. Liefde kent vele gezichten. Ik geef niet minder om Eva nu ook Angela een deel van mijn hart heeft. Juist door Angela kan ik er zo voor Eva zijn.”