Waarom vinden we het een lekker en het ander vies?

Sommige dingen vind je heerlijk, van andere gruwel je, en dat komt niet door je smaakpapillen. In haar boek Lekker Vies legt Klaartje Scheepers uit hoe een eetvoorkeur ontstaat. "Als we peuters nu insecten gaan geven, is dat binnen één generatie normaal."
In het laatste seizoen van het tv-programma Wie is de Mol? krijgen de deelnemers een gefrituurde vogelspin voorgeschoteld, een populaire snack in Cambodja, het land waar ze op dat moment zijn. Zullen ze hem opeten? Klaartje Scheepers, schrijfster van Lekker vies, moet er niet aan dénken. Tegelijkertijd beseft ze dat de afschuw vooral tussen haar oren zit. “Waarom zou je walgen van een spin of een sprinkhaan, maar niet van een kreeft, krab of garnaal, die net zo geleedpotig is? Gefrituurde vogelspinnen worden in Cambodja gewoon op straat verkocht, met een suikerlaagje. Wij zouden ze net zo makkelijk eten als Cambodjanen als we ermee waren opgegroeid. Als we onze peuters vanaf nu insecten gaan voeren, is dat binnen één generatie normaal.”
Wel miso, geen mieren
In haar boek onderzoekt Scheepers het verhaal van onze smaak. Waarom vinden we het een lekker en het ander vies? Waarom zijn oesters tegenwoordig een exquis borrelhapje en was het vroeger armeluisvoedsel? Waar wordt dat door bepaald? Op wat voor manieren en met welke redenen kun je dingen vies vinden? Ze praat erover met eetwetenschappers en chef-koks, voelt foodfotografen en kookboekschrijvers aan de tand en graaft in haar eigen ‘eetgeheugen’. Zo was in haar jeugd het Schotse gekookte ei, ingepakt in gehakt, haar favoriet uit het Blue Band-kookboek. “Mijn moeder maakte het voor me op de laatste avond dat ik thuis woonde.” Ook gaat ze terug naar de tijd toen we kwark-taart met plakjes kiwi erop je van het vonden (inderdaad, de jaren tachtig) en naar de jaren dat je de blits maakte met elleboogjesmacaroni met ham en kaas (zo’n zeventig jaar geleden).
Ooit maakte je de blits met elleboogjesmacaroni met ham en kaas
Na het lezen van Lekker Vies is één ding duidelijk: smaak, oftewel datgene wat je zintuigen proeven, bepaalt maar voor een klein deel wat je vies of lekker vindt. Cultuur, traditie, praktische zaken en maatschappelijke en technologische ontwikkelingen spelen net zo’n grote rol. “Wat we vies vinden, zegt iets over ons”, legt ze uit. “Over wie wij zijn, nu, op dit moment. Het zegt iets over normen, waarden, onze geschiedenis, cultuur, identiteit, overtuigingen en ook iets over ons lijf. Dat maakt het zo interessant om ons grillige eetpatroon te bestuderen en te achterhalen waarom de ene exoot hier wel culinair asiel kreeg en de andere niet. Want hoe verklaar je dat miso, knoflook en shiitake praktisch zijn ingeburgerd, maar dat we gruwelen van gefrituurde sprinkhanen, schapenogen of levende mieren met een laagje honing? Daarachter gaan verhalen schuil die over veel meer gaan dan smaak.”
Duur eten smaakt beter
Een van de wonderlijkste redenen om iets lekker of vies te vinden, is het prijskaartje dat eraan hangt, ontdekte Scheepers tijdens haar research. Raar, maar waar: daar laten we onze smaak door beïnvloeden. “Als we het beste gerecht op de menukaart moeten aanwijzen, kiezen we dat waar je het meest voor moet betalen, zelfs als dat iets is waar we zelf niet van houden”, vertelt ze. “Je geniet zelfs meer van iets als je denkt dat het luxueus is, ontdekten neurologen in Californië toen ze smaaktests uitvoerden met zogenaamd dure en goedkope wijn. Zonder uitzondering vonden de deelnemers de dure het lekkerst. Dat was te zien op hersenscans. Bij dure wijn raakte het beloningssysteem beter doorbloed.”
In haar jeugd, nog niet gehinderd door dit soort kennis, genoot Scheepers met volle teugen als opa de hele familie mee uit eten nam bij een Van der Valk-vestiging langs de A2 bij Eindhoven. “Ik vond het er magisch. De zachte vloerbedekking, obers in zwart-wit, lange mannen met snorren en achterovergekamd haar. Het piep-kuiken dat werd geserveerd, de sorbet toe. Een tafel vol schaaltjes met bijgerechten, altijd zeven, inclusief appelmoes met een gekonfijte kers erop.” Dat haar deftigste tante, aangetrouwd, haar neus ervoor ophaalde, snapte ze destijds niet. Nu wel, al heeft ze nog steeds moeite met culinair snobisme.
Makkelijke eter
Onze blik bepaalt voor een groot deel wat we lekker, interessant of allebei vinden, en die wordt beïnvloed door de tijd, trends en cultuur. Zijn er etenswaren of gerechten waar Scheepers zelf met een grote boog omheen loopt? Ze denkt even na en zegt dan: “We zijn tegenwoordig steeds meer bezig met morele kwesties als het om eten gaat. We eten minder vlees, liever geen sperzieboontjes uit Kenia en ook geen avocado’s omdat er veel water nodig is om die te telen. Ik kan daar serieus over piekeren. Toch vind ik het moeilijk om er consequent in te zijn en geen sla in een zakje te kopen, of ingevlogen tomaten in de winter. Er zit een kloof tussen wat we vinden dat we moeten kopen en wat we in werkelijkheid aanschaffen. Maar verder? Ik sta open voor ongeveer alles. Ik ben in culinair opzicht niet in een verfijnde omgeving opgegroeid. Wij aten thuis eenvoudig en als kind was ik een makkelijke eter. Ik had lievelingseten, zuurkool, maar dacht er verder niet te veel over na. Niemand hoefde mij te vertellen dat ik mijn bord moest leegeten, dat deed ik sowieso. Behalve als we spaghetti met kool aten, of lever met kapucijners. Ik at gewoon omdat ik trek had.”
In haar boek betoogt ze dat dat verleden – je eetgeheugen – voor een groot deel bepaalt wat je vandaag de dag lekker vindt. Gevraagd naar wat er als eerste opduikt als ze dat luikje naar haar jeugd opent, zegt ze verlekkerd: “Stukjes brood dopen in een pan waarin het spek net uitgebakken was. Dat moest je op precies het goede moment doen, dan siste het nog. Als ik dát proef, zit ik weer aan de keukentafel in mijn ouderlijk huis. Of deeg maken van boter, bloem en suiker en dan rauw opeten. Dat deed ik als kind en het is nog steeds een guilty pleasure van mij. Ik vind het zó lekker!”
Eén koekje bij de koffie of thee
Geen seconde betreurt Scheepers haar met stamppot en agv’tjes (aardappels-groente-vlees) gevulde jeugd. “Ik denk dat ik daardoor een enorme nieuwsgierigheid heb ontwikkeld, alles wilde proeven en wilde leren over eten.” Haar ontdekkingstocht bracht haar via het hoofdredacteurschap van een culinair magazine naar koksopleidingen en restaurantkeukens om haar kennis te verdiepen. Ze mag zich inmiddels sake-sommelier noemen en dook voor een eerder boek al eens in de Nederlandse eetcultuur. Filosoferend over wat typisch Nederlands is, komen we via andijviestamppot en de boterham met kaas bij de éénkoekjescultuur. In haar boek schrijft ze hierover: “Wie een eerste blik op het koekje werpt, ziet een gezellige verwennerij die al eeuwenlang een knapperig onderdeel is van onze cultuurgeschiedenis. Nederlanders zijn koekenbakkers, meer dan taartenmakers. Nergens anders vind je zo veel verschillende soorten koekjes als hier.” Maar dat enkele koekje bij de koffie of thee spreekt boekdelen over Hollandse zuinigheid. “Het staat symbool voor benepenheid, een kleinburgerlijke omgang met gasten. Maat houden is een calvinistische erfenis die thuishoort in het rijtje spaarzegels, kamperen op de Veluwe, de rekening in een restaurant delen, de flessenlikker en de kaasschaaf.”
Culinaire trends
Of het nu gaat over dat ene koekje, de gewoonte van studenten om elke pauze dure bekers koffie te halen of voorbije eettrends als rijst met blikfruit of bloemkool met Boursin, de toon in Lekker Vies is mild. Scheepers wil niet bij de eetpolitie horen en moet lachen om lijstjes van wat ‘in’ is en wat ‘uit’. Wat nu achterhaald en uit de mode is, kan over een tijdje immers weer in zijn. “Lokaal en puur? Daar was je in de zeventiende-eeuwse Franse keuken al trendy mee. Een prei moest naar prei smaken, een kool naar kool – het kookboek Les délices de la campagne had het er in 1654 al over. De modieuze bistro van de jaren zeventig maakte vijftig jaar later zijn rentree als neo-bistro. Hennepzaad, spelt, açai, artisjok, amarant, het zijn allemaal gouwe ouwen die zich afwisselend terugtrekken en weer opduiken.”
Is er nog iets nieuws te ontdekken in een krimpende culinaire wereld waarin we via sociale media in ieders keuken mee kunnen kijken? Zijn we niet door alle culinaire trends heen, of er gewoon moe van? “Aan trends ontkomen we niet”, zegt Scheepers. “Ik merk het ook aan mijn eigen eetgedrag. Zelf denk ik nu dat ik heel origineel kimchi aan het ontdekken ben, maar dat is natuurlijk niet mijn eigen vondst, het is gewoon aan de hand. En ik liep vorige week in de supermarkt en zag gochujang in de schappen staan, zo’n hippe Koreaanse chilipasta. Grappig, denk ik dan, wat zou hierna komen? De Oezbeekse keuken? Die heeft vast ook een authentieke, zeer eigen chilipasta die misschien over vijf jaar massaal omarmd wordt.”
Grappig om die Koreaanse chilipasta gewoon in de supermarkt te zien staan
Soms liggen de verrassingen ook letterlijk onder je neus. “Sinds een maand of twee drink ik voor het eerst in mijn leven koffie”, vertelt ze. “Ik heb dat lang geleden weleens geprobeerd en ben er snel mee gestopt. Maar nu is een kop koffie ’s ochtends een vervangend ritueel voor het wakker maken van de kinderen. Die zijn alle drie uitgevlogen, dus ik zocht iets om de dag mee te beginnen. Zo simpel kan het zijn.”
Een andere versie van dit artikel verscheen eerder in Plus Gezond september 2025. Abonnee worden van het blad? Dat doe je in een handomdraai.
- Plus Gezond