Als een vertraging van een vlucht is ontstaan door een tekort aan bagagepersoneel, dan heeft een passagier geen recht op financiële vergoeding. De luchtvaartmaatschappij moet wel kunnen bewijzen dat zij niets aan de vertraging kon doen. Ook moet de maatschappij maatregelen nemen om de schade te verminderen.
Dat blijkt uit een uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Een vlucht van luchtvaartmaatschappij TAS van luchthaven Keulen-Bonn naar het Griekse eiland Kos loopt op 4 juli 2021 een vertraging op van vier uur. De oorzaak is personeelstekort op de Duitse luchthaven, waardoor er onvoldoende medewerkers zijn om bagage in het vliegtuig te laden. Een groep getroffen passagiers claimt via een claimbureau een vergoeding. De passagiers vinden dat TAS aansprakelijk is en dat zij recht hebben op financiële compensatie.
Bij vluchtvertraging moet een luchtvaartmaatschappij vergoeding betalen, tenzij er sprake is van 'uitzonderlijke omstandigheden', zoals bijvoorbeeld noodweer of een staking van de luchtverkeersleiding. De vraag is of een tekort aan bagagepersoneel een 'uitzonderlijke omstandigheid' is. De Duitse rechter heeft de vraag voorgelegd aan het Europese Hof.
Twee voorwaarden
Het Hof oordeelt dat het personeelstekort een 'uitzonderlijke omstandigheid' kan zijn. Het Hof noemde daarbij twee voorwaarden. In de eerste plaats moet de gebeurtenis die voor de vertraging zorgt, niet tot de normale activiteiten van de luchtvaartmaatschappij behoren. In de tweede plaats moet de maatschappij geen controle hebben over die gebeurtenis. De Duitse rechter heeft beoordeeld of die twee voorwaarden van toepassing zijn op de zak van TAS. Dat is in deze zaak niet geval, dus er is sprake van een 'uitzonderlijke omstandigheid en TAS hoeft geen compensatie te betalen.